Mens & samenlevingHet gesprek

Natascha van Weezel probeert haar hart zacht te houden

17 January 2025 16:08
beeld Carel Schutte

Een deel van de Joodse gemeenschap ziet haar als landverrader. Pro-Palestijnse activisten beschouwen haar als „vuile zionist”. Auteur en filmmaker Natascha van Weezel laveert tussen twee uitersten – in het radicale midden, zoals ze dat zelf graag omschrijft. „Ik denk dat ik van nature een zacht hart heb.”

Een smalle trap leidt naar een bovenwoning in Amsterdam-Zuid. De woonkamer staat stampvol literatuur. „Ik woon op een manier die mensen misschien een beetje vreemd vinden, want ik leef min of meer in onze eigen bibliotheek”, zegt Natascha van Weezel (38) verontschuldigend. „De meesten van mijn leeftijdsgenoten wonen nu denk ik in een luxe appartement met een visgraatvloer en van die zwarte metalen deuren. Die kunnen zo in een woonmagazine. Maar ik koop liever een goed boek.”

In die Amsterdamse ‘woonbibliotheek’ levert Van Weezel haar bijdrage aan het publieke debat. Zowel in woord als in beeld. Vooral rond thema’s die met antisemitisme en het Israëlisch-Palestijns conflict te maken hebben. Daarnaast produceert en regisseert ze films en maakt ze samen met prof. Bart Wallet de podcast ”Wallet en Van Weezel over de Joodse wereld”.

Schrijven over Israël levert haar veel kritiek op, zowel van voor- als tegenstanders. Van haatmail tot regelrechte doodsbedreigingen. Dat komt doordat Van Weezel geen partij kiest, maar zich tussen twee uitersten beweegt. „Dat noem ik het radicale midden.”

Schrijven is voor de Joodse publicist een manier „om de wereld overzichtelijk te houden, althans voor mezelf”. „Schrijven is voor mij niet alleen een beroep, maar kan ook therapeutisch werken. Als ik het echt niet meer weet, ga ik schrijven. Dat is dan vaak ook iets wat alleen voor mezelf is bedoeld en niet voor anderen. Daar is het dan ook in eerste instantie te rauw voor.”

Voor een van de boekenkasten prijkt een portret van haar vader, Max van Weezel. De bekende politicoloog en journalist, die onder andere jarenlang het programma Met het oog op morgen presenteerde, is nog steeds Natascha’s grote voorbeeld. „Toen ik op mijn 25e tegen hem zei dat ik misschien toch wel de journalistiek in wilde, vroeg hij: „Weet je het zeker? Want het is een lastige tijd voor beginnende journalisten. Als je het doet, ben ik wel heel trots op je. Maar zorg dan ook dat je een heel goede wordt.” Dat was typisch mijn vader.”

In de straat voor haar woning hangen overal kerstversieringen, maar tegelijkertijd nodigen aanplakbiljetten uit om het Joodse Chanoeka mee te vieren. Van Weezel houdt sinds jaar en dag beide tradities in ere. „Ik ben mijn hele leven al gewend om Joodse en niet-Joodse tradities te combineren. Omdat het toch allebei met religie te maken heeft. Ik weet overigens niet of ik religieus ben.”

Weet u dat niet?

„Ik ben natuurlijk Joods, want mijn moeder is Joods. Dat gaat over de bloedband en het volk. Natuurlijk hoort daar de religie bij, want die is ook deel van mijn identiteit. Ik ben er alleen niet zo actief mee bezig. Ik houd de sjabbat niet en eet officieel niet koosjer. Ik ga ook te weinig naar de synagoge. Ik heb wel heel veel aan de Joodse literatuur en de filosofie. De grote lessen van het Jodendom.”

beeld Carel Schutte

Wat zijn die grote lessen voor u?

„Ik probeer de Tien Geboden te volgen. Belangrijk in het Jodendom is het uitgangspunt ”Wie één mens redt, redt de hele wereld”. Dat moet je natuurlijk niet letterlijk nemen, want ik weet niet of ik echt mensen red. Maar je kunt ook mensen gelukkig maken door wat je doet. Door ze te helpen als ze het moeilijk hebben. Niet alleen voor jezelf leven, maar ook voor anderen.

Een opdracht in het Jodendom is ook ”Tikun Olam”. Dat betekent zoiets als de wereld een beetje mooier maken. Probeer de wereld iets beter achter te laten dan hoe je hem zelf kreeg. Hoe je dat doet, is aan jou. Ik probeer dat te doen door zachtheid te tonen in harde tijden. Door het gesprek met heel veel mensen aan te gaan en me in te zetten voor nuance.”

„Ik zie het als mijn taak om de toon in het debat een beetje te matigen” - Natascha van Weezel, auteur en filmmaker

Dat is wel nodig, want zo mooi is de wereld niet.

„Absoluut. De tijden zijn zó gepolariseerd. Er wordt zo veel gescholden, zo veel geweld gebruikt. Steeds meer mensen geloven alleen nog maar blind in hun eigen waarheid. De emoties zitten heel hoog, dat voel ik zelf ook. Maar we moeten elkaar niet naar het leven staan en toch proberen door één deur te kunnen. Daarom zie ik het als mijn taak om de toon in het debat een beetje te matigen.”

beeld Carel Schutte

Vanwaar komt die polarisatie?

„Die heeft meerdere oorzaken. Als je naar het Israëlisch-Palestijns conflict kijkt, zie je dat het debat daarover heel erg met identiteit te maken heeft. Veel mensen vereenzelvigen zich helemaal met een van beide kanten. Het heeft naar mijn idee ook te maken met het einde van de verzuiling, of de ontkerkelijking, zo je wilt. Ik zeg niet dat vroeger alles perfect was, maar het was wel heel duidelijk bij wie of wat je hoorde. De wereld is sindsdien steeds individualistischer geworden. Gemeenschappen zijn steeds minder actief. En dat vinden velen heel eenzaam. Het is fijn om individuele vrijheden te hebben, maar je merkt dat mensen een groep missen.”

Waar hoort u bij?

„Ik hoor nergens bij.”

En hoe vindt u dat?

„Lastig, maar ik heb geen andere keuze. Aan de ene kant mis ik het om ergens bij te horen. Want een groep geeft het comfort van veiligheid en je gedragen voelen. Dat lijkt me wel fijn, maar ik kan het niet. Ik heb nooit ergens bij gehoord, ook vroeger niet. Ik heb wel vrienden, maar altijd eentje hier, eentje daar. Ik deed altijd mijn eigen dingen. Ook op school viel ik er een beetje buiten. Ze vonden me te eigenzinnig, denk ik. Ik heb mijn eigen pad bewandeld door naar de filmacademie te gaan. Ik heb er eigenlijk voor gekozen om buiten groepen te functioneren, omdat je dan helemaal authentiek kunt zijn. Dan hoef je geen concessies te doen. Maar het is soms wel eenzaam.”

Wat voor soort mens maakt dat je dan?

„Ja, wie ben ik? Wie is Natascha? Dat weet ik eigenlijk niet en dat is dus heel gek. Misschien weet ik het wel, maar kan ik er geen woorden aan geven. Ik doe alles op gevoel. Ik ben niet iemand die de gebaande wegen bewandelt.”

U maakt ook deel uit van de Joodse gemeenschap. Dat is dan toch iets waar je bij hoort?

„Ik ben wel lid van de Joodse gemeenschap, maar ook weer niet voluit. Ik ging op zondag naar de Joodse les, maar zat niet op een Joodse school. Ik zat bij de socialistisch-zionistische jeugdbeweging Habonim. Dat vond ik soms leuk, maar vaak had ik er ook helemaal geen zin in. Ik heb heel lang niet-Joods willen zijn. In mijn kinderlijke woorden zei ik: Ik wil normaal zijn. Tussen mijn achtste en mijn zestiende wilde ik er eigenlijk niets mee te maken hebben.

Tot ik op een gegeven moment een briefje op de middelbare school zag hangen. Er werden deelnemers voor een reis naar Auschwitz gevraagd. Ik voelde meteen dat ik mee moest gaan. Wel dacht ik eerst nog: Je wilt daar toch niets mee te maken hebben? Je bent zestien; je bent gek. Mijn vader zei hetzelfde: „Voor dat geld kun je ook naar Spanje, dat is normaler voor jouw leeftijd.” Maar ik denk eerder dat hij zijn kleine meisje wilde beschermen. Ik heb tegen mijn ouders gezegd: „Misschien begrijpen jullie het niet. Maar ik wil de schimmen uit onze familie ontmoeten.” Toen zeiden ze meteen: „Dan moet je gaan.”

Dus heb ik het gedaan. Ik heb vijf dagen lang gehuild. Verdriet waarvan ik niet eens wist dat ik het meezeulde.”

Welk verdriet was dat?

„Aan de ene kant het idee dat zoiets als de Holocaust heeft kunnen gebeuren. Zo slim opgezet, zo systematisch. Dat schokte me heel erg. Maar natuurlijk vooral het persoonlijke: al die familieleden die zijn omgekomen. Ik weet niet eens hoeveel. Ik moet nog een keer nagaan wie er allemaal zijn vermoord. Maar op een gegeven moment word je ook gek van al die stambomen waar dan overal kruisjes staan bij 1943-1944.

Het was verdriet om wie er niet meer waren, maar er wel hadden kunnen zijn. Rouw om het feit dat ze werden vermoord omdat ze Joods waren en ik dat ook ben. Dat er mensen waren die mijn familieleden voor 7,50 gulden hebben verraden. Rouw, omdat ik me vaak eenzaam heb gevoeld.”

„Ik heb vijf dagen gehuild; verdriet waarvan ik niet eens wist dat ik het meezeulde” - Natascha van Weezel, auteur en filmmaker

Werd er bij u in de familie over de Holocaust gesproken?

„Ja, vooral de moeder van mijn vader praatte altijd over de oorlog. Als we bij de bakker waren, ging het over haar onderduikverhaal. Ik dacht: o nee, dat hoeft niet iedereen te weten. Ik had vaak het idee dat mijn oma gestopt was met leven na de Tweede Wereldoorlog. In haar hoofd zat ze nog altijd bij dat leuke feestje op de kegelclub in 1929. Nou ja, die kegelclub hield op te bestaan, want alle leden waren vermoord.”

Hebben die verhalen u geholpen in de verwerking?

„Ik denk dat het spreken over de oorlog mij geholpen heeft om al op vrij jonge leeftijd zelfstandig uit te zoeken wat de Holocaust voor mij betekent en hoe ik ermee om wil gaan. Ik ken veel mensen uit zwijgende families die daar pas veel later mee begonnen en dan nog dat hele traject door moesten. Ik ben altijd een voorstander van praten. Ik houd niet van taboes. We hebben nu eenmaal die familiegeschiedenis. Je kunt dingen wel heel diep wegstoppen, maar dan loop je het risico dat ze onverwachts naar boven komen. Je kunt je wél voor van alles schamen; dat heb ik zelf ervaren met mijn eetstoornis.”

U leed tussen uw dertiende en negentiende aan een ernstige vorm van anorexia. Hoe kijkt u daarop terug?

„Die stoornis was onvermijdelijk, denk ik. Dat klinkt heel raar, want het is wel een ziekte die je overkomt. Je hebt geen vrije keuze of zo. Ik heb als kind heel slecht in mijn vel gezeten.”

Hoe kwam dat?

„Het heeft zeker met de Tweede Wereldoorlog te maken. Ik wist alles van gaskamers en kampen en vond de wereld echt geen fijne plek. Als je dan in de puberteit komt met karaktereigenschappen als doorzettingsvermogen, discipline en gevoeligheid, dan schijn je extra gevoelig voor zo’n stoornis te zijn. Je wilt controle over het leven houden – en dit was mijn manier. Onbewust was ik bezig met gevoelens die ik niet aankon.

Ik denk ook dat de afwezigheid van mijn vader een rol heeft gespeeld bij het ontwikkelen van mijn eetstoornis. Het is uiteraard nooit zijn schuld geweest, maar het heeft er wel toe bijgedragen. Ik vermoed dat hij wel honderd uur per week werkte, zeker in de tijd dat hij sterreporter voor Vrij Nederland was. Ik was daar heel boos over: Waar is mijn vader? Waarom is hij er niet? Ik werd altijd aangesproken door mensen die me vroegen of ik trots op hem was omdat hij zo’n goede journalist was.

Tegelijkertijd is hij diegene die me eigenlijk heeft gered.”

beeld Carel Schutte

Waarom?

„Hij dwong me om in behandeling te gaan. Het ging ook wel heel erg slecht met me. Ik woog op een gegeven moment nog maar 32 kilo. We hadden een intakegesprek bij het Universitair Medisch Centrum in Utrecht. Ze zeiden daar dat ik behandeld kon worden, maar dan moest ik wel 20 kilo aankomen. Dat weigerde ik. We kregen het advies om een halfuurtje buiten te gaan wandelen en dan terug te komen. Buiten in de rozentuin begon mijn vader te huilen; dat had ik echt nog bijna nooit gezien. Ik laat mijn dochter niet doodgaan, snikte hij. Ik ben daar zo van geschrokken dat ik in de behandeling heb toegestemd.

Na de middelbare school wilde ik drie maanden in mijn eentje door Australië gaan reizen. Op mijn negentiende kreeg ik echter een terugval en werd ik weer opgenomen. Na een halfjaar kwam ik opnieuw met mijn reisplannen, maar het was niet verantwoord om dat alleen te doen. Toen is mijn vader met me meegegaan. Hij heeft drie maanden vrij genomen en samen hebben we door Australië gereisd. Geweldig natuurlijk.

Toen kwam ik erachter hoeveel ik op hem lijk. Dat we bijna hetzelfde karakter hebben. Een mengeling van sociaal en introvert. Als ik ergens ben, dan ben ik er helemaal. Maar ik kan ook een tijdje zomaar verdwijnen. Thuis zitten en mijn telefoon niet opnemen.”

En toen kreeg uw vader het bericht dat hij ernstig ziek was. Wat deed dat met u?

„Nou, eerst een dag instorten. De diagnose was ook wel heel erg slecht: alvleesklierkanker. Daarna ga je in de overlevingsmodus. Wat kan ik voor mijn vader doen? Ik ben de laatste maand bij mijn ouders ingetrokken om voor mijn vader te zorgen. Het was zwaar, maar ik zou het zo weer doen. Het ergste was dat hij zich nooit met de dood heeft kunnen verzoenen. Mensen vragen me weleens: Heeft hij zich erbij neergelegd? En dan zeg ik: Nee. Dat vinden ze dan heel vervelend om te horen.”

beeld Carel Schutte

Kunt u zich met de dood verzoenen?

„Ik weet dat het leven zo afgelopen kan zijn. En daarna? Ik weet het niet. Ik wilde dat ik ergens in geloofde. Ik denk wel dat er iets blijft; daarin ben ik dan wel weer heel Joods. Ik ben zeker geen atheïst; dat is bijna een militante religie, bij wijze van spreken. Eerder een Joodse agnost. Ik weet niet of dit mijn enige tijd op aarde is. Daarom probeer ik een goed mens tijdens mijn leven te zijn.”

Het gaat vaak over uw vader, als bekende Nederlander. Maar hoe is de band met uw moeder, ook een bekende journalist?

„Ik bel mijn moeder ongeveer om de dag. Zij is degene die me het best begrijpt. Dat maakt ook dat ze me regelmatig zegt dat ik dingen anders moet doen. Dan schreeuwen we tegen elkaar, maar het komt altijd weer goed. We hangen nooit met ruzie op.

Mijn moeder heeft een grote invloed op me gehad. Doordat mijn vader vaak weg was, was ik een moederskindje. Ze was heel beschermend. Ze vond het heel spannend als ik ging fietsen of in de buurt van honden kwam. Ik zat op zwemles, maar mijn moeder stond altijd aan de kant, omdat ze bang was dat ik zou verdrinken. Ik heb dus ook pas op mijn achtste mijn diploma gehaald.

Mijn moeder was door haar beroep als buitenlandredacteur altijd met de wereld bezig. Ze trok zich het leed erg aan, nam dat ook mee naar huis. Ze wilde ook heel graag de wereld verbeteren. Maar bij gebrek aan de baan wereldverbeteraar is ze journalist geworden.”

Zou u een baan als wereldverbeteraar willen?

„Ja, dat zou ik wel willen. Erg hè, dan lijk ik toch wel veel op mijn moeder. Ik denk dat ik min of meer hetzelfde doe als wat mijn moeder altijd heeft geprobeerd. Behalve dat ik echt probeer om het niet mijn persoonlijke leven te laten beïnvloeden.”

Dat valt niet mee als je regelmatig met de dood wordt bedreigd. Hoe gaat u daarmee om?

„Ik laat me niet intimideren. Dat is wat anders dan geen angst hebben. Ik ben soms heus wel bang, vooral voor bedreigingen. Het is niet zo dat ik iemand met een mes om de hoek verwacht als ik de deur uit loop. Maar ik houd er onbewust wel rekening mee en je bedenkt af en toe wat je in zo’n geval zou moeten doen.

En die haat went nooit. Het is echt niet leuk om al vijftien maanden de meest vreselijke dingen over jezelf te lezen. Dat doet pijn en maakt onrustig. Anderzijds heb ik wel een soort filter in mezelf kunnen aanzetten. Anders kun je dit werk niet doen.”

Wordt u er nooit eens moe van?

„Ja, naar twee kanten. Er zijn mensen binnen de Joodse gemeenschap heel boos omdat ze me te pro-Palestijns vinden. Vooral op sociale media krijg je de meest vreselijke dingen naar je hoofd. Discussiëren met elkaar vind ik prima, dat is ook heel Joods. Maar als mensen me bewust negeren of kwaad over me spreken, doet dat wel pijn. Als ze me landverrader noemen. Of me verwijten dat ik alleen maar zeg wat de linkse media willen horen.

Aan de andere kant word ik uitgemaakt voor vuile zionist en krijg ik nog veel ergere termen naar mijn hoofd geslingerd. Ze zeggen: Je doet wel alsof je voor de Palestijnen opkomt, maar dat is helemaal niet zo.

En dat elke dag opnieuw. Dan denk je af en toe: Waarom doe ik dit? Waarom kies ik geen kant? Waarom houd ik mijn mond niet? Maar dan denk ik altijd aan mijn vader. Hij zei steeds weer tegen me: „Houd je hart zacht.” Dat is ook de titel van mijn laatste boek: ”Hoe houd je je hart zacht”.”

„Als mensen me bewust negeren of kwaad over me spreken, doet dat pijn” - Natascha van Weezel, auteur en filmmaker

Hoe zacht is uw hart nog?

„Ik denk dat ik van nature een zacht hart heb.”

Dan bent u bevoorrecht.

„Ja, dat denk ik echt. Natuurlijk heb ik ook slechte eigenschappen. Maar ik probeer van het goede in mensen uit te gaan. Ook al weet ik niet of ik de mensheid wel zo goed vind. Een betere wereld begint ook bij jezelf. Dus als je vindt dat het niet goed gaat, kun je gaan klagen. Maar je kunt ook iets doen.”

Je kunt wel een zacht hart hébben. Maar hoe houd je het ook zacht?

„Door elke keer naar hoopvolle dingen te kijken. Door naar elkaar te luisteren, in plaats van tegen elkaar te schreeuwen. Ook als het gaat om het conflict in Israël en Gaza. Er zijn mensen die hun hele familie zijn kwijtgeraakt en toch in vrede blijven geloven.”

Zou u in Israël kunnen wonen?

„Ik heb het in mijn studententijd serieus overwogen. Het is op Nederland na het land dat ik het beste ken. Ik heb het voor deze oorlog altijd heel prettig gevonden om daar een week of wat te zijn. Maar ik ben er toch te Europees, te netjes voor. Ik laat me echt de kaas van mijn brood eten. Iedereen dringt in de supermarkt en bij de bushalte voor waar je bij staat, waardoor ik dus nooit aan de beurt kom. Tegelijkertijd houd ik wel van het temperament. Altijd als ik uit Israël terugkom, zeggen mijn vriendinnen: „Wat ben je agressief!” Ik noem dat eerder assertief.”

Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Natascha van Weezel. Volgende week: Margrite Kalverboer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer