Cultuur & boeken
Het verlaten individu en de Ander

In de westerse samenleving zien we elkaar allereerst als individu. Ieder mens behoort zelfstandig te zijn, autonoom, onafhankelijk. Is dit goed of niet? Wat zegt de Bijbel daarover?

beeld iStock
beeld iStock

Heb je ooit iemand uitgemaakt voor een „ellendig mens”? Dat is beslist geen compliment. Mag je dat wel over iemand zeggen… Maar Paulus doet het. Hij zegt het bovendien over zichzelf: „Ik ellendig mens!” We moeten dit niet lezen als een keurige theologische analyse over hoe oude en nieuwe mens zich verhouden. Deze woorden in Romeinen 7 uiten vooral Paulus’ intense klacht over de complexiteit van zijn bestaan.

Het mysterie van de mensheid ligt in het individu. Grootsheid en misère komen erin samen. Er zijn recent twee boeken verschenen die beide ingaan op de centrale plek van het individu in de westerse maatschappij. Allebei leggen een verband tussen het thema van de individualiteit enerzijds, en de Bijbel en het christelijk geloof anderzijds. Beide boeken zijn geschreven door niet-christenen. Het ene boek is ”De uitvinding van het individu” van Larry Siedentop. De Amerikaanse Siedentop is geboren in 1936, werd hoogleraar in de politieke filosofie te Oxford en is beroemd voorstander van het liberalisme. Alweer bijna tien jaar geleden schreef hij dit boek, nu is het voor het eerst in het Nederlands vertaald. Het tweede boek is geschreven door de psychiater Esther van Fenema (1970) en heet ”Het verlaten individu. Waarom voelen we ons zo leeg?” Siedentop benadrukt de grootsheid van de individualiteit, Van Fenema de misère.

19060737.JPG

Zowel Siedentop als Van Fenema spreekt zich positief uit over de Bijbel. Omdat in Nederland de Bijbel nogal vaak minachtend wordt aangehaald, zijn christenen geneigd enthousiast te reageren als niet-christenen positief over de Bijbel spreken. Maar het is wel nuttig om, na dit eerste enthousiasme, ons af te vragen wat daar echt positief aan is. Deze twee boeken leiden in elk geval niet tot één duidelijk geluid. Siedentop vindt individualiteit een geweldige zaak, Van Fenema kan er bijna alleen maar nadelen aan ontdekken. Beide schrijvers beroepen zich op de Bijbel; wie van hen heeft er gelijk?

Wereldmijdende kluizenaars

Eerst iets over het boek van Siedentop. De filosoof schetst in weidse analyses hoe het christendom de drijvende en onmisbare kracht is geweest om te komen tot het moderne concept van de individualiteit. In de klassieke oudheid was de samenleving sterk hiërarchisch ingedeeld. Wie slaaf is, is voorbestemd om slaaf te zijn; wie burger is, burger. Ongelijkheid tussen mensen hoort bij de orde van de wereld. Dankzij het verstand is de mens in staat om de werkelijkheid te kennen, en ieder weldenkend mens zal dus toestemmen dat er een rangorde is tussen burgers en slaven, mannen en vrouwen, bestuurders en onderdanen, aldus de klassieke oudheid. Maar dit hiërarchische denken ging sinds Paulus’ zendingsreizen veranderen: in het christelijk geloof staat niet het verstand centraal maar de wil. Het is niet genoeg om met het verstand de maatschappelijke orde te kennen, maar wij hebben de wilsvrijheid om deze orde te veranderen. Maatschappelijke verschillen verliezen dus hun vanzelfsprekende normatieve status. In de christelijke gemeente geldt niet je functie in de samenleving, maar het geloof in Christus, en daarin zijn alle gelovigen gelijk – aldus Siedentop.

In een fascinerend betoog laat Siedentop zien hoe de wereldmijdende kluizenaars en de bisschoppen in de steden in de 3e en 4e eeuw een stille revolutie van wereldformaat in gang zetten. De kluizenaars lieten het belang van het individu zien, en de bisschoppen dienden de kerk waarin gelovigen allen gelijk zijn, in plaats van de burgerlijke samenleving waarin de rangorde doorslaggevend is. Door een volhardende, steeds krachtiger wordende nadruk op de rol van de wil van God en van de mens, neemt de notie van individualiteit steeds duidelijker vormen aan in de westerse wereld.

Volgens Siedentop vindt dit uiteindelijk zijn hoogtepunt in de filosofie van de late middeleeuwer Willem van Ockham. Ockham slaagt erin om het heidense, aristotelische (lees: hiërarchische) denken van Thomas van Aquino te vervangen door zijn eigen filosofie en theologie, waarin niet verstand en noodzakelijkheid, maar wil en vrijheid de allesbeslissende plaats innemen. Niet een voorgegeven hiërarchische structuur is normatief voor de samenleving, maar de mens die vrijwillig kiest. „Dit is in feite de geboorte van het liberaal secularisme.”

Anders dan velen denken, ziet Siedentop de bron van de moderne individualiteit dus niet liggen in de renaissance maar in het christendom. De renaissance wilde terugkeren naar de klassieke oudheid en verheerlijkte het denken van vóór onze jaartelling. Maar daarmee verwaarloosde de renaissance de grote ontdekking van het christelijk geloof, namelijk de wezenlijke vrijheid van elk individu. De renaissance dreigde zodoende de westerse cultuur terug te leiden in het deterministische, hiërarchische denken van de oudheid. Niet in de renaissance maar in het christendom liggen de echte wortels van ons huidige besef van individualiteit en de gelijkheid van alle mensen, aldus Siedentop.

Somber schotschrift

Nu het boek van Van Fenema. Haar publicatie krijgt opvallend veel aandacht en beleeft intussen de derde druk. Ook vanuit christelijke hoek werd er enthousiast gereageerd op haar positieve aandacht voor de Bijbel, en op het contrast dat zij ziet tussen wat het christelijk geloof proclameert en hoe de samenleving nu reilt en zeilt. Anders dan Siedentop beschouwt zij de aandacht voor individualiteit niet als een zegen maar als een vloek. Het individu is niet tevreden maar leeg. In plaats van individu te willen zijn moeten we terug naar de mens als deel van de groep, aldus Van Fenema.

19060735.JPG

Van Fenema bespreekt de huidige Nederlandse samenleving aan de hand van de zeven klassieke hoofdzonden: hoogmoed, luiheid, hebzucht, onmatigheid, lust, woede en afgunst. Aan dit zevental voegt zij ten slotte nog een achtste toe, de leegte. In elk hoofdstuk beschrijft ze welke tekenen van de betreffende zonde ze in de maatschappij aanwezig ziet. Daarvoor maakt ze gebruik van verwijzingen naar de Bijbel, naar Griekse tragedies, middeleeuwse theologen, en ook naar veel films. Tevens verwijst ze naar ervaringen die zij heeft opgedaan in haar jarenlange praktijk als psychiater.

De talrijke voorbeelden vond ik echter tegenvallen. Haar kennis van de Bijbel lijkt beperkt te zijn. Soms citeert ze uit de Nieuwe Bijbelvertaling, dan weer uit de Statenvertaling. Ze noemt de teksten weliswaar, maar geeft er geen verdere duiding aan – iets wat ze bij haar verwijzingen naar literatuur of films juist wel doet. Indringende Bijbelse geschiedenissen over de ondeugden worden nauwelijks aangehaald. Het betoog blijft meestal steken bij een verwijzing naar een tekst uit Spreuken of Prediker. In het hoofdstuk over lust had ze kunnen verwijzen naar de verwoestende gevolgen daarvan in de geschiedenis van David en Bathseba, of naar de verkrachting van Thamar door Amnon. Maar ik denk dat zij deze geschiedenissen niet kent. Als mijn vermoeden klopt, zijn de referenties naar de Schrift dus magertjes. Het boek was veel krachtiger geweest als de schrijfster zich had beperkt tot haar eigen expertise, het terrein van de psychiatrie. Nu vormen haar ervaringen vanuit de praktijk van haar werk slechts een klein deeltje van het boek (en trouwens: kunnen psychiatrische aandoeningen wel fungeren als voorbeelden van hoofdzonden?).

Voor de rest is het boek gevuld met voorbeelden en verwijzingen die buiten haar eigenlijke deskundigheid liggen. Ze is geen cultuurhistoricus of filosoof, geen theoloog of classicus, geen filmdeskundige of literatuurcriticus. Dat maakt het boek tot een rommelige lappendeken. Ze refereert naar klassieke figuren uit de wereldliteratuur maar wil ook nog gauw even de MeToo-­beweging van 2022 noemen. Ze noemt de Bijbel, maar ook een ruige film over zwelgpartijen en zelfmoord. Wat tilt dit boek uit boven het niveau van een somber schotschrift?

Mij viel verder het gebrek aan analyse op. Van Fenema is kritisch op veel ontwikkelingen in onze maatschappij en maakt zich grote zorgen. Wat dat betreft heeft ze mijn sympathie. Maar een boek van deze omvang (ruim 270 bladzijden) moet toch meer zijn dan alleen een lange klaagzang over hoe slecht de westerse mens eraan toe is.

De keuze voor de zeven hoofdzonden is zo bezien bevreemdend. Deze klassieke ondeugden geven immers aan wat er altijd al mis is geweest met de mens. Ze zijn klassiek omdat het sinds de zondeval niet anders is geweest. De verwijzingen naar Griekse filosofen, naar de kerkvader Augustinus, naar de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino bewijzen juist dat wat er nu gaande is in de wereld, niet zo heel veel anders is dan wat de mensheid altijd al heeft gekweld. Prof. W. van ’t Spijker zei eens: „De kerkhistoricus troost zich met de gedachte dat het vroeger zó beroerd is geweest, dat het vandaag de dag niet snel even beroerd zal zijn als toen.”

Frappant is dat Van Fenema zo geschokt lijkt over de wijdverbreide aanwezigheid van de klassieke hoofdzonden. Achter haar bezorgdheid lijkt merkwaardig genoeg een optimisme te zitten dat barsten oploopt in de confrontatie met de harde werkelijkheid. Ze schrijft alsof ze deze hoofdzonden niet bij de mens had verwacht en nu verbijsterd is dat deze zo diep in de menselijke natuur blijken te zitten.

Hij kent ons beter

Mijn derde waarneming: aan een respons op de malaise komt Van Fenema niet toe. Ze beschrijft wat ze ziet en spreekt haar zorg uit; maar dan? Is er een tegenbeweging mogelijk? Welke reactie is gepast? Het wordt in het boek niet duidelijk. Met regelmaat zegt Van Fenema dat de veranderingen „in de afgelopen decennia” hebben plaatsgevonden. Ik vraag me af aan welke tijd ze dan denkt. Toch niet aan de jaren van de Tweede Wereldoorlog. De jaren daarna misschien? Maar waren de hebzucht, de hoogmoed, de lust en afgunst toen niet aanwezig? Was er toen minder uitbuiting van kwetsbare groepen, meer aandacht voor de sociaal zwakken, was het toen zo goed gesteld met de zorg voor de slachtoffers van seksueel misbruik? Eerder het tegendeel, vrees ik. Het waren decennia waarin totaal geen aandacht was voor getraumatiseerde mensen.

Diverse keren suggereert de schrijfster dat het probleem van nu ligt in het individualisme en dat we een uitweg moeten zoeken door meer gemeenschapszin. ”De groep” zou het tegenwicht moeten bieden. Maar hoe ze dit voor zich ziet, wordt nergens uitgewerkt. Daarbij komt dat ook de vermeende evolutionaire ontwikkeling van de mens ijkpunt lijkt te zijn voor wat beter is. We hebben het brein dat empathisch voor kleine groepen is bedoeld. We zijn gemaakt voor een middeleeuwse samenleving en niet voor een miljoenenstad. Enerzijds beschrijft Van Fenema dat we wel onverschillig móéten worden als we geconfronteerd worden met het leed waar dan ook ter wereld; het is te veel om emotioneel te verstouwen. Maar anderzijds neemt ze het de westerling toch kwalijk dat hij geen oog lijkt te hebben voor wat er elders op de aarde gebeurt.

Juist het sombere boek van Van Fenema toont de diepgang van de Bijbelse boodschap. Niet ”de groep” is de oplossing voor ellendige mensen, maar de vergeving en de vernieuwing door de Ander. Als wij uitroepen „Ik ellendig mens!” wanneer wij de afgrond van onze eigen ziel niet peilen, vinden we rust in de wetenschap dat God meerder is dan ons hart, en ons beter kent dan wij onszelf kennen.

Uit de bocht

Als ik beide boeken vergelijk, wint Siedentop het met glans. Zijn boek is veel diepgravender, krachtiger, overtuigender. Ik denk dat de waardering die Van Fenema’s boek gekregen heeft, meestal steunt op het vage gevoel van onbehagen dat veel mensen hebben en dat ze hun stemming verwoord vinden in haar boek. Maar andere redenen voor waardering kan ik niet bedenken.

Toch stelt ook Siedentop uiteindelijk teleur. Dat is niet zozeer omdat zijn betoog soms daverend uit de bocht vliegt. Zijn betoog over de tegenstelling tussen Thomas van Aquino en Willem van Ockham is weliswaar erg boeiend maar niet waar. Thomas was kritischer op Aristoteles dan Siedentop beweert, en Ockham minder kritisch. De nadruk op de wilsvrijheid start niet bij Ockham, maar veeleer bij Duns Scotus. Na de 14e eeuw is ook niet Ockhams erfenis, maar die van Thomas dominant. Zonder de betekenis van Ockham te willen onderschatten, staat voor mij wel vast dat de invloed van Thomas veel groter is geweest, tot in deze eeuw toe. Kortom, de stelling dat het christendom de hiërarchie van de klassieke oudheid heeft doorbroken val ik bij, maar de analyse van Siedentop deel ik lang niet overal.

Doel in zichzelf

Het belangrijkste bezwaar (en dit geldt ten opzichte van beide boeken) is dat het christendom niet een middel mag zijn tot een hoger doel. Voor Siedentop is het christendom een uitstekende weg geweest naar het seculiere liberalisme. Nu de bestemming is bereikt, mogen we de weg vergeten. Voor Van Fenema is de Bijbel bron van culturele wijsheden, die van pas kunnen komen in de strijd tegen de hoofdzonden. Maar als je liever inspiratie haalt uit films is dat ook prima.

Zo heeft het christendom echter nooit gewerkt. Het christendom is geen middel maar doel in zichzelf. Aristoteles maakte al onderscheid tussen ”praxis” en ”technè”. Een praxis duidt op een handeling die omwille van zichzelf wordt verricht. Iets wat ik doe met het oog op iets anders, is daarentegen een technè. Als ik autorijd is dat een technè: ik verricht het als middel tot een ander, hoger doel. Maar als ik musiceer, is dat een praxis: het is waardevol omwille van zichzelf.

Welnu, het christelijke leven is praxis van een leven in geloof (praxis pietatis). Luther gebruikt ”pietas” als synoniem voor geloven. Ik ben niet christen om op die manier liberaal te kunnen zijn (Siedentop), ik ben geen christen om er een goed mens door te worden (Van Fenema), maar ik vertrouw God en Christus omdat geloven betekenis en doel in zichzelf is. Als ik geloof, heeft mijn bestaan zijn bestemming bereikt.

Ik ben het met Siedentop eens dat de Bijbel alle ruimte geeft aan menselijke individualiteit. Zo bezien voel ik me meer verwant met het betoog van Siedentop dan met dat van Van Fenema. Echter, onze individualiteit ligt niet verankerd in onze vrije wil, maar in de hoogstpersoonlijke relatie tot God. De gelijkheid van alle mensen ligt niet in de wilsvrijheid, maar in de overtuiging dat er één God is, Die God is van Joden en heidenen (Rom. 3:28-30).

Uiteindelijk komen beide boeken niet verder dan het promoten van cultuurchristendom: „De Bijbel is goed voor de maatschappij, is een probaat middel tegen de leegte, dus laten we de Bijbel waarderen.” Maar geen christen mag meegaan in zo’n betoog! Wie dat wel doet, verbastert de praxis pietatis tot een technè. Wie zo denkt, komt niet uit bij Jezus Christus, maar bij seculier liberalisme.

Luther riep mensen op tot ”pietas”

Maar hoe kan de Bijbel dan wel betekenis hebben voor maatschappij en individu? Ik moest denken aan Luther. De reformator had niet veel op met de hervorming van de maatschappij. Hij keerde zich radicaal tegen de boerenopstand van 1525, gaf de overheid alle credits om naar eigen inzicht te besturen, en hield zich ver van allerlei politieke thema’s. Laat de overheid maar op de winkel passen totdat Jezus terugkomt, dan was het wat hem betreft prima. Zijn focus lag op de waarheid van de leer, op de verkondiging van het Evangelie, op de boodschap van rechtvaardiging door het geloof. Hij riep de mensen op tot pietas — een woord dat voor hem eenvoudigweg ”geloven” betekende.

Het laatste wat Luther wilde, was een wereldverbeteraar te zijn. Maar verrassend genoeg heeft Luther juist op deze wijze de wereld ingrijpend en blijvend veranderd. Door mensen tot christen te maken, maakte hij hen burger. Door de mens als individu voor God te plaatsen, maakte hij de mens tot een individu in de maatschappij. Met zo’n krachtig voorbeeld voor ogen weten we wat ons te doen staat: ons inzetten voor de praxis pietatis, ons oefenen in het leven door het geloof.

Boekgegevens

19060734.JPG

De uitvinding van het individu. De oorsprong van het westerse liberalisme, Larry Siedentop (vertaling Karl van Klaveren en Indra Nathoe); uitg. Ten Have; 480 blz.; € 39,99

Het verlaten individu. Waarom voelen we ons zo leeg?, Esther van Fenema; uitg. Prometheus; 280 blz.; € 21,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer