Kerk & religie

„Voor je het weet, staat er een kerk in brand”

Achter de oude Willemskerk (Gereja Immanuel) in Jakarta houdt de synode van de Protestantse Kerk van Westelijk Indonesië (GPIB) kantoor. Deze witte koepelkerk verrees ooit voor de koloniale elite die woonde rondom het Koningsplein. In 1948 werd de GPIB zelfstandig van de Protestantse Kerk van Nederlands-Indië (PKNI), de Indische kerk. De GPIB is op Java en Sumatra nog steeds een diasporakerk.

Hendrik E. Niemeijer
23 September 2009 10:40Gewijzigd op 14 November 2020 08:43
Kerkenraad van het kleinste GPIB-kerkje in Jakarta in de wijk Setiabudi die voor 95 procent uit ‘Bataviase’ moslims (orang Betawi) bestaat. In het midden de Pendeta (predikant) van dienst. Foto Niemeijer
Kerkenraad van het kleinste GPIB-kerkje in Jakarta in de wijk Setiabudi die voor 95 procent uit ‘Bataviase’ moslims (orang Betawi) bestaat. In het midden de Pendeta (predikant) van dienst. Foto Niemeijer

In de persberichten van de Indische kerk van vlak voor de Japanse bezetting staat het trots vermeld: de PKNI is de oudste en grootste protestantse kerk in de Pacific. Van de 2,2 miljoen protestanten die Nederlands-Indië destijds telde, waren er 850.000 lid van de Indische kerk.Deze kerk was toentertijd formeel geheel onafhankelijk van de Nederlandse kerken. Een Haagse commissie verzorgde de rekrutering van predikanten in Nederland. De salarissen en pensioenregelingen waren aantrekkelijk en Indië aanlokkelijk.

Onder Japan begon een periode van terreur en islamitisch fanatisme. Vooral de protestantse kerken in de Molukken kregen het zwaar te verduren. Vier Nederlandse predikanten en 74 Molukse (een kwart) voorgangers vonden er de dood. Tientallen kerken werden verwoest.

Ofschoon de Indische kerk als instituut door de Japanners werd getolereerd, werden medio 1943 vrijwel alle Nederlandse predikanten geïnterneerd. Sommigen werden van het ene jappenkamp naar het andere gesleept, anderen overleden na zware mishandelingen door de Kempeitai (de Japanse Gestapo), zoals de voorzitter van het hoofdbestuur ds. C. B. van Vooren.

In de kampen discussieerden de predikanten intensief over de kerk van de toekomst. Na de Japanse capitulatie kreeg de ontwikkeling van theologische hogescholen prioriteit. De oecumene werd belangrijker dan ooit. De PKNI zocht nu ook formele samenwerking met de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. De komst van nieuwe predikanten betekende echter ook pogingen tot restauratie van de Indische kerk van vóór de bezettingstijd. Dit tot frustratie van veel Indonesische christenen die de onafhankelijkheid steunden.

De soevereiniteitsoverdracht in 1949 en de volledige stopzetting van alle financiële staatssteun door de jonge Republiek Indonesië aan de kerk betekenden het definitieve einde van de oude kerkelijke verhoudingen. De drie grote Indonesische volkskerken in Minahasa, op de Molukken en Timor, hadden in de oorlogstijd geleerd op eigen benen te staan. De zogenoemde ”vierde Kerk”, de Protestantse Kerk van Westelijk Indonesië (GPIB), zocht in allerijl naar financiële middelen.

Hollandse godsdienst

De Gereja Protestan di Indonesia bagian Barat had in de onafhankelijke republiek wel een levensgroot imagoprobleem. Veel moslims associeerden de kerken terecht met de koloniale tijd. Vóór de onafhankelijkheid waren de plaatselijke Hollandse gemeenten, geleid door Hollandse kerkenraden, veelal belangrijker dan de kleinere ”Maleise” gemeenten. Ook was er een groot statusverschil tussen Europese en Maleistalige (Indonesische) gemeenteleden en kerkenraden.

Daar kwam nog bij dat de Indonesische gemeenteleden veelal afkomstig waren uit oostelijk Indonesië: uit Minahasa, de Molukken of Timor. Nog erger in de ogen van moslims was dat veel protestantse Menadonezen en Ambonezen voor het KNIL hadden gewerkt. Bovendien waren veel Indo-Europeanen lid van de protestantse kerk. Het christelijke geloof was voor moslims dus ook na de onafhankelijkheid nog verfoeilijke ”agama Belanda” (Hollandse godsdienst) die niet thuishoorde in de Republiek.

Ondanks haar historische stigma maakte de GPIB in de eerste decennia van haar bestaan een gestage groei door. Vooral in de jaren zeventig kon de GPIB veel grond aankopen voor nieuwe kerkgebouwen. Het aantal predikanten werd veel groter.

Vooral in Oost-Java (Surabaya, Malang, Sidoarja) breidde de kerk zich uit: van negen kerken in 1948 tot 47 nu. Ook in Jakarta groeide de kerk.

Brand

Op dit moment bedient de GPIB naar schatting zo’n miljoen christenen in 293 gemeenten. Officieus is het ledental veel hoger, maar de werkelijke cijfers liggen politiek gevoelig. Ook het aantal informele gemeenten is groot. Het frappante is dat de GPIB nog steeds een kerk is van diasporagemeenten. Zij is evenals de vroegere Maleise gemeenten van de Indische kerk een kerk voor families die oorspronkelijk uit oostelijk Indonesië komen. Ook de migranten of vluchtelingen uit oostelijk Indonesië sluiten zich in de grote steden vaak aan bij een GPIB-kerk. De kerk heeft derhalve nog steeds een pluriform karakter. Dat wekt weerstand op bij moslimfanaten onder de lokale bevolking. Niettemin lukt het de plaatselijke GPIB-kerken vaak een goede verstandhouding op te bouwen met de plaatselijke bevolking.

In het democratische Indonesië gaat de synode voorzichtig om met gegevens over aantallen kerken en christenen. Te veel openheid kan leiden tot provocaties van moslimextremisten. „Voordat je het weet, staat er weer ergens een kerk in brand”, zegt synodevoorzitter ds. Samuel Th. Kaihatu. „Dan halen we weer de pers. Maar als we enkele nieuwe kerkgebouwen openen, haalt dat de krant niet.” De GPIB heeft volgens ds. Kaihatu leren leven met haar historische stigma en diasporakarakter. Vooroordelen zijn moeilijk uit het collectieve geheugen te bannen. Bovendien zijn christenen in de ogen van moslims per definitie ”haram”, onrein, evenals de kerkgebouwen. De predikanten van de GPIB hebben geleerd om positief met de moslimnaaste om te gaan. Een goed getuigenis is vaak doorslaggevend. „Mensen uit de plaatselijke gemeenschap geven we voorrang in het kerkelijk bestuur”, zegt ds. Kaihatu. „Dat maakt indruk op de gemeenschap. Onze groei heeft ons geleerd dat er iets belangrijker is dan het historische stigma: beginnen met je naaste.”

Dit is de tweede aflevering in een vierdelige serie over christenen in Indonesië. Volgende week donderdag deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer