Mozes en Elia op de berg der verheerlijking: waarom zij?
Waarom ontmoette de Zaligmaker juist Mozes en Elia op de berg der verheerlijking?
In de zogenoemde lijdensweken worden in de eredienst verschillende aspecten van Jezus’ lijden en sterven belicht. Eén aspect van dit lijden is de bemoediging die de Zaligmaker mocht ontvangen. Daartoe is een bijzondere ontmoeting op de ”berg der verheerlijking” (vermoedelijk de Thabor), waarvan de discipelen Petrus, Johannes en Jakobus getuigen waren. Op deze berg ontmoet de Zaligmaker twee personen uit de oudtestamentische bedeling: Mozes en Elia (Mattheüs 17:3; Markus 9:2; Lukas 9:30). Lukas zegt ook iets over de inhoud van het gesprek: het ging over Christus’ „uitgang, die Hij zou volbrengen te Jeruzalem” (Lukas 9:31). Ofwel over Zijn aanstaande lijden, sterven en opstanding (kanttekening 33).
Waarom juist Mozes en Elia? De gangbare uitleg is dat Mozes geldt als de vertegenwoordiger van Gods wet en Elia als de vertegenwoordiger van de profeten die de wet hebben gehandhaafd en hersteld wanneer het volk deze verliet. De gedachte is dan dat Mozes en Elia, ziende op het aankomende lijden en sterven van Jezus, met de Zaligmaker spraken over de vervulling van déze wet en déze profetie. Maar is deze zienswijze wel zo juist?
De in onze kring gezaghebbende ds. I. Kievit verdedigt in 1935 in het Gereformeerd Weekblad een heel andere exegese. Hij benadrukt dat Christus hier wordt bemoedigd door het zien op de heerlijke vrucht van zijn bittere lijden en sterven. Mozes en Elia vormen het levende bewijs van de heerlijkheid die Gods kinderen ontvangen na dit leven. Van Elia weten wij dat hij met vurige paarden en wagens naar het hemelse Vaderhuis werd gebracht. Mozes is wél gestorven en door de Heere begraven in het land van Moab, tegenover Beth-Peor (Deuteronomium 34:6). Zijn lichaam is nooit gevonden. Ds. Kievit vervolgt met een retorische vraag: „Kan een dood lichaam dood blijven als God het begraaft?” Moet hier niet worden gelezen dat de Heere het dode lichaam heeft opgewekt en het vervolgens verheerlijkte lichaam tot Zich in de hemel heeft genomen?
Volgens deze exegese heeft het lichaam van Mozes geen verderving ondergaan. En daarmee zou Mozes dan ook een type van Christus zijn geweest. Zijn in het graf gelegde lichaam heeft evenmin verderving gekend, zoals voorzegd in de Psalmen (Handelingen 2:31; Psalm 16:10). Voornoemde gedachte wordt ondersteund door wat Judas ons meedeelt over het gestorven lichaam van Mozes (Judas :8). Judas schrijft dat de aartsengel Michaël met de duivel twistte over het lichaam van Mozes. Het is Michaël die voorop zal gaan bij de opstanding van de doden (Daniël 12:1). Als hij op de bazuin zal blazen, zullen de doden opstaan. Het is daarom denkbaar dat de duivel wilde verhinderen dat Mozes zou opstaan uit de dood. Maar God laat zich niet door de duivel tegenhouden om Zijn kind op te wekken uit de dood. Daarom zouden in elk geval Mozes en Elia met een verheerlijkt lichaam in de hemel zijn. Het waren dan ook echte lichamen waarmee Mozes en Elia op de berg der verheerlijking verschenen. Net zomin als Elia hoefde Mozes geen tijdelijk lichaam aan te nemen. Hij daalde met zijn verheerlijkte lichaam af op de berg om met Christus te spreken. De Zaligmaker werd, door hen te ontmoeten en met hen te spreken over Zijn aanstaande lijden (Luk. 9:31), zeer versterkt. Hij mocht zien hoe langs twee lijnen de door Hem gezaligde zondaren een verheerlijkt lichaam zullen krijgen. De ene lijn is die van Mozes: alle ”zalige” doden zullen op de jongste dag uit de aarde opstaan en een geestelijk lichaam ontvangen. De andere lijn is die van Elia. Al Gods kinderen die nog leven als de Heere Jezus op de jongste dag terugkomt naar de aarde, zullen Hem tegemoet gaan. Zij zullen „in een punt des tijds” (dus in één ondeelbaar tijdsmoment) veranderen (1 Korinthe 15:52). Hun sterfelijke lichamen ontvangen dan onsterfelijkheid zonder dat zij eerst de tijdelijke dood hebben moeten sterven. Het zien van Mozes en Elia gaf Christus een diepe vreugde (Hebreeën 12:2). De christen wordt aangemoedigd om zó het aardse lijden te dragen. Ziende op de eeuwige vreugde die hem of haar wordt voorgesteld.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Dordrecht en bijzonder hoogleraar kerk, recht en samenleving (vanuit RMU) aan de TUA. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.