Onderwijs & opvoedingpedagogiek

Driestarhandboek ”Gidsen” zet gesprek over christelijke pedagogiek op scherp

De christelijke schoolpedagogiek ”Gidsen” maakte afgelopen jaar de tongen los. „Prachtig dat de school wordt vergeleken met een herberg.” Maar ook: „Het evenwicht in het spreken over het verbond ontbreekt.” In hoeverre past dit Driestarhandboek in de denktraditie van de Goudse hogeschool? Tijd voor een open gesprek.

Linda den Hollander en Arco Vuik
12 December 2022 20:58
V.l.n.r.: De Muynck, Van Klinken, Van Kralingen. beeld André Dorst
V.l.n.r.: De Muynck, Van Klinken, Van Kralingen. beeld André Dorst

Een inhoudelijke dialoog over christelijke pedagogiek gaat al snel over stevige thema’s. Over mens- en kindbeeld. Verbond en verzoening. Bekering en wedergeboorte. En vooral over de vraag hoe die theologische onderwerpen moeten terugkomen in een pedagogisch handboek voor de 21e eeuw.

Dat is tenminste de ervaring van prof. dr. Bram de Muynck. De hoogleraar christelijke pedagogiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) en lector persoonsvorming bij Driestar hogeschool rondde in december 2021 het pedagogisch handboek ”Gidsen” af (Zie: ”Een christelijke schoolpedagogiek”). Samen met dr. Bram Kunz, theoloog en onderzoeker bij de Goudse hogeschool, vervulde hij daarmee de opdracht van Driestar om te komen tot een pedagogisch standaardwerk voor de reformatorische gezindte.

Breed klonk de afgelopen twaalf maanden waardering voor die prestatie. Zo stelde Wartburgbestuurder Richard Toes daags na de verschijning in het Reformatorisch Dagblad (RD) dat Gidsen „een helder christelijk geluid” geeft „wat helpt bij het doordenken van de vele zaken die op het christelijk onderwijs afkomen”. Het kerkelijk orgaan De Wekker van de Christelijk Gereformeerde Kerken noemde het werk „klassiek-reformatorisch” en wees op de „doordachte lijnen” tussen theologie en pedagogiek.

Naast de positieve geluiden klonk ook kritiek. Zo was een „meer expliciete worteling in het authentieke Driestar-gedachtegoed” de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten „veel waard” geweest. En vroeg VBSO-bestuurder Arno Bronkhorst zich in het RD af of het evenwicht tussen verbond en verkiezing wel voldoende aan de orde komt.

Het zijn vragen die dr. Leunis van Klinken, voormalig schoolbegeleider bij het ds. G. H. Kerstencentrum in Veenendaal en gepromoveerd in de historische pedagogiek, herkent en deelt. „Er staat veel goeds in Gidsen. Maar ik heb wel vragen. Bijvoorbeeld over de verbondsvisie. En ik ben blij dat ik die kan stellen, zodat we elkaar beter leren begrijpen.”

Met die intentie neemt ook Arjen van Kralingen, theoloog en locatiedirecteur van het Hoornbeeck College Rotterdam, deel aan het driegesprek. „Dit boek is een prestatie van formaat. Het verdient daarom een open gesprek.”

Aan de hand van vier stellingen gaat het drietal in gesprek over de uitdagingen voor het christelijk onderwijs, de verhouding tussen theologie en pedagogiek en de vraag hoe je in een eigentijds pedagogisch handboek moet omgaan met het gereformeerde, opvoedkundige erfgoed.

1. Gidsen biedt het christelijk onderwijsveld houvast bij de vragen van de 21e eeuw.

Van Klinken: „Dat denk ik wel. De vakinhoudelijke keuzes in deze schoolpedagogiek zijn behoudend. Een moderne onderwijskundige gedachte is bijvoorbeeld dat de leraar een coach is, die de leerlingen ondersteunt in hun leerproces. Maar Bram, jullie benadrukken terecht dat de leerkracht meer is. Hij is een gids. Die doet meer dan ondersteunen en stimuleren. Een gids gaat voorop en wijst de weg.

Wat ik daarnaast mooi vind aan Gidsen, is de metafoor van de herbergzame school. Op zo’n school is ieder kind welkom, ongeacht gaven, talenten of karakter – net zoals dat in de christelijke gemeente het geval is. Dat biedt tegenwicht aan de trend van individualisering.”

Van Kralingen: „Eens. Op die manier bied je elkaar als christelijke school warmte. En dat is nodig, want de gereformeerde gezindte dreigt te fragmentariseren en te verbrokkelen. Het is natuurlijk wel een spannende vraag of je enkel gastvrij bent binnen de eigen gemeenschap of ook jongeren van daarbuiten welkom heet. We merken op het Hoornbeeck dat dat thema speelt.

Een onderwerp dat ik in Gidsen wel wat mis, is hoe we ons als opvoeders verhouden tot de wereld waarin onze jongeren leven. We zijn als gereformeerde gezindte vanouds wereldmijdend geweest. Het Nieuwe Testament geeft daartoe ook aanleiding. Een gevleugelde uitspraak is bijvoorbeeld: hoe ver moet je in het riool kijken om te weten dat het stinkt? Maar ik denk dat dit uitgangspunt niet altijd meer houdbaar is. Een voorbeeld: onze jongeren zijn deze weken bezig met het WK voetbal in Qatar. Hoeveel weten wij van dat evenement? Heel weinig, denk ik. Maar als we daar als opvoeders nagenoeg niets van weten, kunnen we onze jongeren geen richting bieden.”

18869099.JPG
V.l.n.r. De Muynck, Van Klinken en Van Kralingen. beeld André Dorst

Van Klinken: „Dan kom je weer bij het vraagstuk van begeleide confrontatie.”

Van Kralingen: „Ja, maar dat is nu actueler dan ooit. Want onze jongeren begeleiden ons. Het is wat cru gezegd, maar in hun opinie zijn we soms maar wat sneue, wereldvreemde mensen. Dat belemmert ons in onze rol als gids. Niet wij, maar zij gaan voorop. Dat baart mij zorgen en vraagt meer doordenking.”

2. Gidsen biedt met de metafoor van de leraar als gids en Psalm 78 als uitgangspunt een gebalanceerde visie op christelijk leraarschap.

Van Klinken: „De metafoor van leerkracht als gids vind ik mooi en ook Bijbels. Maar er rees bij mij wel een vraag. Moet een leerkracht niet meer doen dan gidsen? In Deuteronomium 6 staat als het gaat om Gods geboden: „En gij zult ze uw kinderen inscherpen.” Je zou ook kunnen zeggen: het gaat hier om inslijpen of inkerven. In Gidsen zeggen jullie dat een leerling zelf betekenis moet geven aan de wereld om hem heen. Kun je eens uitleggen hoe een leerkracht én kan inscherpen én ruimte kan laten voor eigen invulling?”

De Muynck: „Een gids vertelt iets nieuws. Hij legt iets op tafel waar een kind niet naar vraagt – en dat doet hij met gezag. Dat gebeurt ook in Deuteronomium. Maar een leerkracht kan niet zeggen: ik geloof dit en nu geloof jij dit ook. Een kind moet dat zelf verinnerlijken. Anders doe je aan indoctrinatie. Er is dus ruimte tussen wat je als opvoeder wilt en in hoeverre een kind dat overneemt. Die ruimte kunnen opvoeders niet aanbrengen, omdat ze in de schepping gegeven is. Je kunt wel gidsen in hoe die ruimte gebruikt wordt.”

Van Kralingen: „In Gidsen is Psalm 78 het uitgangspunt. De docent is geroepen om kinderen de daden en geboden van God te vertellen. Het doel is dat zij hun hoop op Hem stellen en niet worden als hun vaderen. Deze psalm wordt natuurlijk vaak gebruikt in visienota’s en schoolplannen. Het is in die zin een wat geijkt en niet zo verrassend uitgangspunt.

Het is wel belangrijk dat Psalm 78 ten diepste christologisch is. De vraag die dan opdoemt, is in hoeverre onze pedagogiek ook christologisch is. In onze reformatorische traditie belijden we dat het leven naar Gods geboden heilzaam is. En ook ik sta daarvoor. Maar benadrukken we daarbij voldoende dat het leven alleen in Christus te vinden is? Zo voorkom je dat je misschien wel op een onbarmhartige manier bezig bent met het inscherpen van Gods geboden. Nee, dat gebeurt als het goed is vanuit Christus, in liefde en genade. Dat behoedt voor wetticisme.”

18869100.JPG
De Muynck. beeld André Dorst

De Muynck: „In de doordenking van het centraal stellen van Christus zou je ons nog wel verder kunnen helpen.”

Van Kralingen: „Ja, dit is een aangelegen punt. Ik verwoord het voorzichtig, maar ik ontmoet soms leerkrachten die heel duidelijk willen maken dat jongeren in zonde ontvangen en geboren zijn. Maar of dat ook voor henzelf geldt, blijft onbestemd. Terwijl je als school ook daarin een gemeenschap vormt. Samen zondaar. Samen vervreemd. Maar samen hebben we ook diezelfde Christus nodig.”

3. Noties als zonde, wedergeboorte en bekering en de betekenis ervan voor het pedagogisch handelen blijven in Gidsen onderbelicht.

Van Klinken: „Daarmee ben ik het eens. Deze begrippen zijn wezenlijk voor een Bijbels mensbeeld. Toch lees ik ze weinig terug. Laat ik duidelijk zijn: Gidsen ontkent niet dat ieder kind in zonde ontvangen en geboren is en bekering nodig heeft. Maar naar mijn bescheiden mening leggen jullie als auteurs te sterk de nadruk op de beloften en het verbond. Hoe het zou moeten zijn, lijkt in jullie boek samen te vallen met hoe het is. Maar het geloof is geen vanzelfsprekende zaak. Een van de recensenten van Gidsen, Fruytierbestuurder Frans van Hartingsveldt, zei eerder bij een bespreking van jullie boek in het RD dat de Bijbel naast de lijn van de verbondsrelatie ook spreekt over de juridische lijn: God haat de zonde, straft die. Van Hartingsveldt miste de uitwerking daarvan. En ik mis die ook. Snap je dat punt?”

De Muynck: „Ja, ik begrijp de kritiek. Wat wij bij het schrijven van dit boek belangrijk vonden is dat Gidsen een pedagogiek en geen dogmatiek is. Als je als pedagoog toch een dogmatisch leerstuk inbrengt, moet je kunnen uitleggen wat dat betekent voor het pedagogisch handelen. En dat kan ik niet als het om bekering en wedergeboorte gaat.”

Van Klinken: „Waarom zou dat niet gaan?”

De Muynck: „Als er genade komt in een mensenleven, komt dat puur bij God vandaan. Als opvoeders hebben we geen pedagogisch materiaal om dat te bewerkstelligen. Daarom zijn wij voorzichtig om iets te zeggen over theologische thema’s, zoals de uitverkiezing.”

Van Klinken: „Maar je kunt in een pedagogisch handboek toch niet om de theologie heen? Jullie beschrijven een christelijk mens- en kindbeeld. Dat zulke begrippen als wedergeboorte en bekering dan niet tot de kern van jullie boek behoren, vind ik toch een gemis.”

De Muynck: „Dat snap ik. De begrippen worden wel genoemd, maar ik ga geen dierbare woorden herhalen om ze maar te gebruiken. Zo van: als dat er maar staat, is het goed. Ik moet er pedagogisch betekenis aan kunnen geven. En nogmaals: dat kan ik niet.”

Van Kralingen: „Wedergeboorte is natuurlijk wel meer dan een dierbaar begrip. Het is een voluit Bijbels woord, dus daarin kan ik Leunis wel volgen. Maar in Gidsen gaat het bijvoorbeeld wel over radicale vernieuwing in Christus. Dat is voor mij ook wedergeboorte.”

Van Klinken: „Maar als je de hele achterban wilt bereiken, moet je –ook qua taalgebruik– toch aansluiten bij waar je wortels liggen?”

De Muynck: „Hier speelt wel mee dat het boek niet enkel is gericht op de Nederlandse situatie, maar ook op bijvoorbeeld scholen in Canada, Malawi en Nepal. Dat merk je hier en daar in het taalkleed.”

Van Kralingen: „Daardoor bedien je wel een breder veld. Daarin zie ik ook iets terug van het zoeken naar de gemeenschap der heiligen.”

18869101.JPG
Van Klinken. beeld André Dorst

Van Klinken: „Dat is inderdaad mooi. En mijn bezwaar ligt ook niet enkel in de gebruikte taal. Ik mis in dit boek het evenwicht tussen verantwoordelijkheid en onmogelijkheid als het gaat om wedergeboorte. En dan kun je toch bij de beschrijving van het mens- en kindbeeld die spanning benoemen en aangeven dat je daarmee pedagogisch niet uit de voeten kunt?”

De Muynck: „Maar dat is precies hoe wij niet te werk hebben willen gaan. Wij steken deze pedagogiek in met de opdracht die God aan opvoeders geeft. Daar hoort de opdracht tot bekering van kinderen wel bij. We kunnen dit appel doen, maar de bekering niet pedagogisch invullen. Wat natuurlijk traditioneel gebeurt op onze scholen en ook wel in onze kerken is dat we de leer over hoe God de mens bekeert overdragen op onze jongeren in de hoop dat ze dat zelf zullen meemaken.

Maar Gidsen gaat niet over de inhoud van wat we overdragen. Wij willen richting bieden in hoe je als school kinderen moet opvoeden die in de christelijke gemeente opgroeien. Dat is een ander uitgangspunt. Voor mij zou dan nog een belangrijker vraag zijn: welk Godsbeeld draag je over? Daarover heb ik ernstige zorgen. God wordt in de prediking soms zodanig op afstand voorgesteld, dat hier een seculariserende tendens vanuit gaat.”

Van Kralingen: „Dat herken ik. Met dat beschrijvend voorstellen van wedergeboorte moeten we overigens sowieso oppassen. Ik ontmoet soms jongeren die denken: bekering gaat volledig buiten mij om. In hun beleving is het iets dat áán hen gebeurt. Dat is een gevaarlijke gedachte, want dan worden jongeren bijna een ding. Onze Dordtse Leerregels willen echter niet van „stokken en blokken” weten. We hebben te maken met leerlingen van vlees en bloed. En we zien op onze scholen dat Gods Geest leerlingen beroert, hen aanraakt. Hoe kun je daarmee nu als opvoeder en pedagoog op een goede manier omgaan? Daarover zou je in een christelijke pedagogiek volgens mij wel wat kunnen zeggen.”

Van Klinken: „Het blijft een lastig punt. Ik moet er nog maar eens rustig over nadenken.”

De Muynck: „Maar Leunis, als jij een pedagogiek zou schrijven, hoe zou jij dat doen?”

Van Klinken: „Ik zal het je eerlijk zeggen. Om deze reden kán ik geen pedagogiek schrijven. Ik tast als een blinde in het duister, echt waar. Omdat ik de twee lijnen van verantwoordelijkheid en onmogelijkheid evenwijdig zie lopen. En als ik een pedagogiek moet schrijven moet ik die bij elkaar krijgen. En dat kan ik niet.”

De Muynck: „Maar zo’n pedagogiek gaat toch niet alleen over bekering en wedergeboorte? Je kunt toch ook iets zeggen over hoe je bijvoorbeeld studenten leert om als christen hun werk als verpleegkundige uit te voeren?”

Van Klinken: „Ja, maar de eis is wel dat je zo’n beroep aanleert en uitvoert als christen. En dat doe je uit jezelf niet. Dus dat staat niet los van wedergeboorte en bekering.”

18869102.JPG
Van Kralingen. beeld André Dorst

Van Kralingen: „Dat is zo. Maar je moet voorkomen dat mensen zeggen: Ik ben niet bekeerd, dus ik hoef niks met christelijke zorg-ethiek, om maar een voorbeeld te noemen.”

De Muynck: „Dat zou dan wel een consequentie zijn, toch?”

Van Klinken: „Geen consequentie. Wel een gevaar. We zijn geroepen om te zaaien. De uitkomst is aan God.”

4. Gidsen sluit aan op de denktraditie van Driestar hogeschool.

Van Kralingen: „Ja, ik wil dat onderstrepen.”

Van Klinken: „Als het gaat om het uitgangspunt van de leraar als gids, vind ik dat ook. Maar ik ben wel van mening dat de oprichters van Driestar een andere verbondsvisie hadden dan in dit werk naar voren komt. Ik krijg bij het lezen en herlezen de indruk dat de verbondslijn te sterk benadrukt wordt. En dat gaat ten koste van de uitwerking van die juridische lijn, waarover we het zojuist hadden.”

De Muynck: „Wat ik wel gezegd wil hebben is dat wij absoluut geen verbondsautomatisme voorstaan. Als mensen dát in Gidsen lezen, gaat er toch iets fout.”

Van Klinken: „Verbondsautomatisme lees ik inderdaad niet. Wel onevenwichtigheid. Er zijn toch tweeërlei kinderen van het verbond?”

Van Kralingen: „Tegelijkertijd zie ik in onze traditie ook een sterke verbondslijn. Bijvoorbeeld bij Calvijn, de nadere reformatoren of Udemans. En als je Beza of Datheen leest over wie de kinderen van de christelijke gemeente zijn, begrijp je ons kinderdoopformulier. Die citaten zijn heel rijk. Ik ben weleens bang dat wij op dit punt een bepaalde eenzijdigheid hebben neergezet, terwijl onze traditie rijker is. Ik spreek soms jongeren die moedeloos zijn en geen hoop meer hebben. Ze raken gedemotiveerd en keren God en de kerk de rug toe. Dat baart mij zorgen. Wij belijden toch dat onze kinderen een eeuwig verbond met God hebben? Daarop mogen zij en wij toch hopen?”

Van Klinken: „Ik ging hier naartoe met de gedachte: ik ga geen citatenoorlog voeren. We moeten, denk ik, eerlijk vaststellen dat er qua verbondsvisie verschillen zijn in de achterban van Driestar. En dan mis ik bovendien de doorvertaling van ons rijke, gereformeerde erfgoed. De namen van de nadere reformatoren worden genoemd, Bavinck en Golverdingen ook, maar daar blijft het wel een beetje bij. En dan kom ik wel moderne theologen als Wolterstorff en Middleton tegen. Dat roept dan toch huiver bij mij op – en daarvan mogen jullie gerust zeggen dat het verkeerde huiver is. Ik snap dat je moet aansluiten bij de heersende discussie, maar je moet ook aansluiten bij je voorouders. En die zie ik niet echt terug.”

De Muynck: „Dan heb je het toch niet goed gelezen, Leunis.”

Van Klinken: „Ik laat me graag gidsen.”

De Muycnk: „De hele lijn vanaf Koelman en Comenius zit er bijvoorbeeld wel degelijk in.”

Van Klinken: „Maar de lijn van ds. G.H. Kersten was toch anders. Het is dan toch goed om in zo’n boek meer evenwicht aan te brengen?”

De Muynck: „Maar die lijn Kersten was ook niet dezelfde als die van Kievit en Zandt. Wat ik maar zeggen wil: onze traditie heeft meer reliëf dan wij vaak denken.”

Van Kralingen: „Eens. Kersten liet bijvoorbeeld Boston en de Erskines opnieuw vertalen. Dan wil ik het nog weleens hebben over de verbondsvisie die daarin naar voren komt.” Met een glimlach: „Maar ik moet oppassen voor een citatenoorlog, dus dat zal ik niet doen. Leunis, ik ben het zeker met je eens dat je moet aansluiten bij je wortels. En ook ik vind doorvertaling van ons erfgoed belangrijk en noodzakelijk. Maar wat is doorvertalen? Voor mij is dat meer dan kopiëren. Het is ook kritisch durven wegen. Dan kan het zijn dat je soms aansluit bij huidige denkers, zoals Wolterstorff. Op die manier geef je zo’n boek ook legitimiteit, juist in een tijd waarin we als gereformeerde gezindte vermageren.”

De Muynck: „Driestaroprichter Piet Kuijt hield zich in zijn tijd ook bezig met de theologen en pedagogen van toen. Wat hij deed is volgens mij hetzelfde als wat wij in Gidsen doen; namelijk kennisnemen van de huidige discussie en het positieve daaruit honoreren. Ik denk dat er meer continuïteit in onze werkwijze zit, Leunis, dan je doet voorkomen.”

Van Klinken: „Misschien. Ik denk dat we ook moeten erkennen dat we verschillende antwoorden geven op de vraag welke voorouders en welke verbondsopvatting we als leidend zien voor Driestar. Waar het om gaat is dat we elkaar op z’n minst proberen te begrijpen. En ik vind het mooi dat we dat nu doen.”

Van Kralingen: „Eens. Onze gezindte zou erbij gebaat zijn om vaker werkelijk naar elkaar te luisteren en met elkaar te spreken. En natuurlijk moet het mogelijk zijn stevig met elkaar van gedachten te wisselen, op een inhoudelijke manier. En dan is het prachtig dat dit boek dat gesprek stimuleert.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer