Kerk & religieWekelijkse meditatie
Meditatie: De vrijmoedigheid van het geloof

Het oprechte geloof heeft verschillende eigenschappen. Het geloof is gebouwd en wordt gevoed door het spreken Gods. Het is gericht op de Christus der Schriften. Het is strikt persoonlijk van aard en het kent ook de vrijmoedigheid om toe te gaan tot de troon der genade om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Ds. D. Heemskerk, Nieuw Milligen
beeld RD
beeld RD

In de tekst is sprake van zeer bijzondere omstandigheden en van een bijzondere vrijmoedigheid. Het is de Goede Vrijdag, de betaaldag der Kerk. De prediking van het Nieuwe Testament ziet op deze dag terug. Hier wordt de Hoeksteen gelegd, nu betaalt de Zoon aan de Vader voor de zondenschuld van Zijn ganse Kerk. Nu geeft Hij voldoening aan het strafeisend recht en verwerft Hij verzoening voor al degenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven.

Deze moordenaar komt zeer laat tot bekering, op zijn sterfplaats. Het is zeer laat, nog niet te laat. Terwijl de vijanden lasterden, de schare hoonde en de vrienden zwegen, bidt deze grote zondaar. Hij belijdt de rechtvaardigheid van de straf. Hij is overtuigd van de strafwaardigheid van zijn zonde en doet een beroep op de barmhartigheid Gods in Christus Jezus. Waar haalt hij het recht en de vrijmoedigheid vandaan om zo tot Christus te gaan en om genade te roepen? In zichzelf heeft hij ook geen enkel recht en nog minder moed.

Hij heeft het Evangelie zojuist gehoord, namelijk het gebed van de Christus: „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” (Lukas 23:34a). De Geest des Heeren heeft dit Woord op zijn hart gebracht en heeft hem het gezicht gegeven op Christus. Hoe vrijmachtig is de Heere in Zijn heilige handelwijze. Alles getuigt tegen hem en veroordeelt hem, en toch gaat hij. Satan zegt: „Nu zeker, nu u moet sterven, nu is het te laat.”

Toch gaat hij. Hij hangt aan het kruis, en een gehangene is Gode een vloek. Toch gaat hij. Hij kan niet gaan met zijn voeten, want hij is vastgeslagen, hij kan niet aangrijpen met zijn handen want ze zijn vastgenageld. Toch gaat hij. Immers, het rechte toegaan tot God in Christus is een geestelijk uitgaan met het hart. Het bestaat uit een verlichting in het verstand en een overtuiging in ons hart van de uitnemendheid en de gewilligheid van Christus om zondaren zalig te maken. Het kent enig vertrouwen in Zijn almachtige kracht en een overgave aan Zijn barmhartigheid. Hij kan niets meer verbeteren en herstellen, maar dat hoeft niet ook. Hij komt als vloekwaardige, als een helwaardige tot Hem, Die de vloek ontwapent en de hel overwint voor ellendige zondaars. Komen is dus roepen tot Hem vanuit een hartelijke overtuiging van uw rechteloosheid en Zijn gewilligheid en barmhartigheid: „Gedenk mijner.” Zie hier voor u en voor mij een duidelijke tekening van de prediking van het Evangelie.

Wat een aansporing uit deze geschiedenis om tot Hem te gaan in het heden der genade. U zegt: „Mijn zonden.” Zie echter dit voorbeeld. U zegt: „Ik heb geen nodiging, ik mis de vrijmoedigheid.” Zie hier deze geschiedenis. U zegt: „Ik heb geen voeten om uit te gaan en geen handen om aan te grijpen.” Het rechte komen echter is geen lichamelijk, maar een geestelijk komen. Het is een komen in de overtuiging van uw verlorenheid en schuld, maar ook van Zijn gewilligheid en barmhartigheid.

„En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner.” - Lukas 23:42a

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer