Zet deugdethiek in tegen kerkelijke verlegenheid met echtscheiding
In de ethische omgang met huwelijk, echtscheiding en hertrouwen moeten we in de kerk het gesprek weer leren voeren. Besef dan wel dat de christelijke moraal niet om regels maar om een levensstijl draait.
In toenemende mate vindt echtscheiding ook onder christenen plaats en treden gescheiden mensen met een ander in het huwelijk, al dan niet kerkelijk ingezegend. Kerken zijn er verlegen mee.
Onder orthodoxe christenen zijn globaal twee reacties op echtscheiding waar te nemen. De traditionele reactie is veroordeling. Echtscheiding gaat in tegen Gods gebod, tenzij er legitieme gronden zijn. Overspel geldt naar Mattheüs 19 als echtscheidingsgrond. Op basis van 1 Korinthe 7 wordt daar ook wel ”kwaadwillige verlating” aan toegevoegd: als een ongelovige zijn of haar echtgenoot ”verlaat”, kan de ”onschuldige partij” gerechtvaardigd tot echtscheiding overgaan. In deze gevallen is ook hertrouwen gerechtvaardigd. Als van deze ”gronden” geen sprake is, is er reden om de tucht uit te oefenen. De tweede reactie is een tegenovergestelde en die zien we in toenemende mate in orthodoxe protestantse kerken: de werkelijkheid van gebroken huwelijken accepteren. Tucht helpt immers niet, want de persoon in kwestie verlaat dan gewoon de kerk. En is de vraag of een huwelijk nog te redden is niet een persoonlijke zaak van het geweten tegenover God?
De structuur van de eerste manier van reageren is gebodsethisch: echtscheiding mag niet, tenzij... Daartegenover staat een relativistische reactie waarin de autonomie van het individu centraal staat.
Romantische liefde
Beide reacties laten een onderliggende verlegenheid zien: we zijn in de kerk verleerd het gesprek erover te voeren. Waar komt deze verlegenheid vandaan? Een belangrijke factor is de opkomst van de ”romantische liefde” vanaf de achttiende eeuw. Socioloog Anthony Giddens verstaat daaronder een ideaal van gepassioneerde liefde. Het idee is dat de ander je leven ”compleet” en ”heel” maakt. In de romantische liefde vullen man en vrouw elkaar perfect aan.
Dit ideaal kon opkomen door veranderende rollenpatronen. Eerder was het huwelijk vooral gebaseerd op de wederzijdse verantwoordelijkheid van man en vrouw in het samen runnen van een boerderij, werkplaats of huishouding, waarin ook kinderen hun plaats kregen. Doordat huis en werk van elkaar gescheiden werden en respectievelijk het domein van de vrouw en het domein van de man werden, veranderde ook de verhouding tussen de echtgenoten. In plaats van op economische noodzaak werd het huwelijk gebaseerd op liefde en intimiteit. De vraag werd: Wat voel ik voor de ander? En wat voelt de ander voor mij? Dragend is de zielsverwantschap die in het huwelijk moet worden vormgegeven. Dan wordt het natuurlijk heel belangrijk ”de ware” te vinden.
Dit ideaal beïnvloedt ook het christelijke huwelijksidee, met alle hooggespannen verwachtingen die daarin meekomen. De paradox van de romantische liefde is dat de eis van diepste vervulling juist een verzwakking van het huwelijk is. Zeker als dit idee verbonden wordt met idealen van autonomie en zelfontplooiing: als dan niet aan de hooggestemde idealen wordt voldaan, is er immers alle reden om het huwelijk te verbreken en te zoeken naar ware vervulling bij een ander. De kerk heeft hier geen adequaat antwoord op en bevestigt in veel voorstellingen van het ”christelijke huwelijk” juist het romantische huwelijksideaal. Ondertussen lijkt ook het christelijke huwelijk in de praktijk vooral een privézaak geworden, waarin de kerk nauwelijks een rol van betekenis heeft.
Derde weg
Het is nodig om een andere, derde weg te vinden in de ethische omgang met huwelijk, echtscheiding en hertrouwen. Nodig is het om opnieuw het gesprek te leren voeren, zonder te vervallen in veroordeling enerzijds of vrijblijvendheid anderzijds. Dan moet beseft worden dat de christelijke moraal niet slechts bestaat uit het volgen van geboden en daaruit afgeleide regels. Het gaat om een levensstijl, waarin je als gemeenschap kunt oefenen. In plaats van christelijke moraal te zien in termen van wat mag en niet mag, gaat het dan om het ontwikkelen van onderliggende christelijke houdingen. Deze houdingen worden vanouds deugden genoemd. In de christelijke traditie vanaf de kerkvaders tot (via Thomas van Aquino) de reformatoren en de theologen uit de gereformeerde scholastiek is steeds gezien dat de geboden van God niet losstaan van de deugden die in een christelijk leven in navolging van Christus tot bloei kunnen komen.
Deugd van de trouw
Als we op dit diepere ethische niveau gaan denken, stuiten we allereerst op Jezus’ oproep in Mattheüs 5 en 19 om in het geheel niet te scheiden. Hier ligt echter meteen weer een misverstand op de loer, namelijk dat je deze oproep meteen weer gebodsethisch opvat: je mag dus niet scheiden. Jezus’ oproep is echter allereerst een uitnodiging om een nieuw leven in navolging te gaan leven. Dat opent de onmogelijke mogelijkheid om zelfs in geval van overspel niet te scheiden. Opnieuw, dit is niet iets wat je moet doen. We dienen deze oproep te plaatsen in een breder kader van oefening en groei in een christelijke levensstijl. Daarbij valt te denken aan het oefenen van de deugd van de trouw. Wat houdt deze in en hoe kunnen we erin groeien?
Wie trouwt, doet een belofte die verder reikt dan wat je kunt overzien en beheersen. Dat is een waagstuk. Daarom doe je de belofte voor God en zijn heilige gemeente. Dat is niet om je erop af te kunnen rekenen, maar om te bevestigen dat je deze belofte niet in je eentje kunt dragen. Daarmee is de gemeente ook medeverantwoordelijk voor het gesloten huwelijk. Maar hoe geeft de gemeente daar vorm aan? Maakt ze dat wel waar? Ook hier tekent zich verlegenheid af. Er is schroom om iets van het huwelijksleven te delen. We zouden daarom allereerst in het algemeen moeten oefenen in de deugd van de trouw. Zoiets kun je in de kerk leren, als een gemeenschap waar je bij hoort, ook als deze je niet altijd zint.
Trouw omzien naar elkaar in onderling pastoraat en diaconaat is de kern van het gemeente-zijn. Vervolgens zou de gemeente in Bijbelse zin weer het primaat moeten krijgen boven de huwelijksrelatie. Dat zou de druk van romantische levensvervulling in het huwelijk kunnen verminderen en bovendien inclusiviteit van alleengaanden en gescheidenen kunnen bevorderen. Ten slotte, ook als een huwelijk niet vol te houden is en uitloopt op een scheiding, zou de gemeente van Christus een gemeenschap moeten zijn die gescheiden gemeenteleden en hun kinderen niet veroordeelt of negeert. Juist dan is het belangrijk dat zij zich opgenomen weten in de bredere kring van de kerkelijke gemeenschap, waar trouw de grondhouding is.
Prof. dr. P.H. Vos is bijzonder hoogleraar protestantse geestelijke verzorging bij de krijgsmacht en universitair hoofddocent ethiek, beide aan de Protestantse Theologische Universiteit. Dit artikel is een samenvatting van zijn lezing getiteld ”Deugdethiek, gereformeerde traditie en de morele verlegenheid rond huwelijk, echtscheiding en hertrouwen” tijdens de predikantencontio van de Gereformeerde Bond in Doorn.