Mogelijk bent u vermoeid. En na alles wat u ondertussen in de krant hebt gelezen te vermoeid voor deze meditatie. Meditaties kunnen soms ook vermoeiend zijn. Het hele leven, en zeker het leven van vandaag de dag, vermoeit. Dat alles maakt dat u of jij aan het einde van de dag en de week verlangt naar rust.
Naar het moment waarin het allemaal even van u afglijdt en u kunt zeggen: „Heerlijk rustig!” En dan? Ook daarna blijkt dat het hier het land der ruste niet is. Job vat het samen in één zin: „De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust.” Toch is daar niet alles mee gezegd. De profeet Jesaja wil ons op het hart drukken dat er ook nog wat ánders is, namelijk: een heerlijke rust. Daarin gaat het niet over uw of mijn rust –want die is zeer betrekkelijk– maar om Zijn rust. En wanneer u nu om rust vraagt, zegt Jesaja, moet u bij de Wortel van Isaï zijn. Deze Wortel leidt een zoeker, een vrager, een heiden, naar Bethlehem. Naar David, de zoon van Isaï.
Een van deze heidenen was de Moabitische Ruth, tot wie haar schoonmoeder sprak: „Mijn dochter, zou ik u geen rust zoeken, dat het u welga?” Toen is Ruth gewezen op Boaz. En in Boaz heeft ze de rust gevonden. Daar is Obed geboren. „En Obed gewon Isaï, en Isaï gewon David.”
Wanneer er dan niets anders is overgebleven dan een donkere wereld vol onrust, is daar onverwacht het Rijsje Dat voortkomt uit de afgehouwen tronk van Isaï en een Scheut uit Zijn wortelen Die vrucht voortbrengt. Een van die vruchten is een heerlijke rust. Voor wie? Voor u, voor jou, die het uitklaagt: „Rust noch vrede wordt gevonden/ om mijn zonden,/ in mijn beend’ren, dag of nacht.”
Dat werkt de Heilige Geest in de overtuiging van zonde en vervloeking. Dan wordt de rust opgezegd en gaan we met die heidenen uit onze tekst zoeken en vragen naar de Banier der volken. Daarin gaat het over de hoog opgerichte Evangelievlag van het Koninkrijk Gods. En die Banier heeft een boodschap voor ter dood veroordeelde rusteloze rustzoekers: „En Zijn rust zal heerlijk zijn.” Zie, wat er staat op die Banier: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Daarvoor is de Wortel van Isaï verschenen, Die hier op aarde moest zeggen: „De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge.”
Verschenen uit de stilte van de eeuwigheid om naar het welbehagen van de Vader een eeuwige rust te bereiden. Om Jood en heiden, verdreven buiten de paradijsrust, toe te roepen: „Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.” Gods eis en belofte aan een rusteloze zondaar en zondares voor wie –gelijk als Jezus– geen plaats is in de herberg van deze wereld. Wie zal dan deze heerlijke rust kunnen beschrijven die in de liefdearmen van de Zaligmaker genoten mag worden: „Hier wordt de rust geschonken;/ hier ’t vette van Uw huis gesmaakt;/ een volle beek van wellust maakt/ hier elk in liefde dronken.”
En zo blijft er dan een rust over voor het volk van God.
„En Zijn rust zal heerlijk zijn.”
Jesaja 11:10b