Natascha van Weezel schreef boek over kleinkinderen Holocaustoverlevenden
Natascha van Weezel heeft de Tweede Wereldoorlog niet meegemaakt en toch is die voortdurend aanwezig: ze is een kleindochter van Holocaustoverlevenden en schreef daar een boek over. Op 4 mei spreekt ze op het Sierplein in Amsterdam-Slotervaart, waar twaalf jaar geleden Marokkaanse jongens voetbalden met de kransen die er tijdens de dodenherdenking waren gelegd.
Een steile trap, een deur, nog een steile trap. Op een bovenetage in de Amsterdamse Rivierenbuurt groeide Natascha van Weezel op. In vrijheid, maar zwaar belast met de erfenis van het verleden.
Ze wijst uit het raam, voor, achter: „Daar, daar, daar. Overal woonden hier Joden, en overal werden ze door de Duitsers weggehaald.” De meesten kwamen nooit meer terug. Weggevaagd door het naziregime.
Natascha’s oma praatte altijd over de Jodenvervolging. Opa nooit. Er waren veel lege plaatsen: oma’s broer en zus, andere familieleden, buren. Allemaal omgebracht. „Oma’s zus werd door een buurman verraden omdat hij daarvoor van de Duitsers 7,50 gulden kreeg.”
De overlevenden hadden zich moeten schuilhouden. Ze waren voor de rest van hun leven getraumatiseerd.
Joodse traditie
Natascha werd niet strikt Joods opgevoed. „Ik ging naar een openbare school. Mijn meeste vrienden waren niet-Joods. Toch had je voortdurend het gevoel anders dan anderen te zijn. Ik groeide op in een links-seculier gezin, maar volk en religie zijn nooit helemaal van elkaar los te maken. Met Kerst hadden we geen kerstboom; wel een kandelaar. Mijn grootouders konden Jiddisch spreken.”
Toen ze twaalf jaar was, werd ze bat mitswa (verantwoordelijk onder de Joodse wet). De familie hield Pesach –Pasen– en op de seideravond –herdenking van de uittocht uit Egypte– at ze matses (ongerezen broodjes). „En als ik ooit trouw, doe ik dat in de synagoge. Veel niet-religieuze Joden houden de religieuze tradities in ere en dat heeft alles met de Tweede Wereldoorlog te maken: wat niet mocht bestaan, willen we een toekomst geven.”
Het verleden
De boekenkasten in de ouderlijke huiskamer reiken tot het plafond. Eén ervan is geheel gevuld met Holocaustliteratuur. Natascha’s vader nam haar mee naar alle mogelijke herdenkingen.
Ze hoorde de verhalen, steeds weer. „Opa vluchtte vanuit Berlijn naar Nederland, oma vanuit Wenen. Tijdens de bezetting zaten ze twee jaar ondergedoken. Twee jaar angst voor ontdekking. Soms wérden ze ook bijna ontdekt.”
Het verleden. „Je krijgt het met de paplepel ingegoten. Ik zei weleens: Nu is het genoeg. Maar oma kón niet anders dan erover praten.”
Anorexia
Natascha van Weezel was „heel ongelukkig” in haar kindertijd. „De verhalen gaven me zo veel onzekerheid, al heb ik het mijn ouders en grootouders nooit kwalijk genomen. Wat konden zij eraan doen?
Ik was een bang meisje. Ik durfde niet meer te fietsen, niet meer te zwemmen, en ook was er steeds de angst dat mijn ouders iets zou overkomen. Ik werd depressief en kampte met een schuldgevoel: ik ben er wel, maar als het in de oorlog net even anders was gelopen, was ik er niet geweest. Ook vroeg ik me vaak af waarom juist ons volk steeds het mikpunt is. Omdat het een redelijk geslaagde minderheid is, denk ik. Ik was onzeker, maar vond iets waarmee ik controle op mijn leven kon uitoefenen: ik at steeds minder, op het laatst bijna niets meer.”
Ze was anorexiapatiënte. Daarover ging haar eerste boek, ”Magere jaren”. De eetstoornis kostte haar bijna het leven. „Zeven, acht jaar duurde het. Opkrabbelen, en weer terugvallen. Ik moest leren dat het leven niet alleen maar eng is. Op mijn 21e ben ik genezen verklaard. Al zal ik waarschijnlijk nooit volledig ontspannen met voedsel kunnen omgaan.”
De pijn van Auschwitz
Zestien was ze toen ze deelnam aan een groepsreis naar Auschwitz. „Heel emotioneel. De pijn die ik op de achtergrond altijd had meegedragen, voelde ik daar in volle hevigheid.” Er volgden nog twee reizen naar het vroegere vernietigingskamp. „Ik wilde alles weten; ik wilde begrijpen wat er is gebeurd.”
Ze ging in 2008 naar de filmacademie. „Bij elke vrije opdracht kwam ik bij de Tweede Wereldoorlog uit, ook al zeiden studiegenoten: Zou je niet eens wat vrolijkers doen?”
De vraag hoe het verleden haar leven en dat van haar generatiegenoten stempelt, houdt Van Weezel al jaren bezig. „Waarom wil vrijwel ieder kleinkind van Holocaustoverlevenden de verhalen van vroeger tot in de kleinste details –hoe gruwelijk ook– leren kennen? Ik ontmoette Joden vooral op feestjes, niet de goede omgeving om vragen over de Holocaust te stellen.” Dat durfde ze pas toen ze er een documentaire over ging maken: ”Elke dag 4 mei”.
Derde generatie
Dit jaar verscheen haar tweede boek, ”De derde generatie.” Niemand uit die generatie ontkomt aan de invloed van de oorlog. „Velen zijn erg beschermd opgevoed, in het besef dat er overal gevaar kan zijn. Hier, in deze wijk, dit werelddeel is dat vreselijke gebeurd; er is een gat in onze gemeenschap geslagen. Wie kan ik vertrouwen? Zou ik zeventig jaar geleden ook vermoord zijn of zouden mensen me hebben geholpen?
Een deel van de derde generatie zal zich niet bij een Joodse instelling inschrijven, uit veiligheidsoverwegingen. Ongegronde angst, onbewust overgedragen. Onze ouders konden ons niet loslaten. Het feit dat ik enig kind was, heeft dat in mijn geval nog versterkt.
De kinderen uit de derde generatie praten overigens gemakkelijker met hun grootouders dan met hun ouders, die in een getraumatiseerd gezin zijn opgevoed. De tweede generatie heeft vaak de puberteit overgeslagen: ze hoorden zo veel narigheid, dan konden ze de eerste generatie toch niet met hun probleempjes opzadelen?”
Trots
Van Weezel sprak met tal van Joodse leeftijdsgenoten in Nederland, Amerika en Israël en verweefde die gesprekken met een openhartige beschrijving van haar eigen leven en haar familiegeschiedenis.
De situatie verschilt sterk per land, constateert de 28-jarige freelancejournaliste. „In Nederland kostte het me vaak moeite mensen aan het praten te krijgen. Toen ik naar de Verenigde Staten wilde en een oproep op Facebook plaatste, had ik binnen een uur twintig uitnodigingen binnen. De Joden in Amerika zijn trots op hun identiteit. De derde generatie is actief in de ”3G-movement”. De Joodse sfeer in bepaalde gedeelten van New York was geweldig fascinerend.”
Ook in Israël was het gemakkelijk mensen te spreken te krijgen. „De derde generatie daar zei individueel nergens last van te hebben. De Holocaust is daar iets collectiefs, en slechts het begin van de oorlogen die daarna nog gevolgd zijn.”
Het maken van een film en een boek was voor Natascha van Weezel een vorm van verwerking. „Ik denk elke dag wel aan de oorlog, maar ik kan er hierdoor toch wat meer afstand van nemen. Ik heb niet meer de behoefte alles erover te lezen wat ik te pakken kan krijgen.”
Hoe gaat het straks met de vierde generatie? „Ik hoop dat ze de verhalen willen horen zonder dat ze zelf de angst doorleven. Het zou prettig zijn als ze minder belast zijn dan wij.”
Doorvertellen
Maandag herdenkt Nederland degenen die van het leven zijn beroofd. Tijdens Open Joodse Huizen wordt er in de vroegere woningen van slachtoffers over de Holocaust verteld. „In het huis van mijn vermoorde oudoom lees ik voor uit mijn boek, en tijdens de dodenherdenking op het Sierplein spreek ik erover. Nu de overlevenden wegvallen, moeten hun kleinkinderen het verhaal doorgeven. Scholen moeten erover blijven vertellen. Als zoiets ontzagwekkends in de vergetelheid raakt, kan het opnieuw gebeuren.”
Dinsdag barsten de bevrijdingsfestivals los. „Je vraagt je af wat ze met de Tweede Wereldoorlog te maken hebben, maar dat hebben ze toch wel: de gedachte dat die dag in vrijheid mag worden doorgebracht.”
Met een Palestijn
De vrees voor nieuw antisemitisme moet niet worden overtrokken, vindt de Joodse schrijfster. „Ik ben ook weleens uitgescholden en in mijn gezicht geslagen. De davidsster aan mijn halsketting roept soms reacties op. Je voelt je anders dan de meeste Nederlanders en dat bén je ook. Dan denk ik: Waarom doe je dat; wat heb ik je aangedaan? Het doet pijn. Per saldo heb ik echter zelden met antisemitisme te maken.”
Van Weezel bereidt een volgend project voor: samen met een Palestijnse jongeman wil ze een boek en een documentaire maken in het Midden-Oosten. „Het idee ontstond afgelopen zomer, tijdens het Gazaconflict. We gaan er met elkaars families praten. Joden en Palestijnen praten doorgaans helemaal niet met de andere groep.
Die Palestijnse vriend en ik zijn het vaak niet met elkaar eens. Hij vindt dat Israël een bezettende macht is. Ik ben kritisch over het Israëlische beleid, maar word boos als iemand het bestaansrecht van het land betwist. Wij zijn het Midden-Oostenconflict in een notendop. Maar we zijn in elk geval in gesprek.”
Boekgegevens
”De derde generatie. Kleinkinderen van de Holocaust”, Natascha van Weezel; uitg. Balans, Amsterdam, 2015; ISBN 978 94 600 3746 7; 288 blz.; € 18,95.