Een dorst naar vrede in onrustige tijden kan niet gestild worden met de dingen van de Schepper, maar alleen met de Schepper van de dingen.
Er ligt in onze samenleving veel druk op mensen, vooral jonge mensen. Denk aan de spanning om in alle rollen perfect te zijn, om te voldoen aan verwachtingen, om competitief te zijn. Je draagt verantwoordelijkheid voor het ontwerpen van je leven en je bent bang dat je dat niet gaat redden.
De eisen van de tijd zijn vooral verbórgen eisen: ik ben geliefd –of word afgeschreven– om wat ik presteer of om hoe ik me presenteer. Niemand zegt het hardop, maar talloze (jonge) mensen gaan eronder gebukt. De helft van de Nederlandse studenten heeft regelmatig last van angst- en somberheidsklachten (onderzoek Jolien Doopmeijer, 2021).
Niet om wat ik ben
In een genadeloze tijd moeten we Gods genade opnieuw leren spellen: „Niet om wat ik ben, maar om wat U hebt gedaan. Niet om wat ik deed, maar om wie U bent”, zingt Casting Crowns in ”Who Am I”. Met de woorden van Luther: „God bemint niet wat waard is om bemind te worden, maar Hij schept wat waard is om bemind te worden.”
Jezus zag dat de mensen vermoeid en belast waren en riep hen om bij Hem rust te vinden. Waar zal onze ziel anders rust vinden? De rust bij Christus kan trouwens grote onrust meebrengen: als Hij ons laat inzien wat ertoe doet in het leven en ons in verzet brengt tegen de tirannie van een veeleisende wereld en van een veeleisend zelf.
Wijsheid nodig
In een recent interview met de NRC pleit de Amsterdamse pastor Arjan Broers voor een wijsheidscultuur in plaats van een kenniseconomie. Hij stoft oude woorden uit de rooms-katholieke biecht af: „Ego te absolvo, ik ontsla u van de last om het leven zin te moeten geven. Het heeft het al!” Wijsheid heb je nodig in de dilemma’s die je tegenkomt als boer of als docent, als verpleegkundige of als lid van een kerkenraad, als bedrijfsleider of als moeder in een gezin… Geraakt of misschien wel gevangen in groepsdruk, integriteitsvragen, loyaliteitskwesties en botsende overtuigingen.
De vrucht van die wijsheid moeten we niet onderschatten. Een goede kennis, universitair docent aan de TU in Delft, hield een tijd geleden een lezing voor een internationaal gezelschap. Hij voelde de emotionele druk om zich te onderscheiden. Hij begon ermee juist dat open in het midden te leggen – de ”peer pressure”, de verwachtingspatronen, de competitiedrang. Dat je daar soms niet van slaapt, dat je eronderdoor kunt gaan, dat je gezin eronder lijdt. Nooit eerder kreeg hij zoveel reacties: herkenning, verhalen over spanning, eenzaamheid en depressie.
Inzicht in het denkschema van deze wereld is nodig, willen we er niet gelijkvormig aan worden (Romeinen 12:2). Herken je bijvoorbeeld de symptomen van ziekmakende haast? Geïrriteerdheid, snel boos of gefrustreerd raken? Of rusteloosheid, wanneer je niet kunt ontspannen? Of werkverslaving, als je gewoon niet kunt stoppen? Of ontsnappingsgedrag, als je te moe bent om te doen wat leven geeft aan je ziel en je toevlucht zoekt bij een favoriete afleiding, te veel eten en drinken, sociale media of pornografie…?
Oude jas
Therapieën en cursussen om te onthaasten helpen ons niet. Ze werpen ons vooral terug op onszelf. En iedereen weet: „Een oog dat zichzelf blijft zien, functioneert niet goed.” We hebben de kracht van Christus nodig voor omkeer, voor een kalm verzet tegen de geest van de tijd. Maar eerlijk gezegd leert de ervaring dat we ons niet bekeren; de oude jas zit veel te goed. De coronacrisis bracht even verlangen naar omkeer. Maar spoedig gingen we op de oude voet verder. Wat is dan de wijsheid waarom we verlegen zijn en waarom we bidden (Jakobus 1:5)?
1. De genade van het vertragen. Wie haast heeft kan niet aandachtig zijn. Hij kan zich niet verwonderen. Aan zijn ziel ontbreekt wat de Duitse filosoof Hartmut Rosa ”resonantie” noemt, een vorm van diepe herkenning en van thuiskomen. Bij het zien van iets moois of iets adembenemends lééft een mens. Dat doen we dubbel en dwars als wij oog krijgen voor de schoonheid en de waarheid van Christus! Christus en haast gaan niet samen. Vergeet niet: de ziel is als een schuwe hinde die zich makkelijk laat opjagen. Die het dan uitschreeuwt: „Mijn ziel dorst naar U, God des levens!” Een dorst naar vrede in onrustige tijden, die niet gestild kan worden met de dingen van de Schepper, maar alleen met de Schepper van de dingen.
2. Het gebod om te stoppen. Op de rustdag kan het chaotische leven even tot stilstand komen, en daarmee de dagelijkse angsten en zorgen die ons oud maken. Er komt iets van de eeuwigheid in de tijd. We ontvangen nieuwe adem voor onze ziel. In Deuteronomium 5 is de sabbat gegrond in de verlossing: U mag niet vergeten waarvan Gods krachtige arm u heeft bevrijd. Laat u geen nieuw juk opleggen door de goden van de tijd: de god Haast („je bent niet op tijd”), de godin Perfectie („je bent niet goed genoeg”), de godin Reputatie („je bent niet in beeld”), de godin Consumptie („je mist iets, koop het”). De sabbat is gegeven om inzicht te krijgen in de machten die onze ziel bedreigen. En vooral om oog en hart te krijgen voor Degene die ons van het juk van de afgoden verlost.
Stilte
3. De oefening van de stilte. Stilte is een schaars goed in onze wereld. En als het buiten stil is, is het binnen in ons niet zomaar stil. De profeet Elia kon de Heere echter pas opmerken in het suizen van de zachte stilte. Daarom moeten we de stilte zoeken. Moeder Theresa van Calcutta zei: „Veel mensen willen vrede, maar wat ze nodig hebben is stílte.” Want de vrucht van stilte is gebed (de plek waar een mens aandacht krijgt voor Gods stem), de vrucht van gebed geloof, de vrucht van geloof liefde, de vrucht van liefde dienstbaarheid en de vrucht van dienstbaarheid vrede.
„Kom, Heilige Geest”
In een cultuur die is gericht op productiviteit, individuele vrijheid en genot is het niet vanzelfsprekend om je te binden aan een gemeente, aan een gemeenschappelijke traditie, aan de Heere zelf. Maar het is wel noodzakelijk, want de gemeente is de drager en de verkondiger van genade: in verbond en doop, in het Woord en de tekenen van brood en wijn, in catechese en de christelijke gemeenschap.
De grootste vijand van het geestelijk leven is niet het atheïsme, maar het verlangen naar materie, naar méér en naar mezelf. Daaraan toegeven betekent: ons leven en de aarde ernstig in gevaar brengen. Niet de wereld, met al haar ingewikkelde kwesties, maar de lauwheid van de kerk moet ons zorgen baren. Daarom: tegen de geest van de tijd in! „Kom, Heilige Geest, er is geen licht dan waar Gij zijt, Uw vleugels strekt, Uw vleugels breidt.”
De auteur is predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Dit artikel is een samenvatting van zijn Studium Generale-lezing op 23 mei op de Driestar in Gouda.