Is wederoprichting Israël in 1948 een ”ramp”?
Palestijnse christenen noemen de vestiging van het thuisland voor het Joodse volk na de Holocaust een ”ramp”, de ”Nakba”. De Protestantse kerk deelt die mening.
De Protestantse Kerk gebruikt in een verklaring op haar website dezelfde woorden. Zij brengt zelfs „de wonden geslagen door de Nakba” en de „verwoesting van de Palestijnse cultuur” voor het aangezicht van God.
Door de woorden „bezetting” en „Nakba” te gebruiken, bevestigt de kerk dat de wederoprichting van Israël een ramp is, een catastrofe. Dit is een tragisch keerpunt in de houding van de kerk tegenover Israël. Zij roept verder op tot gebed „temidden van ongelijkheid, onrecht en bezetting”. Welke bezetting bedoelt de kerk? Overduidelijk gaat het om de totstandkoming van Israël in 1948. Het bestaan van Israël is in de ogen van de Protestantse Kerk onrecht en bezetting. Dat is de ramp, de catastrofe. Daar moet blijkbaar tegen gebeden worden.
Vernietigingsoorlog
Bij de wederoprichting van Israël in 1948 vielen alle buurlanden van Israël de jonge Joodse staat aan om alle Joden de zee in te drijven. De Arabische leiders riepen de Arabieren in het land op om hiervoor ruimte te maken en weg te gaan. Ze zouden de Joden snel in zee gedreven hebben, zodat ze na korte tijd weer zouden kunnen terugkeren. Het voortbestaan van de Joden hing aan een zijden draadje.
In deze strijd op leven en dood zijn dicht bij de Libanese grens ook enkele Arabische dorpen door het Israëlische leger ontruimd en Arabieren verdreven. Om zo een veiligheidsbuffer te creëren dicht bij de Libanese grens. Vergeten wordt erbij te zeggen dat, als de Arabieren deze vernietigingsoorlog tegen de Joden niet waren begonnen, deze problemen zich nooit hadden voorgedaan. De kerk verzwijgt hierbij ook de ruim 800.000 Joden die uit de Arabische landen verdreven werden, met verlies van al hun bezittingen. Door een wonder van God heeft Israël deze oorlog overleefd. Dat overleven noemt de kerk, samen met de Palestijnse christenen, een ramp.
Er wordt ook geen enkel woord gewijd aan het feit dat de Palestijnen sindsdien ieder vredesakkoord hebben afgewezen en alleen maar kritiek en haat prediken. Veel Palestijnse christenen vluchten de laatste jaren weg uit de autonome Palestijnse gebieden. Niet voor Israël, maar voor de dreigingen van hun eigen islamitische volksgenoten. En dan Israël de schuld geven en nog wel verhuld in de geestelijke taal van het gebed.
Hoe verbijsterend diep kun je vallen als kerk? En dat nog wel zo kort na de recente uitglijder van de leiding van de kerk door de Holocaust te associëren met het „lijden” van de Palestijnen.
Geen verbond met Israël
In een interview in het Nederlands Dagblad zegt scriba ds. De Reuver „dat we als Protestantse Kerk te lang stil zijn geweest bij het schrijnende onrecht dat Palestijnen, onder wie veel christenen, dagelijks ervaren.” Hij vergeet dat er mede door Kerk in Actie regelmatig aandacht aan Palestijnse christenen wordt gegeven. En dat in 2009 nog met veel tamtam het Palestijns-christelijke Kairos document is gepresenteerd, waarin nota bene gesteld wordt dat het bestaan van Israël een zonde tegen God en de mensheid is, en dat er nooit een verbond tussen God en Israël geweest is.
Wat er nu gebeurt binnen onze kerk is tragisch en heel ernstig. Uniek in de geschiedenis van onze kerk. De tijd is aangebroken dat afgevaardigden van de plaatselijke gemeenten naar de generale synode opstaan en hun verantwoordelijkheid nemen.
Er moet nieuw leiderschap komen die het eerlijke en volledige verhaal vertelt en weer kan bouwen aan herstel van de relatie met de Joodse gemeenschap in Nederland.
De auteur is predikant in de PKN en directeur van Christians for Israël International.