Als je je kinderen in de Heere opvoedt, gaat de liefde aan de zelfstandigheid vooraf en gaat de vrijheid aan de gehoorzaamheid vooraf. Ze zijn álle belangrijk.
De overheid let erop dat in gesubsidieerde instellingen, zoals scholen, mensen elkaar niet discrimineren. Ieder moet erkend worden in zijn of haar eigen levensbeschouwing en manier van leven. Iedereen moet zich op een school veilig voelen. Op orthodoxe scholen (van reformatorisch tot evangelisch) vinden leerkrachten het lastig om hiermee om te gaan. Hoe kun je alle leerlingen als gelijkwaardig zien, hun een veilig gevoel in de school bieden en tegelijkertijd zeggen dat God bepaalde overtuigingen en gedragingen vraagt en andere niet goed vindt? Dat is een spagaat.
Het pedagogische doel van orthodoxe christelijke scholen was of is nog: In ons onderwijs gaan wij Bijbelse visies op geloof en levenswandel overdragen. Wij gaan leerlingen zo toerusten dat ze in niet-christelijke vervolgopleidingen en later in hun werkomgeving sterk staan. Het onderwijs is apologetisch: leerlingen krijgen argumenten aangereikt om de traditionele visie op de Bijbel, de schepping, het huwelijk en dergelijke te kunnen verdedigen. Dit schept een wij-zij-denken waarbij (juist in vervolgopleidingen) leerlingen zich niet altijd gemakkelijk voelen.
De Muynck en Kunz verbinden in hun prachtige boek ”Gidsen” het opvoedingsdoel aan Psalm 78, verstaan vanuit het Nieuwe Testament. Docenten mogen hun leerlingen wijzen op de hoop in Christus en hen oproepen Gods daden en geboden niet te vergeten. Dat mag niet wettisch worden, zeggen ze. En dat wordt het toch vaak als we op scholen in het wij-zij-denken blijven hangen, denk ik dan. Wat De Muynck en Kunz zeggen, spits ik graag nog wat meer toe. Christelijk opvoeden draait om vier kernbegrippen: liefde, zelfstandigheid, vrijheid en gehoorzaamheid.
Christus kennen
In de oude Griekse cultuur was het opvoedingsdoel: de kinderen opvoeden tot zelfstandige, autonome mensen. Het ging om hun zelfontplooiing. De Grieken waren niet graag dienstbaar. Dat was voor slaven. De Joden voedden hun kinderen, onder invloed van de farizeeërs, op tot zonen en dochters van de wet. Hun opvoedingsideaal was vooral de kinderen gehoorzaamheid bijbrengen.
Tegenover de Griekse opvoeders zegt het Nieuwe Testament: Het gaat niet om de zelfstandigheid van de kinderen. Het gaat erom dat zij leren Christus na te volgen. Het opvoedingsdoel ligt niet in de kinderen zelf of in hun mogelijke zelfontplooiing, maar in Christus. Dan komt de zelfstandigheid op de tweede plaats. Als de kinderen in de Geest van Christus opgevoed worden, gaan ze eerst leren liefhebben. Eerst moeten ze ”u” en ”jij” en ”wij” leren zeggen en daarna pas ”ik”.
Tegenover de Joodse opvoeders zegt Paulus: Het gaat er niet om dat je kinderen opvoedt tot gehoorzame dienaars van de wet. Niet de plichten van geloof en leven, maar het kennen van Christus is het doel. Als ze Christus navolgen, mogen ze genieten van vrijheid! Ze zijn in Hem verlost. Vanuit die ontspannen vrijheid moeten ze gehoorzamen aan Gods geboden (Jakobus 2:12).
Samengevat: Als je je kinderen opvoedt in de Heere (Efeze 6:1-4) gaat de liefde aan de zelfstandigheid vooraf en gaat de vrijheid aan de gehoorzaamheid vooraf. Ze zijn álle belangrijk. Een kind dat alleen leert liefhebben, zonder zelfstandig te zijn, wordt slap en onzeker. Een kind dat alleen zelfstandig leert zijn, zonder lief te hebben, wordt hard en egoïstisch. Een kind dat alleen leert vrij te zijn, zonder te gehoorzamen, wordt losbandig. Een kind dat alleen leert te gehoorzamen, zonder vrij te zijn, wordt krampachtig.
Oordeelsvrije omgeving
Wat betekent dat voor ons onderwijs? Wij dagen leerlingen uit om God en de naaste lief te hebben. Dit grote gebod (en grote gevoel!) leven wij óók voor. Dat geldt eveneens voor leerlingen onderling. Daarna stimuleren we van daaruit leerlingen om zelfstandig te denken. Alle meningen en visies mogen gehoord, bestudeerd en serieus genomen worden. Geen leerling hoeft, uit angst dat hij uitgelachen of veroordeeld wordt, iets van zijn eigen gedachten te verzwijgen. Ook orthodoxe visies op geloof en leven kan een leerling zich alleen eigen maken op een zelfstandige manier. Vervolgens mijden wij krampachtigheid. We zeggen niet: jij moet. Leerlingen worden niet onder druk gezet. Dat levert alleen maar stress op om het goed te doen en schaamte als het mislukt. Waar de Geest is, is vrijheid en daar groeit Zijn vrucht (Galaten 5). Maar vrijheid is nooit vrijblijvendheid. Vrijheid moet gekoppeld worden aan gehoorzaamheid. We wijzen leerlingen op Gods geboden. Ze kunnen dagelijks vragen: „Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”
Deze opvoedingsdoelen stimuleren het volwassen worden. Als wij dit op de scholen in praktijk brengen, voelen alle leerlingen zich serieus genomen en dat geeft een gevoel van veiligheid. Ze krijgen les in een oordeelsvrije omgeving. De eerdergenoemde spagaat is daarmee geen spagaat meer.
De auteur is docent theologie en hogeschoolpastor op de CHE.