Historicus Niemeijer: Kerkelijke archieven Indonesië voor groot deel onontgonnen terrein
„Over het Nederlandse protestantisme is al veel verzameld, maar met betrekking tot de voormalige koloniën valt er nog veel te schatgraven.” Dat zei dr. Hendrik E. Niemeijer woensdag in Amsterdam tijdens een lezing over zijn zoektocht naar archieven van protestantse en rooms-katholieke kerken in Indonesië.
Niemeijers gastlezing was georganiseerd door het HDC Centre for Religious History, in het gebouw van de Vrije Universiteit Amsterdam, waaraan het HDC is verbonden. Dit centrum is onder meer een documentatiecentrum voor het Nederlands protestantisme na 1800. Naast de lezing van Niemeijer was er ook een seminar met het onderwerp ”Kerk en Slavernij in het Nederlandse Rijk”. De middag trok ongeveer dertig bezoekers.
Niemeijer, senior onderzoeker bij het HDC en ondernemer met een erfgoedbedrijf, heeft de afgelopen vijftien jaar pionierswerk verricht door het documenteren en digitaliseren van protestantse en rooms-katholieke kerkarchieven over de periode 1605 tot en met 1970. Onder meer heeft hij de archieven van kerken op de Molukken en op Java onderzocht.
De historicus adviseert Indonesische kerken bij het aanleggen van een archief en hij inventariseert en digitaliseert bestaande kerkelijke archieven. De kerkelijke archieven verschijnen zoveel als mogelijk online, waardoor zij direct te onderzoeken zijn. „Zo kunt u bijvoorbeeld zien hoeveel een predikant kreeg uitbetaald in Indonesië in de negentiende eeuw.”
Er zijn redenen genoeg om het onderzoek te doen, vind Niemeijer: „In Indonesië zijn 28 miljoen christenen, die wortels hebben in het Nederlandse protestantisme en katholicisme. Alleen al die aantallen maakt het waard om op zoek te gaan naar bronnen.”
Udemans
Tijdens de middag was er ook aandacht voor het in januari gestarte onderzoeksproject ”Kerk en slavernij” dat wordt uitgevoerd door onderzoekers van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), de VU en de Universiteit van Curaçao.
Een van de onderzoekers is de historicus Vincent Laarman, historicus aan de VU. Hij hield een lezing over theologische stellingen die slavernij legitimeerden in de zestiende en de zeventiende eeuw. Als voorbeeld noemde Laarman de gereformeerde theoloog Godefridus Cornelisz. Udemans (1581-1649). Hoewel hij in ”’t Geestlyck Roer van ’t Coopmans Schip” stelt dat slavernij onnatuurlijk is, maakt Udemans wel een onderscheid tussen lichamelijke en geestelijke vrijheid. Een slaaf kan lichamelijk onvrij zijn, maar geestelijk vrij als christen. Belangrijk is daarbij het onderscheid tussen christenen en niet-christenen. „Christenen mogen niet tot slaaf worden gemaakt, de heidenen en inheemse bevolkingen wel.” Dit moet volgens Udemans wel in redelijkheid gebeuren. Zo moet de slaaf na zeven jaar worden vrijgelaten.
Beets
Theoloog Martijn Stoutjesdijk, verbonden aan de PThU, richtte zich op het abolitionisme –de strijd tegen slavernij– van Nederlandse predikanten in de negentiende eeuw. „Deze beweging werd aangewakkerd vanuit het Verenigd Koninkrijk en onder meer opgepakt door de Reveilbeweging.” Ook de bekende predikant Nicolaas Beets was een vurig voorstander van de afschaffing van de slavernij.
Belangrijk was in de negentiende eeuw of er in de Bijbel iets staat dat de afschaffing van de slavernij steunt. Beets stelde dat dit niet zo was, maar aan de hand van het gebod tot naastenliefde en de gulden regel ”En gelijk u wilt, dat u de mensen doen zullen, doet u hen ook zo”, komt Beets wel tot enkele Bijbelse principes. „Voor Beets zijn deze principes de sleutel om het probleem van slavernij tegemoet te treden”, stelde Stoutjesdijk.
Een belangrijk idee voor Beets is de „geest des christendoms”, aldus Stoutjesdijk. „Langzaam worden de gewetens van mensen en regeringen geactiveerd rond het probleem van de slavernij.” Aan het eind van zijn lezing haalde Stoutjesdijk een citaat van een geestelijke aan uit Suriname. Hij sprak die recent: „Wie steunt zoekt voor afschaffing van de slavernij vindt in de Bijbel niet een gemakkelijke bondgenoot.” Stoutjesdijk: „Dat ervoeren abolitionisten ook in negentiende eeuw.”