Is het Bijbels om de herbouw van de tempel te verwachten?
Naar aanleiding van de 75e verjaardag van de staat Israël schreef dr. C.P. de Boer het artikel ”De tempel komt” (RD 22-4). De kernboodschap hiervan was: de oudtestamentische trits stad, volk en land wordt in het Nieuwe Testament niet opgegeven. Bij deze trits voegt De Boer een vierde element: de tempel. Voor veel joden en christenen is het, aldus De Boer, niet de vraag óf maar wannéér de tempel herbouwd wordt. Getuige de kop boven het artikel is De Boer een van hen.
Deze stellige uitspraak roept verbazing en tegenspraak op. De eeuwen door hebben christenen benadrukt dat de tempel en zijn offerdienst voorgoed verleden tijd zijn. De dienst van de verzoening vond zijn vervulling in het grote offer van de Heere Jezus op Goede Vrijdag. Weliswaar gingen de apostelen nadien nog naar de tempel, maar deze was geen plaats van verzoening meer. De Hebreeënbrief maakt dat duidelijk.
Toen christenen zich (terecht!) gingen bezinnen op de vraag naar de betekenis van Israël voor Gods koninkrijk, wezen de allermeesten de herbouw van de tempel van de hand. Maar kunnen er dan geen offers gebracht worden als gedachtenis, ongeveer zoals wij Christus’ offer bij het heilig avondmaal gedenken? Veel christenen die geloven in het duizendjarig rijk (dat breekt volgens hen aan voor of na de (eerste) wederkomst van Christus) zien de tempel uit Ezechiël 40-48 als een blauwdruk van dit toekomstige heiligdom. Deze tekst geeft echter geen enkele aanleiding om te denken aan gedachtenisoffers. Alle offers die daar gebracht worden, zijn bedoeld om verzoening te bewerken en niet om die te gedenken (zie bijvoorbeeld Ezechiël 43:19-27). De toonzetting van het visioen is volstrekt oudtestamentisch.
Beloften uit het Oude Testament krijgen soms in het Nieuwe Testament een andere vorm. De bekende nieuwtestamenticus G.K. Beale gebruikt het voorbeeld van een Amerikaanse vader die zijn zoons bij hun trouwen een koetsje (buggy) beloofde. Bij de eersten vervulde hij die belofte letterlijk. Toen echter de laatste trouwde, gaf hij hem een T-Ford. De auto nam namelijk in die tijd de plaats van de buggy over. Daarmee vervulde hij niet naar de letter, maar wel naar de geest zijn belofte: het geven van een passend voertuig!
Zo kan het ook zijn met de vervulling van Gods belofte. Naar de vorm verandert de eredienst (tempel niet meer nodig) maar naar de inhoud blijft Gods belofte overeind: Christus zorgt voor verzoening en bidt (ook nu!) voor Zijn gemeente. Zondaren mogen bij God thuiskomen en hun hart ophalen! Wij mogen geestelijke offers brengen (1 Petrus 2:5).
Deze verandering in vorm geldt niet slechts de tempel. De Boer gebruikt de trits stad, volk, land. We kunnen vanuit het Oude Testament beter spreken van een vijftal: stad, volk, land, tempel en koning. Het koningschap is onverbrekelijk verbonden met Gods verbond. Wij geloven dat Christus de grote Koning is. Na Hem hoeven we geen koning uit David meer te verwachten. De kern van het koningschap is gebleven, maar de vorm en inkleding ervan zijn veranderd.
Gods beloften boden en bieden Israël machtige perspectieven, maar dat betekent niet dat ze altijd letterlijk opgevat moeten worden. Ook gezaghebbende Joodse uitleggers als Maimonides (1138-1204) waren daarvan overtuigd.
Dat God voor Israël een toekomst in petto heeft, staat Bijbels gezien buiten kijf. Op Gods tijd en manier zal „gans Israël” zalig worden (Romeinen 11:26). Wanneer en hoe dat zal gebeuren, is aan God. De beelden over de stad en het land die de verschillende oudtestamentische profetieën geven, verschillen soms van elkaar. De beschreven stad in Ezechiël 48 is bijvoorbeeld anders dan het Jeruzalem in Zacharia 14. Als letterlijke beschrijvingen sluiten ze elkaar uit, maar als beelden vullen ze elkaar aan. Elke tekst biedt een eigen perspectief. God is getrouw, maar ook vrij in de manier waarop Hij Zijn belofte vervult.
De auteur is predikant van de hervormde gemeente Dordrecht (Augustijnenkerk) en deeltijds universitair docent Oude Testament aan de ETF in Leuven. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.