Wat hebben vluchtelingen uit het Rampjaar 1672 te maken met ontheemden uit 2024? Een belangrijke overeenkomst is dat mensen met een herkenbare achtergrond sneller worden geholpen, zo betoogt historicus Loek Zoon.
Al eeuwen zoeken mensen in Nederland een goed heenkomen. In 1672, het jaar waarin Nederland van meerdere kanten werd aangevallen, kwamen de vluchtelingen niet uit andere landen, maar uit Nederland zelf. Ze zochten beschutting achter de Hollandse Waterlinie. Grote steden als Amsterdam vingen veel mensen op, evenals plaatsen in de Noord-Hollandse streek Waterland, langs de toenmalige Zuiderzee. Zoon ontdekte dat de helft van alle ontheemden in Monnickendam uit Nijkerk kwam.
De historicus uit Heiloo, bij Alkmaar, werkt bij het Waterlands Archief, een organisatie die actief is in het poldergebied rond Purmerend. Hij publiceerde eerder dit jaar een onderzoek naar de vluchtelingenstromen in het gebied rond 1672. Zoon toont een landkaart van Nederland uit die periode. Het huidige IJsselmeer, toen nog Zuiderzee, was veel groter. Flevoland bestond niet. Plaatsen als Kampen, Harderwijk en Nijkerk lagen aan de open zee. En aanzienlijke delen van Noord-Holland bestonden uit water. Durgerdam, Edam en Monnickendam waren over zee snel te bereiken.
Begraafregister
Toen Frankrijk, Engeland en delen van Duitsland Nederland aanvielen, trokken vijandelijke soldaten plunderend door het land. Veel mensen sloegen op de vlucht. Zoon ontdekte dat in Monnickendam vooral veel Nijkerkers kwamen. Bevolkingsregisters bestonden niet, dus moest hij andere bronnen raadplegen. „Ik heb het begraafregister van Monnickendam van 1671 tot en met 1675 onderzocht. Klerken hielden vanwege de grafrechten bij wie op welke plek werd begraven. De ene klerk schreef meer in een register dan de andere. Die van Monnickendam noteerde wat meer, bijvoorbeeld iemands herkomst.”
„Mensen zijn met hele gezinnen gevlucht. Dat blijkt uit het feit dat er ook jonge kinderen zijn begraven” - Loek Zoon, historicus
Zoon ontdekte dat vanaf het moment dat de Fransen in 1672 Nederland binnenvielen tot het moment in 1674 dat ze weer vertrokken, er in Monnickendam 367 mensen overleden die niet uit die plaats kwamen. Onder hen waren 180 mensen uit Nijkerk en 89 mensen uit Huizen. De elite werd begraven in de kerk, armen kwamen op begraafplaatsen; mensen die aanspoelden, werden anoniem begraven. Doodsoorzaken zijn niet bekend. Evenmin hoeveel mensen er in totaal op de vlucht waren. De reden waarom juist zij naar Monnickendam kwamen, is ook niet helemaal duidelijk. Mogelijk speelde de relatief korte afstand een rol, evenals het feit dat zowel Nijkerk als Monnickendam een vissersplaats was. „Mensen zijn met hele gezinnen gevlucht. Dat blijkt uit het feit dat er ook jonge kinderen zijn begraven.” Velen kwamen met schepen over de Zuiderzee naar het stadje. Een aantal mensen ging eerst naar Amsterdam. Omdat die stad te vol raakte, gingen sommigen door naar plaatsjes als Monnickendam.
Diaconie
Kasboeken van diaconieën geven ook inzicht. Honderden guldens, voor die tijd enorme bedragen, werden bijeen gehaald om vluchtelingen te helpen. „De kerk speelde een belangrijke rol in de steun aan mensen.” Stilzitten was er voor veel vluchtelingen overigens niet bij. „Door de oorlog konden seizoenarbeiders het gebied niet bereiken. Vluchtelingen gingen daarom aan de slag op het land.” Ook werden ze ingezet als nachtwakers.
Na de oorlog trokken veel mensen waarschijnlijk weer terug naar hun oorspronkelijke woonplaats. Daar is in bronnen in Waterland overigens weinig over te vinden. Wel is te zien dat er vanaf 1674 nauwelijks meer mensen van buitenaf in Monnickendam werden begraven. Sommigen bleven er wonen, onder andere door huwelijken.
Volgens Zoon hielpen mensen elkaar vooral uit een gevoel van christelijke barmhartigheid. Maar ze hielpen vooral als een vluchteling ‘plotseling’ voor de deur stond. „Als er bijvoorbeeld vanuit Harderwijk een brief kwam met het verzoek om drie wezen op te vangen, werd dat afgewezen.”
Hoewel een groot deel van de bevolking destijds rooms-katholiek was, was het protestantisme de staatsgodsdienst. Ondanks de verschillen, vonden mensen elkaar in gedeelde christelijke normen en waarden. Dat maakte het makkelijker om elkaar te helpen. Er was herkenning. Zoon ziet daarin parallellen met de huidige situatie in Nederland. „Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, werden die vluchtelingen sneller opgevangen dan bijvoorbeeld mensen uit Noord-Afrika. Ze mochten ook sneller aan het werk.” De verschillen in cultuur en godsdienst zijn volgens hem met Oekraïne kleiner dan met Noord-Afrika. „Aan het begin van de oorlog in Syrië kwamen veel Engelssprekende Syriërs naar Nederland. Die integreerden ook sneller.”
Integreren
Integratie is volgens Zoon belangrijk. „In 1672 gingen vluchtelingen werken. Nu moeten mensen lang wachten voor ze aan het werk mogen, terwijl bijvoorbeeld de McDonalds tegenover het asielzoekerscentrum een personeelstekort heeft. Door te werken, integreer je sneller.” Zoon erkent dat er woningnood is en dat niet zomaar elke vluchteling kan worden opgenomen. „Er moet veel meer in Europees verband en aan de grenzen van de EU worden geregeld.” De huidige asielproblematiek wijt Zoon vooral aan het overheidsbeleid, waardoor er te weinig permanente opvanglocaties zijn.
Hij ziet ook nu een rol voor de kerken. Daarbij wijst hij op de vele keren dat kerken mensen hebben geholpen door asiel te verlenen. Tot halverwege de vorige eeuw speelde de kerk een grote rol in de samenleving. „Kerken moeten zich weer bewuster worden van barmhartigheid. Dat zie ik overigens wel steeds meer terugkomen. Niet iedereen kan worden geholpen. Maar het is goed om een vluchteling weer echt als mens te zien.”