De vijf biologische kinderen van Gert-Jan en Rian van de Vreede (beiden 56) zijn de deur al uit. Toch wonen ze er nog drie kinderen thuis, in het gezinshuis dat het echtpaar uit Rilland runt.
„Jolyn, doe je je taak nog even?” vraagt Gert-Jan. De klok wijst bijna halfzes. „Ja-ha.” De scholiere zit nog met haar neus in de boeken. „Morgen examen bio.” Ze springt op van de bank en legt het bestek naast de borden. Haar 13-jarige broertje, die niet met naam en foto in de krant wil, zet een paar onderzetters op de eettafel. „Kom zitten, kinders”, gebiedt Gert-Jan, terwijl zijn vrouw een grote schaal lasagne op tafel zet.
Jolyn (16) heeft deze middag haar eerste examen achter de rug, Engels. „Ik snapte niets van de eerste tekst”, zegt ze terwijl ze een hap neemt. „Vanavond ga ik de antwoorden op internet bekijken.” Of ze goed is in Engels? „Beter dan papa en mama”, zegt ze met een grijns opzij.
Papa en mama – zo noemt het drietal Gert-Jan en Rian. Voor hun elf kleinkinderen zijn ze oom en tante. Voor Jolyn en haar broertje is dat misschien logisch. Zij werden als baby’tje van een paar weken in het gezin gebracht. Ze weten niet beter dan dat dit hun vader en moeder zijn. Maar ook Jennifer, die op haar zeventiende kwam, begon het echtpaar uit zichzelf zo te noemen. Na zes weken al. „Het ging automatisch”, zegt ze. „Misschien omdat Jolyn ook papa en mama zegt.”
Baby
Het was wel wennen, ineens een oudere zus erbij, vindt Jolyn. „Iedereen moet dan zijn positie weer bevechten.” Toen ze zelf als piepkleine baby kwam, woonden alle biologische kinderen van het echtpaar –toen tussen de 4 en 18 jaar– nog thuis. „Voor hen was het alsof ze een zusje kregen”, vertelt Rian. Later kwam er een pasgeboren broertje bij.
De Zeeuwen begonnen in 2007 met pleegzorg, „omdat we graag zorgen voor kinderen en er zoveel nood is”, legt Rian uit. Met tranen in de ogen vertelt ze over het moment dat ze twee kinderen als baby in de armen kreeg gelegd. „Geweldig, zo bijzonder. Je voelt je gelijk 100 procent verantwoordelijk voor zo’n kind. Er is ook verder niemand die voor zo’n baby’tje zorgt en dat is letterlijk voelbaar.”
Met alleen pleegzorg redde het echtpaar het op den duur niet meer. In 2019 schakelden ze daarom over naar gezinshuis. Gezinshuizen zijn bedoeld voor kinderen die door hun problematiek niet in een gewoon pleeggezin terechtkunnen. „Een gezinshuis biedt de professionele zorg die ook een jeugdzorginstelling biedt, maar dan in huiselijke setting”, legt Rian uit. „Voor de kinderen is het fijn dat zij altijd dezelfde verzorgers hebben in plaats van telkens een personeelswisseling na een dienst van 8 uur.”
Coronaperiode
Eigenaren van een gezinshuis werken als zelfstandig ondernemer. Dat maakt het financieel mogelijk om vaker thuis te zijn dan als pleegouder. Ook Gert-Jan werkt inmiddels minder uren buitenshuis. Recent rondde hij de opleiding persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen af. Dat gaf hem een professionelere blik, vertelt hij. „Kinderen kunnen in hun boosheid iets vervelends naar je hoofd slingeren: „Je bent m’n vader niet!” Dan zeg ik: „Dat klopt, maar ik ben hier wel om als vader voor je te zorgen.” Ik heb moeten leren om zo’n opmerking niet persoonlijk op te vatten, maar te zien vanuit de rugzak die het kind met zich meedraagt.”
Voor kinderen brengt een uithuisplaatsing altijd hechtingsproblematiek met zich mee, weet het echtpaar. Ook als ze nooit bij hun biologische ouders hebben gewoond. Voor het echtpaar zelf voelen hun pleegkinderen als eigen kinderen. „Nee, daar zit geen verschil tussen. Ik denk dat je het anders op pittige momenten ook niet volhoudt.”
Zo maakte het echtpaar in de coronaperiode een zware tijd door. Allebei kampten ze een paar keer met het virus. Als gevolg daarvan voelden ze zich ontzettend moe. Hij: „Toen overviel me weleens een gevoel van wanhoop. We hebben ons afgevraagd: kunnen we dit nog aan?” Zij: „Soms schoot het door mijn hoofd: zouden de kinderen weg moeten? Dat idee was hartverscheurend.” Hij: „Ergens voel je dan wat een ouder moet voelen bij een gedwongen uithuisplaatsing.”
Om een gezinshuis te starten, is volgens Gert-Jan allereerst plaats in je hart nodig. „En daarna in je huis.” Ook een goed huwelijk vindt Rian van cruciaal belang. „Je moet sterk zijn, zowel fysiek als mentaal.” Een gezinshuis runnen doe je immers niet van 9 tot 5, maar 24/7. „Je moet jezelf kunnen wegcijferen. En zoveel mogelijk thuis zijn. De kinderen kunnen best een uurtje alleen zijn, maar wij gaan bijvoorbeeld zelden samen naar een verjaardag.”
Kleinschalig
„Het is echt lekker, mam”, complimenteert Jennifer (19) Rians kookkunsten. In principe mag zij tot haar 21e in het gezinshuis blijven. „We werken toe naar zelfstandigheid”, vertelt Rian. Zo leert ze Jennifer bakken, bedden verschonen en de was doen. „Ik woon hier nog maar twee jaar, maar als ik het huis uitga, zal ik de gezelligheid echt missen”, zegt Jennifer. „Ik kom hier haast nooit in een leeg huis. Die keren zijn op één hand te tellen.”
Net als Jolyn krijgt ze vaak vragen van leeftijdsgenoten: waarom woon je in een gezinshuis en hoe is dat dan? De meiden weten goed wat ze daarover kwijt willen. Jolyn: „Ik zeg altijd dat mijn eigen ouders niet in staat waren om voor me te zorgen.”
Gezinshuizen bestaan er in allerlei soorten en maten. Soms bieden ze plek aan twee, soms wel aan acht kinderen. Gert-Jan en Rian kozen bewust voor een kleinschalige variant, om elk kind voldoende aandacht te kunnen geven. Eens in de maand komt er nog een pleegzorgmeisje van 15 logeren in Sulammith, zoals ze hun gezinshuis noemen. Kind des vredes betekent dat, naar Hooglied 6:13.
Plek voor meer kinderen heeft het stel op dit moment niet. Vereiste bij een gezinshuis is dat elk kind een eigen slaapkamer heeft. „In mijn hart kunnen er nog wel bij”, zegt Rian. Alleen al in Zeeland wachten op dit moment 42 kinderen op een plekje in een gezinshuis, weet ze. Vorige week kreeg ze nog een telefoontje van een moeder die vroeg of haar zoon bij hen terechtkon. „Daar krijg ik kippenvel van.”
Doop
Als de borden leeg zijn, pakt Gert-Jan de Bijbel, een dagboek en een stapel psalmboekjes. „Wij willen kinderen niet alleen bed, bad en brood geven, maar ook het beste voor hun ziel”, legt Rian uit. „Ook aan kinderen die hier geplaatst worden en anders nooit met Gods Woord in aanraking komen”, vult Gert-Jan aan. Om die reden koos het echtpaar destijds bewust voor pleegouderschap via Juvent, een algemene Zeeuwse jeugdhulporganisatie.
Jolyn en haar broertje hebben geen christelijke achtergrond. „Thuis, in de kerk en op school mogen ze nu horen over zonde en verlossing daarvan door het bloed van de Heere Jezus. Een lastig punt was de wens van het echtpaar om de twee te laten dopen. „Het deed me weleens pijn als een dominee zei: U bent hier allemaal gedoopt. Dat gold in het begin niet voor al onze kinderen”, vertelt Rian. „Om hen te kunnen dopen wilde de kerkenraad eerst zwart op wit hebben dat het om langdurige opvang ging. Anders zouden wij onze belofte om hen christelijk op te voeden ook niet kunnen nakomen”, legt Gert-Jan uit. „De kinderen zijn inderdaad niet geboren op het erf van het verbond, maar daar wel gebrácht.”
Moederdag
Zondag is het Moederdag. Rian laat zich dan graag verwennen. „Ik voel me een blije moeder.” Maar bij het volgende bezoekje van de kinderen aan de biologische moeder krijgt ook die moeder een cadeautje. „We spreken altijd met respect over de biologische ouders. Bij hen liggen de roots van de kinderen. Het gaat ook niet om ons”, benadrukt Rian. „We zijn maar gewone mensen en hebben elke dag kracht van boven nodig. Wat mij drijft is de liefde om voor deze kinderen te zorgen. Zij verdienen een warm nest. Ik gun hen een liefdevol leven, een veilig thuis.”