Wekelijks een blik op de kerkelijke bladen, aangevuld met citaten uit de kerkelijke wereld.
Daniël
„Ook predikanten krijgen in hun pastoraat te maken met genderverwarring. (…) Een klein aantal mensen heeft te maken met genderdysforie. Dit betekent dat hun innerlijke gevoelens niet overeenkomen met het lichaam dat ze hebben. In een jongenslichaam voelen ze zich dan helemaal meisje of andersom. Dit veroorzaakt meestal een langdurige strijd. (…)
In het pastoraat heb ik er enkele keren mee te maken gehad. Een vreselijke strijd werd gevoerd tegen deze niet geaccepteerde gevoelens. Met een groeiende afkeer van hun eigen lichaam, worstelden ze voor Gods aangezicht. En wanneer de Heere op hun bidden en smeken deze gevoelens niet wegnam, volgden er grote twijfels over de vraag of God wel bestaat. „Als de Heere dan niet wil dat ik me zo voel, waarom neemt Hij deze gevoelens dan niet weg?” Wil je alsjeblieft niet gering denken over de worsteling van deze jongeren en ouderen?
Een van deze jongeren kwam op een dag naar me toe” omdat ik de Nashville verklaring had ondertekend. Dat stuitte op veel onbegrip vanwege de harde en veroordelende toon van deze verklaring. Ze vroeg: „Wat is belangrijker, hoe ik me innerlijk voel of hoe ik uiterlijk ben. Mijn ziel is toch ook belangrijker dan mijn lichaam?” Vervolgens zei ze tegen me: „Wilt u eens bedenken hoe het voor u zou zijn als u door uw omgeving, gezin, kerk, maatschappij, gedwongen zou worden om voortaan in een jurk te lopen en u als vrouw te gedragen? Dat is mijn worsteling, alle mensen om mij heen dwingen mij om iemand te zijn die ik niet ben. Het is dagelijks een benauwende jas die ik niet uit mag doen. Ik stik erin. Denkt u dat God wil dat ik zo lijd? Ik haat mijn lichaam, en daarom snijd ik me. Ik wil er niet meer zijn. Ik ga liever dood.”
De tranen brandden achter mijn ogen. Ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Vele antwoorden zouden goedkoop zijn. Na een lange stilte pakte ik mijn Bijbeltje en las 2 Korinthe 12, het gedeelte waar Paulus spreekt van een engel des satans die hem met vuisten slaat. Waar hij tot drie keer toe de Heere gebeden heeft om die weg te nemen. Maar de Heere deed het niet. Het was beter voor hem dat die vuisten hem elke keer opnieuw zouden slaan. Zo zou hij van genade moeten leven. En hij mocht ook van die genade leven en in die genade sterven. Zo was het kruis dat de Heere hem oplegde een middel om hem blijvend aan zijn Zaligmaker te verbinden: aan Jezus Christus en Dien gekruist. De Heere kan ervoor zorgen dat verdrietige gevolgen van de zonde jou brengen bij de oorzaak van al deze nood: de zonde zelf. Wanneer je door Gods Geest wederom geboren wordt, zullen je zonden tot schuld worden, ook je zondige neigingen.”
Een interview met ds. M. Joosse over ”Genderverdriet”, in Daniël, uitgave van Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten.