In Nederlandse klaslokalen heerst te weinig discipline: „Verstorend gedrag bedreigt leerprestaties”
Het Nederlandse voortgezet onderwijs kampt met een „structurele gedragscrisis”. Dat concluderen drie wetenschappers in een onderzoeksrapport dat dinsdag verscheen. Verstorend gedrag bedreigt de leerprestaties, vrezen zij.

Orhan Agirdag, Tom Bennett en Laurence Guérin, alle drie verbonden aan hogeschool Academica in Amsterdam, baseren hun conclusies op gegevens uit het internationale onderwijsonderzoek PISA 2022. Ruim 5000 leerlingen van 154 verschillende middelbare scholen in Nederland kregen vragen voorgelegd over de gang van zaken in hun wiskundelessen.

„Ons viel op dat in recente rapporten van de onderwijsinspectie niets wordt gezegd over gedrag”, vertelt Guérin, decaan en lector burgerschap bij Academica. „Om grip te krijgen op gedragsproblematiek, hebben we dit onderzoek uitgevoerd. Het is een eerste stap.”
Rommelig
Het is vaak rumoerig in Nederlandse klaslokalen, concluderen Guérin en haar collega’s. Van de Nederlandse vijftienjarigen die deelnamen aan het PISA-onderzoek, geeft 27 procent aan dat klasgenoten in de meeste of zelfs alle lessen niet luisteren naar wat de leraar zegt. Ruim 30 procent merkt dat de docent in de meeste of zelfs alle lessen lang moet wachten tot de klas rustig is. Een even grote groep vindt het in de klas lawaaiig of rommelig.
De uitkomst waar Guérin het meest van schrok, is dat onrust in de klas samen lijkt te hangen met leerachterstanden. Leerlingen uit een klas waarin slecht geluisterd wordt en vaak onrust is, behaalden in het PISA-onderzoek gemiddeld 56 punten lager op het onderdeel rekenen. Volgens het rapport komt dat neer op een leerkloof van meer dan een schooljaar.
Ook schoolverzuim, zoals te laat komen, en gepest worden bleken samen te hangen met slechtere rekenresultaten. Of de slechtere resultaten daadwerkelijk veroorzaakt worden door slechte discipline, kon in dit onderzoek niet worden vastgesteld. „Maar we zien wel een sterk verband, dat ook na een correctie voor sociaaleconomische status, migratieachtergrond en schoolniveau blijft bestaan”, benadrukt Guérin.
Opvoeding
Als het gaat om discipline in de klas, staat Nederland op plek 65 van de 81 onderzochte landen wereldwijd. Van de West-Europese landen eindigde alleen Frankrijk lager. Wel is het bij een dergelijke ranglijst belangrijk de (cultuur)verschillen tussen de landen in het achterhoofd te houden, licht Guérin toe. „In landen als Japan (nummer 1 op de ranglijst, EV) hebben ze een heel andere kijk op opvoeding en de relatie tussen docent en leerling. Dat maakt de vergelijking lastig.”
Guérin en haar collega’s gaan op basis van de resultaten vervolgonderzoek doen naar gedragsvraagstukken in het Nederlandse onderwijs. De onderzoekers doen een dringend beroep op scholen én de politiek om wanorde, schoolverzuim en pestgedrag aan te pakken. Guérin: „De overheid heeft al veel gedaan voor de basisvaardigheden: rekenen, taal en burgerschap. Nu moet er ook werk worden gemaakt van gedrag. De klas moet voor alle leerlingen een veilige en rustige plek zijn, zodat ze kunnen leren.”
Discussies over gedrag op school raken al snel gepolariseerd, merkt Guérin aan de reacties op het rapport. „Je wordt al snel in een hoek geduwd, alsof je voor heel streng onderwijs bent. Maar we bedoelen niet dat je een militair regime moet gaan invoeren.”
Meer orde betekent volgens Guérin dus niet zozeer dat docenten (meer) straf moeten geven. Hoe moet het dan wel? „Het is belangrijk dat je consequent bent. Eigenlijk gaat het om een combinatie van warm zijn en toch streng zijn in het hanteren van de regels. Mijn collega Agirdag gaat daar onderzoek naar doen.”