De dramatische berichten dat de wereldwijde opwarming niet onder de 1,5 graden blijft, kunnen hopelijk de prullenbak in. Een aantal diersoorten moet de mensheid daarbij helpen.
Neem de gnoe, die rondstruint in de savannes en de bossen van de Afrikaanse Serengeti. De buffelachtige antiloop zou weleens één van de sleutels kunnen zijn in het beperken van de wereldwijde opwarming. En zo zijn er nog meer diersoorten die hierbij een rol kunnen spelen, schrijven vijftien klimaatwetenschappers, ecologen en biologen in een rapport dat is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Climate Change.
Volgens het rapport zou herintroductie of het herstel van de populatie van slechts negen diersoorten al voor 95 procent bijdragen aan het streven om tegen 2100 500 miljard ton CO2 uit de atmosfeer te verwijderen. Hierdoor zou de wereldwijde temperatuurstijging beperkt blijven tot minder dan 1,5 graden Celsius; het doel van het klimaatakkoord van Parijs uit 2015.
Hoe dat werkt? Sommige dieren die het rapport op het oog heeft, zoals Afrikaanse bosolifanten, Amerikaanse bizons, muskusossen en gnoes, behoren tot de grote grazers: ze eten grote hoeveelheden gras en ander plantaardig materiaal. Ze geven mest terug aan de bodem. Met hun uitwerpselen verdelen ze de voedingsstoffen en stimuleren ze de biodiversiteit, waaronder bacteriën, schimmels en insecten. Vissen en walvissen doen hetzelfde op zee.
Planten gebruiken de vrijgemaakte voedingsstoffen om daarvan te groeien, terwijl de bodem een vruchtbare humuslaag opbouwt. Tegelijk verspreiden de dieren met hun mest zaden, zodat zich overal nieuwe planten kunnen ontwikkelen. Ten slotte stimuleren ze het bodemleven door daarin te graven. Een tropisch regenwoud in Guyana nam na herstelmaatregelen 3,5 tot 4 keer meer CO2 op dan ervoor.
Roofdieren, zoals grijze wolven, zeeotters en haaien houden de populaties grazers op land en op zee in evenwicht. Dat helpt om de uitstoot van het sterke broeikasgas CH4 beperkt te houden.
Herintroductie van de wilde dieren en het herstellen en beschermen van hun ecosystemen, is tot op heden over het hoofd gezien als oplossing voor klimaatverandering, stellen de schrijvers van het rapport. Een van de auteurs, Andrew Tilker, noemt het „een onbenut potentieel”. Hij benadrukt dat er een mentaliteitsverandering nodig is binnen de wetenschap.
Scepsis is er ook. Onder meer van Yadvinder Malhi, hoogleraar ecosystemen aan de University of Oxford. In vakblad New Scientist stelde hij: „Ik ben op mijn hoede wanneer zoiets wordt aangeprezen als een ”global warming game changer”.”