Meditatie: Het eerste kruiswoord
Een aantal dingen valt ons op. Allereerst, het stemloze Lam schreeuwt niet, scheldt niet, bedreigt niet, maar bidt. En dat onder de grootste, onuitsprekelijkste foltering van de kruisiging.
Hij is de Hogepriester Die in deze ogenblikken ingaat in het heiligdom met Zijn dierbaar bloed. En daar wordt niet gescholden maar gebeden. De vraag is of u door Gods genade wel eens gelovig mocht meeblikken in dat heilgeheim. Wie zich blindstaart op de vraag voor wie Jezus deze bede bidt, staat –naar ik vrees– nog aan de verkeerde zijde van de schuldvraag die in de noodzakelijke toepassing van dit kruiswoord even duidelijk doorklinkt. Want het gaat over wat er gedaan wordt. En vergeving geschiedt toch niet zonder een waarachtig belijden van die boze daden? Veel mensen vragen zich namelijk af óf zij wel schuldig zijn aan het lijden en sterven van Christus. Voor een ontdekte zondaar is dat geen vraag meer maar bittere ernst. Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig, zo dreunt het in hun oren én hun hart.
Tegelijkertijd blijft staan dat we een leer die het bloed van Christus zó onrein acht dat het wél gestort zou zijn maar niet krachtdadig genoeg zou zijn om ook daadwerkelijk te wassen en te reinigen, met kracht verwerpen. Als zou Christus hier voor elke vijand, hoofd voor hoofd, bidden maar niet verhoord worden. Het omgekeerde verlengde van de algemene verzoeningsleer dus. Het derde waar we op willen wijzen is dat het eerste kruiswoord een gebed is van Christus tot Zijn Vader. Wilt u daar goede nota van nemen?
Evenals in Johannes 17, het hogepriesterlijk gebed, gaat het hier bijzonder om een gesprek tussen Zoon en Vader. Dat is het meest heilige wat een zondig mensenkind ooit kan horen of lezen. Bij het eerste kruiswoord laat Christus in Zijn hart kijken en laat Hij zien wat dáár nu leeft. Een gebed is altijd iets teers, maar hoeveel temeer als Jezus, de volmaakte Voorbidder, bidt. Want hier worden wij getuige van de inhoud van de verborgen omgang tussen de Vader en de Zoon. En als we dan op de inhoud letten kan het toch niet anders of ons hart moet versmelten. Want Christus bidt niet om de verplettering van Zijn vijanden, maar om hun redding.
Bedenk ten slotte dat dit kruiswoord een boodschap is. Wie heeft de boodschap gehoord? We weten het niet. Maar dat het in de hémel gehoord is weten we zeker. Kijk maar, luister maar. Daar openbaren zich de eerste vruchten, zichtbaar, hoorbaar. „Maar de andere antwoordende bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? En wij toch rechtvaardiglijk, want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.”
Misschien denkt de oplettende lezer: maar die moordenaar deed Christus dit toch niet aan? Ach, dat zou je hem eens gevraagd moeten hebben. Revius dichtte het zo eerlijk: „Ick bent, o Heer’, ick bent die U dit heb gedaen.” Ik ben die zware boom, die taaie streng, de nagel en de speer, en de gesel die U sloeg. Dan houdt het op. Dan gaat de hand op de mond. En ga ik schuldverslagen met de hoofdman God verheerlijken en die dierbare Borg loven en prijzen omdat Hij het heeft gedaan. Gebeden, geleden, betaald en verzoend. Gezegende Goede Vrijdag toegewenst.
„En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” - Lukas 23:34a