Fluisteringen van Boven
„Een beetje brutaal”, noemt Marinela Auping (61) uit Almere zichzelf met een vleug humor, al lijkt het woord vrijmoedigheid beter op zijn plaats. Ze kan en wil ook niet anders, sinds God haar op een stormachtige herfstdag letterlijk en figuurlijk naar buiten stuurde.
Aarzelend overweegt ze het verzoek om een interview. Staat haar Spaanse tongval een gesprek niet in de weg? Want hoewel de van origine Ecuadoraanse al sinds 1989 in Almere woont, denkt, bidt en leest ze nog altijd in het Spaans.
Het is juist vanwege haar met Spaanse woorden doorspekte Nederlands dat ze op straat aan de praat raakt met Latino’s van over de hele wereld. Moment wordt ”momento” en studeren ”estuderen”. Het zal ook de innemende manier zijn waarop het staartje van elk woord een slepend è-tje meekrijgt. „Een kans om over onze Heiland te praten, moet ik niet missen. Die grijp ik gelijk”, legt ze opgewekt uit. „We hebben vaak overwogen te vertrekken uit Almere, maar ik denk dat de Heere God ons hier houdt.”
U wilt niet weg uit deze stad?
„Nee. Ik ben ooit van Esmeraldas, mijn geboorteplaats, naar Quito, de hoofdstad van Ecuador, verhuisd en daarna naar Nederland. Nu wil ik niet meer verhuizen. Behalve als de Heere duidelijk zegt: Ga maar ergens anders wonen.”
Hoe weet u dat God u voor Almere heeft bestemd?
„In 2011 kreeg ik een hemelse boodschap. Dat was op een dankdag, in november. Er was veel wind, het stormde. Ik las de Bijbel, een gedeelte waarin de Heere zegt: Ga, ga naar buiten. Zaaien. Ik las het nog een keer en vroeg me af: Hoe? Hoe moet ik dit interpreteren?”
Welke tekst las u?
„Prediker 11:4: „Wie op de wind acht geeft, die zal niet zaaien, en wie op de wolken ziet, die zal niet maaien.” Dat betekent: als u steeds blijft wachten op de beste omstandigheden, krijgt u nooit iets gedaan. Ik moet niet wachten, of denken: het regent, dus ik blijf binnen. Sinds die tijd ontmoet ik wekelijks mensen. En dat maakt me blij.”
Dus u trok uw regenjas aan en stapte naar buiten?
Auping knikt. „Ik ging naar het park. Ik moest zaaien. Maar hoe? „Laat het me zien”, bad ik. Mijn man René kwam aanfietsen, op de terugweg van de tennisclub. „Waar ga je heen?” vroeg hij. „Ik moet over een uur naar New York.” Als senior purser bij de KLM was hij vaak op reis. Ik zou hem naar het station brengen. „Ik ben zo terug”, zei ik, en liep verder. Even later ontmoette ik een vrouw uit Curaçao. Gescheiden, drie kinderen. „Hoi, mooie krullen heb je”, zei ik. „Ken je de Heere Jezus? Waar woon je? Ik wil graag bij jou op visite komen.”
Nou, dat is toch een beetje brutaal, hè? Die dag ontmoette ik drie mensen die ik nog nooit van mijn leven had gezien. Allemaal Spaanstaligen. Vanaf dat moment richtte ik me doelbewust op Latino’s.”
Welke ontmoeting is u bijgebleven?
„Die met Wilson, in 2007. Hij sprak mij aan omdat zijn schoonmoeder, die was overgekomen uit Ecuador, graag in Almere naar de kerk wilde. Zelf kende hij geen kerken. Ik zei: Oké, geef me je adres, en dacht: dat moet ik echt onthouden. De zomervakantie brak aan en we brachten drie weken in de bergen door. Daarna vroeg iemand of ik haar wilde leren bidden, maar op het afgesproken tijdstip deed die mevrouw de deur niet open. Ik was boos. Stond ik daar mijn tijd te verdoen omdat zij niet eens de moeite nam om af te bellen. Ik pakte mijn fiets, ging op een bruggetje staan en zei: Heere God, ik snap het niet. U wilt mij toch gebruiken om naar deze mensen toe te gaan? Ik hoorde een stem: „Waarom treur je? Ik heb jou naar een adres gestuurd, maar je bent er tot op de dag van vandaag niet geweest.” Letterlijk. Een vermaning. Ik begon te huilen: „Heere God, het spijt mij, het spijt mij.” Toen dacht ik na. Wat was ook alweer het adres van deze mensen? De Geest bracht me de straatnaam te binnen. Wilsons vrouw deed de deur open. Ik heb mijn excuses aangeboden. Wilsons schoonmoeder bezocht die zondag een kerk en keerde de volgende dag terug naar Ecuador. Niet lang daarna kreeg ik een brief van haar. Ze verlangde ernaar dat haar volwassen kinderen, drie dochters en een zoon, God zouden leren kennen. „En Hij zegt dat jij het instrument zult zijn.” Oei, oké. Maar weet je, het is precies zo gebeurd. Haar dochters dienen God, samen met hun echtgenoten. Wonderlijk.”
Heeft God vaker zo duidelijk tot u gesproken?
„Ik weet nog dat ik teleurgesteld voor de Lidl op het Globeplein in Almere stond. Voor een bijeenkomst in de kerk had ik 35 mensen uitgenodigd, maar niemand wilde komen. „Heere God”, bad ik, „al stuurt U maar één persoon naar mij toe, ik zal er alles voor doen.”
Er liep een meneer met een lange staart in mijn richting, samen met zijn vrouw. Ik zag meteen dat hij uit Ecuador afkomstig was, uit de stam van de Otavalenos. Ik zei: „Goeiedag! Jij komt zeker uit Otavalo hè? Mijn naam is Marinela, aangenaam. Ik wil je vragen: Ken je de Heere Jezus?” Een beetje timide vertelde hij dat hij net naar Almere verhuisd was. Hij had wel een Bijbel, maar die lag op zolder. Geloof het of niet: hij is nu een van de trouwste broeders die ik ken. Ook zijn vrouw is gedoopt.”
Hoe gaat u om met teleurstellingen, zoals wanneer mensen niet op uw uitnodiging ingaan?
„In de periode waarover ik zojuist sprak, was ik erg teleurgesteld. Maar de Heere ontfermde Zich over mij. Hij liet mij zien dat het niet mijn werk is. Hij orkestreert alles, daarvan ben ik overtuigd, al doet Hij dat soms op een manier die wij niet begrijpen. Soms denk je: waarom? Maar de Heere doet wat Hij wil, punt uit, klaar.”
En Hij vermaant mensen, zoals op die brug gebeurde.
„Ik voelde me een vrouw die heel veel moet leren. Vooral gehoorzaam zijn. Voordat ik iemand bezoek, belijd ik mijn zonden. En ik dank Hem voor de manier waarop Hij werkt. Het leven is vol teleurstellingen, maar ik tel mijn zegeningen. Het is niet voor niets dat de Heere zo veel mensen op je pad stuurt. Hoe velen waren er niet van plan om te scheiden? In mijn cultuur is er veel ellende in huwelijken en relaties. Ik leer vrouwen wat God in Zijn Woord zegt en dat zij onderdanig moeten zijn aan hun man. Een woord dat moeilijk is voor ons allemaal omdat het klinkt alsof je onder de plak zit.”
Wat betekent onderdanig zijn voor u?
„Allereerst dat je naar God luistert en doet wat Hij van jou vraagt. Dan verandert ook de houding richting je man. Jammer genoeg groeide ik op in een cultuur vol drama. In soapseries, favoriet bij veel vrouwen, leren we schreeuwen en lelijke woorden zeggen tegen onze man en kinderen. De Nederlandse cultuur is anders. Geloof mij: mannen hier zijn in het algemeen lief en rustig. Zuid-Amerikaanse vrouwen zijn temperamentvol. Met onze tong kunnen wij ons huwelijk en ook onze broeders en zusters in de kerk vernietigen.”
Marinela loopt naar de kast, die grotendeels vol staat met Spaanse titels. „Kijk, die gaan allemaal over het huwelijk. En in deze boeken staat hoe iemand zijn tong in toom kan houden. Ik heb er een heleboel van gekocht om uit te delen.”
Bent u zelf veranderd in uw huwelijk?
„Mijn man heeft geprobeerd mij te temmen, haha. Dat wij een goed huwelijk hebben, is pure liefde van God. Gelukkig is René vol geduld, vol compassie.” Lachend: „Ik wil mijn man niet ophemelen, maar ik heb het getroffen met mijn geliefde, echt waar.”
Hoe was het voor u om voor een man uw vaderland te verlaten?
„Wij waren zo verliefd dat het eigenlijk heel gemakkelijk ging. Wij trouwden in de Rooms-Katholieke Kerk, want René was katholiek.”
Terwijl u opgroeide in een evangelisch milieu.
„Ja, ik deed in alles het tegenovergestelde van wat mijn ouders wensten. Dan zie je waar je als mens toe in staat bent. Ouders, bekijk het maar, ik ga met mijn man mee. Dat ik een biddende moeder heb, is een hemels cadeau. Op een dag, toen ik hier in de tuin zat, kwam de post. Er zat een mooie Bijbel bij, helemaal uit Ecuador. In die tijd, na de geboorte van ons tweede kind, was ik depressief. Ik moet terug naar Hem, dacht ik. Ik kan een mooi huis bezitten en een auto, maar als ik God niet heb, ben ik verloren. In de Rooms-Katholieke Kerk wordt niet uit de Bijbel gelezen zoals het zou moeten. Geestelijk ging ik achteruit. Wij waren eigenlijk werelds.”
Waarom stuurde uw moeder een Bijbel naar u op?
„Ze stond niet achter onze keuze voor de Rooms-Katholieke Kerk. Dat de pastoor bij de doop van onze jongste zat te roken in het bijzijn van kinderen, stond haar evenmin aan. Ze was teleurgesteld over mijn leven. Zo heb ik mijn dochter niet grootgebracht, vond ze. Ik kan mij dat heel goed voorstellen. Met mijn eigen kinderen zit ik nu in een soortgelijke situatie.”
Geloven uw kinderen niet?
„Zij geloven wel, maar gaan niet naar de kerk.”
Hoe beleeft u dat?
„Ik heb de neiging telkens over God te praten. Zij willen dat liever niet, omdat hun vriendinnen nog niet geloven. Zij accepteren wel hoe wij leven. Ik wandel in geloof. Ik zie dat zij niet naar de kerk gaan, maar ik zie ook wat God doet. Als onze twee jongens vroeger naar school gingen, legde ik mijn hand op hun hoofden en zegde ik in het Spaans Psalm 121 op. Die psalm kennen ze uit hun hoofd. Nog steeds herinner ik ze, aan het einde van een telefoongesprek, aan Psalm 121: Wie is jouw Bewaarder? Wie loopt aan jouw rechterhand? Niet vergeten. „Ja mama, dat weet ik”, zeggen ze dan. Ik vertrouw er volledig op dat God aan het werk is in mijn kinderen.”
Geldt dat voor ieder mens met christelijke ouders?
„In 1 Korinthe 7:14 staat: „Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door de man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.” Laat je kind niet los als het niet gelooft. Bid voor hem. Wees een voorbeeld.”
Wat als gedoopte kinderen God afwijzen?
„Dat is een moeilijke vraag. Ik heb daarop geen antwoord. God heeft vanaf het begin gezegd: Ik laat jullie vrij. Wij kunnen onze kinderen niet dwingen om te geloven. Het is iets tussen God en mens. Wat ik weet, is: wij zien Zijn glorie. Vanmorgen las ik in oude dagboeken hoe ik in 2012 met God worstelde over mijn kinderen. Mijn hart was zo onrustig. Tot ik in de Bijbel las dat David ook met God worstelde én dat hij Hem vertrouwde. Wij hebben Zijn glorie gezien. Dat lees ik terug in mijn dagboeken. Er is hoop. God zoekt de mens. Jongeren hebben nodig dat papa en mama voor hen op de knieën gaan.”
Een vriendin van u vertelde dat u voor dag en dauw opstaat om te bidden en te lezen.
„Klopt, al hoeft dat niet voor iedereen de standaard te zijn. Ik ben een ochtendmens en word wakker om een uur of vier, vijf. Dan ga ik op mijn knieën. Breng alle bekommernissen bij God en Hij zal het doen. Dat maakt me een blij en vrolijk mens. Ik ben niet bang voor wat er gebeuren kan. Er staat nergens in de Bijbel: Als je morgen kanker krijgt, zul je genezen worden. Of: Als je in Mij gelooft, zul je rijk zijn. Nee, de Bijbel is zo heel anders. Hij zegt: „Vertrouw op Mij. Ik ben met je.”
Vaak bid ik twee of drie uur achter elkaar. Soms ben ik rond zes uur weer in slaap gevallen, moet ik bekennen. Als je hoofd vol zorgen zit, is het moeilijk je te concentreren op God. Pas hield ik in Cuba een lezing over Psalm 103. Daarin staat dat David zelf niet in staat was God te loven, want hij roept op: „Loof de Heere, mijn ziel.” Kom bij Hem. Breng alle zonden, breng alle dingen. Dat is het, telkens weer. Ik wil bij de Bron blijven.”
Mag ik vragen wat er in die omgang met God gebeurt?
„Je voelt Zijn aanwezigheid, Zijn warmte. Je kijkt Hem in de ogen, ook al zie je Hem niet. Een persoonlijke ontmoeting met God lijkt op wat Mozes meemaakte op de berg. Toen Hij beneden kwam, zag iedereen zijn stralende gezicht. Dat gebeurt niet iedere dag. Maar als Hij Zich laat zien, wil ik bij Hem blijven.”
Denkt u dat Nederlandse christenen zich meer moeten oefenen in gebed?
„Ik denk het wel. Wij kunnen niet telkens weer een schietgebed doen. Wij moeten in een kamer met God alleen zijn. Stil zijn. Dat vraagt oefening.”
En als de gevoelservaring ontbreekt?
„Dat kan. Maar Hij is wél bij je, dat zegt Hij in Zijn Woord. Als ik niets voel, als de dingen heel anders lopen dan ik gebeden heb, ben ik óók dankbaar. Dan denk ik: zo hebt U het gewild. Laten we ons verheugen in Hem en doorgaan. Ooit was ik op een conferentie over het gebed. Een man bracht mij naar een kamer en zei: „Nu moet je als een baby tongentaal oefenen. Tsjakka pakka pakka takkatakkatakka.” Ik weifelde en bad: Heere God, wilt U dat ik gehoorzaam? Als U vindt dat ik deze gave nodig heb, geef hem mij dan, maar wat deze man van mij vraagt, kan ik niet. De gave van in tongen spreken heb ik nooit gekregen. Wel de gave om naar Zijn stem te luisteren en te evangeliseren.”
Tot in Cuba toe, waar u tijdens christelijke conferenties vrouwen toespreekt.
„Mijn man en ik bezoeken sinds 2016 onder meer de Iglesia Cristiana Antioquia, een gemeente in een van de armere wijken van Havana. De lofprijzing van mensen in zulke ellendige omstandigheden is indrukwekkend. Ze komen allemaal naar je toe met hun problemen. Dat betekent dag en nacht luisteren. Maar in die ellende komt de kracht van Jezus tevoorschijn. Deze groeiende gemeente heeft de mogelijkheid om een stukje grond te kopen om er een groter gebouw neer te zetten. Tegelijk zijn de middelen in Cuba schaars. We bidden dat de Heere hierin zal voorzien.”
Volgens mij kunt u er eindeloos verhalen over vertellen.
„O, zeker. Ik wilde heel graag eens naar de kustplaats Varadero, the place to be in Cuba. Maar René was niet zo wild van een all-inclusive verblijf in een resort. We zouden via Parijs naar Cuba vliegen om een conferentie te bezoeken. In Parijs zocht mijn man naar een geschikt hotel. „Ik ga jou blij maken vandaag. Ik heb een mooi hotel gevonden in Varadero.” Als je naar Cuba wilt reizen, moet je namelijk vooraf boeken of veel contant geld meenemen.” Marinela’s stem daalt: „Het verblijf kostte 130 euro per dag. René, zei ik, doe maar niet, doe maar niet.”
U vond het te duur?
„Ik vond het te duur. Mijn man begreep er niets meer van.”
Wat hield u precies tegen?
„De armoede in Cuba is groot. In 2016 waren wij ook al eens op een eiland voor de kust, Cayo Santa Maria. Drie dagen in een resort, all-in. Wat een overvloed. Eten, drank, 24 uur per dag. Veel shows en entertainment. De tranen liepen over mijn wangen. We vroegen een van de koks hoeveel geld hij per maand verdiende. Dat was slechts 10 dollar.”
Dus u wilde niet opnieuw naar zo’n resort?
„Klopt. Na afloop van de conferentie vroeg een zuster mij: „Heb je het nog voor elkaar gekregen, een verblijf in Varadero?” Nee, zei ik, wij hebben eigenlijk niets geboekt. „Ah, mooi”, zei ze. „Mijn zoon heeft een prachtig huis gekocht net buiten Havana, vlak bij het strand. En hij vraagt of jullie daar een week kosteloos willen verblijven.”” Met een snik: „Daar zijn wij naartoe gegaan.”
Maakt dat u emotioneel?
„Dat heeft te maken met de afloop van het verhaal. Aan het einde van onze reis bezocht ik de vrouw van een baptistenpastor. Ze vertelde me over haar wens om in de garage onder hun huis een zondagsschool te beginnen voor kinderen uit de buurt. Maar de garage was vervallen en stond vol met troep. Bovendien bezat het echtpaar geen geld voor een restauratie. Ik ging in gebed: Heere, ik bid U dat René bereid is om het geld dat wij niet aan het resort hebben besteed aan U te geven, zonder dat ik mijn mond opendoe. Als het Uw wil is, zult U het doen.”
De volgende dag namen wij afscheid van de pastor en zijn vrouw. De man nam ons apart voor een gebed. Hij zei: „Gisteren heeft mijn vrouw over onze plannen verteld. Wij hopen dat wij van God de middelen krijgen om ze uit te voeren.” René grabbelde in zijn broekzak en overhandigde de man het bedrag dat aanvankelijk bedoeld was voor het hotel.”
Vandaar de tranen.
Ze knikt. „Ik wil mensen laten zien dat God werkt. In het verleden, vandaag en in de toekomst.”
U gaat nooit op stap zonder Bijbels en folders in uw tas, toch?
„Mijn reiskoffers zitten vol met Bijbels. We zijn net terug uit Tenerife. Ik had 10 kilo handbagage, want de helft bestond uit Bijbels. Ik deel ze uit aan wie ik maar tegenkom. Net als in Almere. De één is druk, de ander is op zoek. Sommigen zeggen ja om snel van mij af te zijn. Ik ken inmiddels alle trucjes, haha.” Serieus vervolgt ze: „Maar dat maakt niet uit. De Heere heeft tegen mij gezegd: Zaai.”