De Nederlandse zorg en het Nederlandse onderwijs staan er niet goed voor, en dat heeft onder meer te maken met een gebrek aan personeel. Ergens heel begrijpelijk, want als je als jongere voor de keus staat, wat zou je dan liever gaan doen, billen wassen of filmpjes maken?
We hebben in Nederland te maken met een onderwijs- en zorginfarct. Tenminste, als je de media mag geloven. Elke week, elke maand verschijnen er wel artikelen die benadrukken hoe erg het gesteld is met de zorg, of met het onderwijs. En ook de feiten spreken duidelijke taal.
”Het onderwijs gaat naar de haaien”, schreef Japke-d. Bouma eerder deze maand in NRC. Aanleiding voor die hartenkreet was het nieuwsbericht dat Amsterdamse schoolbesturen met de handen in het haar zitten vanwege het lerarentekort. Het lukt ze gewoon niet meer om in elke les een bevoegde leerkracht voor de klas te zetten, en dus denken ze nu na over „musici, accountants en kunstenaars” als invalkrachten, over een vierdaagse lesweek, en over lessen op verschillende locaties.
„Toen ik alles gelezen had, huilde ik bittere tranen om zoveel onnozelheid”, schreef Bouma daarover. „Maar ik dacht ook: zou er nou iemand zijn die hierin trapt? Iemand die denkt dat die „transitie”, „nieuw onderwijs”, en „wisselende professionals” goed zijn voor het onderwijs?” Waarop ze vervolgens alle vaagtaal en nietszeggende hippe termen fileerde en tot de conclusie kwam: „Zeg liever in duidelijke taal dat het onderwijs ten onder gaat en dat je geen flauw idee hebt wat je eraan kunt doen.”
En dan hebben we het nog niet eens over de inhoud van het onderwijs. Zomaar wat berichten van de afgelopen maanden: Het niveau van reken- en taalvaardigheid onder Nederlandse jongeren stemt somber. Een kwart van de 15-jarigen kan niet goed begrijpend lezen. Bij docenten in het basisonderwijs ontbreekt het aan kennis. Een kwart van de jongeren twijfelt aan de Holocaust. Ik weet wel, op al die onderzoeken is vast iets aan te merken, zeker op het laatste, maar toch blijven het zorgelijke berichten.
Verpleegkundigen en huisartsen
Met de zorg is het, om andere redenen, niet beter gesteld. „Elke dag worden vier verpleegkundigen freelancer”, kopte het Nederlands Dagblad eerder deze maand. En geef die verpleegkundigen eens ongelijk: betere werktijden, meer salaris, zelf kunnen bepalen wanneer en hoe je je werk doet… Maar het maakt de druk op het personeel van ziekenhuizen en andere zorginstellingen alleen maar groter. Steeds minder mensen moeten steeds meer gaten in het rooster opvullen.
Ook de huisartsen hebben het zwaar – niet voor niets protesteerden ze vorig jaar op het Malieveld. Ze kregen de laatste jaren veel extra taken toegeschoven en hebben zo steeds minder tijd voor hun patiënten. En dan hebben we het nog niet eens over plaatsgebrek in zorginstellingen of medicijntekorten in apotheken of andere problemen. Op de sociale media klinken allerlei zorgmedewerkers soms behoorlijk wanhopig. Vermalen raken ze tussen de wachtlijsten, de eisen van de zorgverzekeraars, de wirwar aan procedures en protocollen. En daardoor wordt toegang tot goede zorg voor de patiënt steeds moeilijker.
Kortom, er zijn grote problemen in de zorg en in het onderwijs, vanouds twee werkvelden die sterk het stempel van de christelijke traditie dragen. Misschien valt het daarom in christelijke zorginstellingen en op reformatorische scholen nog een beetje mee met de problemen. Maar ook daar heersen personeelstekorten. En een oplossing is natuurlijk niet eenvoudig.
De Nederlandse reflex is altijd: we gaan nieuwe plannen maken en nieuwe maatregelen bedenken, we gaan er campagnes tegenaan gooien, we gaan de markt onderzoeken en we gaan wervende berichten rondsturen. Dat komt natuurlijk doordat de helft van Nederland onderzoeker of communicatiemedewerker is en dus, logischerwijs, op die manier met de problemen aan de slag gaat. Maar wat écht zou helpen: als al die mensen die nu campagnes bedenken en de markt onderzoeken zélf in het werkveld zouden gaan werken. Want er zijn natuurlijk allerlei complexe oorzaken voor de problemen, maar bovenaan staat toch wel het personeelstekort.
Hoe komt het dat er te weinig jongeren in zorg en onderwijs gaan werken? Deels misschien omdat er te weinig jongeren zíjn. Maar deels toch ook omdat ze massaal andere dingen gaan doen. Al die jongens en meisjes die vroeger in de zorg gingen werken of voor de klas gingen staan, hebben nu een baantje in de wereld van coaching, communicatie en management. Ik ben trouwens de laatste die daar kritiek op mag hebben, want ik heb die keus zelf ook gemaakt, vroeger. En zulk werk is ook best nuttig en nodig. Maar als té veel mensen ervoor kiezen om hun leven te wijden aan teksten schrijven, advies geven, coachen, vloggen, beleidsplannen in elkaar zetten, communicatiestrategieën bedenken en wat dies meer zij, raakt de samenleving uit balans.
„Ik geloof niet in een personeelstekort”, schreef columnist Nathalie Baartman onlangs in Tubantia. „Ik geloof dat er een heleboel zinloos werk verzonnen is.” Volgens haar lopen er te veel mensen rond „met een bedrijfskundige staffunctie die termen bedenken als cliëntgerichte gezondheidszorg, productportfolio en implementatie van netwerkzorg”, allemaal mensen „die heus wel seniorenbipsen in verpleeghuizen zouden kunnen wassen, maar daar geen zin in hebben.”
Dat is natuurlijk heel kort door de bocht, helemaal zónder managers en beleidsmakers kunnen we ook weer niet. Maar er zit toch een kern van waarheid in, wat mij betreft. En daarom hoop ik dat veel jongeren willen nadenken over een baan in de zorg of in het onderwijs. Zulk werk is niet altijd leuk. Het is heel zinvol, maar ook heel moeilijk om te doen. Je kunt niet altijd je eigen idealen of je eigen zelfverwerkelijking centraal stellen, je moet dienstbaar zijn aan anderen en hun gezondheid en ontwikkeling. Maar als christenen érgens een verschil kunnen maken in een niet-christelijke samenleving, dan is het op deze terreinen.
De auteur is schrijver en journalist.