Moet je als wetenschapper je geloof thuislaten? Nee, betogen achttien gepromoveerde christenwetenschappers in het boek ”Inzicht. Wetenschap voor Gods aangezicht” dat gisteren werd gepresenteerd bij uitgeverij De Banier in Apeldoorn. Drie van de auteurs, tevens redactielid, gaven een toelichting vanuit hun vakgebied.
Met een verbinding tussen Psalm 8 en Hebreeën 2 opende uitgever René Heij de bijeenkomst van zo’n 60 mensen plus 130 die meekeken. Onder die laatsten was –om gezondheidsredenen afwezig– initiatiefnemer Jan van Meerten.
„Geleerdheid en vroomheid, passen die bij elkaar? Volgens sommige wetenschappers, zoals Stephen Jay Gould, niet.” Van Meerten kijkt volgens zijn door Heij voorgelezen verklaring „met jaloersheid” terug naar perioden als het Réveil en de beginjaren van de Vrije Universiteit, toen vele vooraanstaande wetenschappers hun werk deden vanuit hun geloof in God. „Anno 2023 heeft ernstig wetenschapssimplisme zich van de meeste christenwetenschappers meester gemaakt.” Ergernis daarover was voor hem reden om geestverwanten uit de volle breedte van de Nederlandstalige wetenschap te benaderen. „Laat je geen Elia-idee aanpraten dat je als enige overgebleven bent.”
Oudtestamenticus dr. M.J. Paul maakte korte metten met de in de wetenschappelijke wereld gangbare opvatting dat monotheïsme is geëvolueerd vanuit pan- en polytheïsme. „In het oude China werd duizenden jaren lang alleen Shang Di vereerd, zonder dat er een afbeelding van hem gemaakt werd. Dit moet een overblijfsel zijn geweest uit de tijd van Noach.”
Ethicus prof. dr. B.A. Zuiddam toonde aan dat er in de loop van de kerkgeschiedenis steeds autoriteiten waren die wetenschap bedreven met de Bijbel als uitgangspunt. „En ook vandaag de dag zeggen vele hooggeleerde collega’s: het kan. In Nederland is het echter moeilijk je hoofd boven het maaiveld uit te steken.” Hij roept Bijbelgetrouwe wetenschappers daarom op met alternatieve theorieën te komen, met de kerkvaders als inspirerend voorbeeld.
Bodemkundige Wim de Vries ten slotte maakte een vertaalslag naar de praktijk, met een onderwerp waarover hij aanvankelijk aarzelde of het binnen het boek zou passen: rentmeesterschap. Hij liet zich echter overtuigen door zijn mederedacteuren. ,De schepping is een fúndamentéle overtuiging van een christen. De zondeval sloeg een breuk tussen God en mens, tussen mensen onderling en tussen mens en schepping, maar de verzoening herstelt die drie.” Met een verwijzing naar onder meer het sabbatsjaar, waarin het land rust kreeg: „Ongebreidelde economie is niet wat de Bijbel voorstaat. Professor Goudzwaard vergeleek de economie met een waterhoofd en propageerde het “genoeg”.”
De drie geleerden waren het erover eens dat de Bijbel waardevol is als basis voor zowel de wetenschapsbeoefening als het dagelijks leven. „Geloven in de wetenschap biedt geen troost in tijden van crisis,” merkt Paul op de universiteit. En de gangbare wetenschap heeft niet eens antwoord op fundamentele vragen. „Geen van de problemen die Darwin al zag is opgelost.” Hij wil studenten daarom bemoedigen. Zuiddam voegde eraan toe dat het belangrijk is dat er doorwrochte antwoorden zijn op vragen die er leven. „Daar heeft het in het verleden wel eens aan ontbroken.” Het gepresenteerde boek moet hier een bijdrage aan leveren, en werd daarom symbolisch ook uitgereikt aan twee studenten.