Mens & samenlevingHet gesprek 

Janneke Galvão woont in Brazilië: „De eerste die je moet evangeliseren, ben je zelf”

14 February 2025 15:02
Janneke Galvão-Hulst woont en werkt sinds 1994 in Rio de Janeiro. In sloppenwijken vertelt ze kinderen Bijbelverhalen, luistert ze naar hun verhalen en eten ze samen een broodje. De kinderen spelen er in de ommuurde tuin van een clubhuis. Begin 2025 was Galvão op verlof in Nederland en hield ze door het land heen lezingen. beeld Niek Stam 

Zwarte kleren dragen kan er gevaarlijk zijn. Heiligheidjes oftewel Bijbelteksten uitdelen kan wel, in de favela’s in Rio de Janeiro waar Janneke Galvão-Hulst evangeliseert. Ze benut elke kans om over God te spreken, want ze weet niet of de jonge drugsdealer die ze spreekt op straat morgen nog zal leven.

Eind januari 2025. De avond in Urk waarop Janneke Galvão-Hulst zal vertellen over haar werk met kinderen in achterstandswijken in Rio de Janeiro, Brazilië, begint met Psalm 56:5 en 6. De zaal zingt, en daarna zegt Albert de Borst van het plaatselijke comité van Stichting Jafet: „Door deze woorden moet ik terugdenken aan afgelopen zomer, toen we met een Urker werkgroep in Rio waren. We liepen door de krottenwijk, naderden het clubgebouw waar Janneke werkt, en in het steegje liep een man met een AK47 te zwaaien. Gelukkig konden we net de poort door, de binnentuin in, en dat beeld vergeet ik nooit: er stonden groene bomen, er bloeiden kleurige bloemen, en vier kinderen zaten met zaadjes in hun handen aandachtig geknield bij een strook grond om ze te zaaien. Zo’n contrast was dat: een plek van leven en hoop tegenover de dodelijke dreiging van het vuurwapen vlakbij!”

„Bijzonder hoe ieder z’n eigen gedachten heeft bij een psalm”, zegt Janneke Galvão, terwijl de foto’s van smalle, hoge steegjes, stralende kinderen en het beroemde, 38 meter hoge Christusbeeld dat uitkijkt over Rio achter haar al op het scherm staan te wachten. „Mij herinnerden de woorden aan iets wat meer dan 45 jaar geleden is gebeurd. Ik was 13 jaar, stak een weg over naar het huisje van mijn oma, en werd aangereden door een opgevoerde brommer die veel te hard reed. Met gekneusde ribben moest ik thuis herstellen, waar een cassettebandje telkens deze psalm afspeelde. Ik besefte dat ik was beveiligd voor de dood, want het had erger kunnen aflopen. En nu, hier op dit moment, kan ik zeggen: dat is echt vaak waar gebleken. „Uw dierbare gunst is mij altijd bijgebleven”, ja.”

Urk weet allang hoe het is in Pedra Lisa en Manguinhos, waar Janneke Galvão al dertig jaar werkt: in de favela’s, in de sloppenwijken van de op een na grootste stad van Brazilië. Toen ze nog Janneke Hulst heette, gaf ze zeven jaar les aan groep 3 van de Johannes Calvijnschool in Urk. In 1992 vloog ze voor het eerst naar Brazilië, omdat ze geraakt was door een klein bericht in de krant over straatkinderen die waren doodgeschoten. Vanaf 1994 bleef ze in Rio de Janeiro. Urk bleef haar steunen. Zo wordt er jaarlijks in september een markt georganiseerd waarvan de opbrengst voor Stichting Jafet is.

Op het scherm verschijnt een filmpje van enkele Urkers die een Braziliaanse muur sauzen, ze zingen uit volle borst: „Die Gij waart te allen tijd, blijft Gij ook in eeuwigheid.”

Hoewel ze dus allemaal weten wat Janneke Galvão voor werk doet, luisteren jong en oud urenlang muisstil naar haar. Ze kijken naar de overzichtsfoto van de wereldstad, waarop Galvão aanwijst waar ze woont, ergens tussen de bomen: „Als een blokje in de broccoli.” Ze vertelt over het eten dat ze daar vaak op tafel hebben: zwarte bonen met rijst en een stukje vlees, knoflook en wat zout: „Heerlijk.” Ze noemt het rooms-katholieke kerkje met z’n prachtige akoestiek. „Daar moet het Urker Mannenkoor een keer komen zingen.”

Een kind kijkt met schitterende oogjes in de camera – hij is een wapen aan het maken van speelgoed, maar de regel in het clubhuis in Rio is: geen wapens bouwen. „Die zijn er buiten al genoeg”, zegt Galvão, die warm en vol anekdotes vertelt over het leven in Rio. Over hoe ze zingend de favela in gaat, om kinderen te laten weten dat ze is gearriveerd, zodat ze naar Bijbelverhalen kunnen komen luisteren, een spelletje doen of met elkaar eten. Over de spanning als er politie de wijk in komt.

„Ik weet zeker dat zij een roeping heeft, anders was ze daar allang gillend weggerend”, zegt Albert de Borst in de pauze. Een dag later is Janneke Galvão in Apeldoorn voor een interview, tussen de 29 bijeenkomsten door –24 lezingen, vijf andere bijeenkomsten– die zijn gepland in de 29 werkdagen die ze in Nederland verblijft.

Waarom zou iemand gillend wegrennen op de plek waar u woont?

„Ik kan me niet heugen dat ik ooit gillend ben weggerend... Al schrik ik wel vaak, ben ik altijd alert, en durfde ik in 2002 drie weken een bepaalde favela niet in. Ik stond te huilen achter het aanrecht: ik wil wel, maar ik durf niet meer.

Vlak voordat ik naar de wijk Pedra Lisa ga, bespeur ik weleens moedeloosheid. Omdat het bijvoorbeeld heel warm is en druk, of het regent, of ik denk: hoe moet het allemaal? Dat ongrijpbare altijd: wat gaat er gebeuren? Als de politie de wijk in komt, kun je daar beter niet zijn, want dan kom je tussen agenten en drugsbendes in te zitten, en beide partijen aarzelen niet om te schieten.

Toen ik nog maar kort in Rio werkte, dacht ik: het valt toch wel mee hier. De zon schijnt, de mensen zijn vriendelijk, er wordt echt niet op elke hoek van de straat geschoten.

Later dacht ik: het is veel erger dan ik me had voorgesteld. Er worden zo veel moorden gepleegd, soms om heel kleine dingen. In de provincie Rio vallen wel tien dodelijke slachtoffers per dag, en daarnaast twintig (zwaar)gewonden.  En dan zijn er nog de gewapende overvallen onderweg.

Enkele weken geleden is er een christen doodgeschoten, een heel lieve man, hoorde ik. Hij kwam uit de kerk en droeg zwarte kleren. Die kleur viel verkeerd, want hij was in de wijk van de Rode Commando’s, de drugsbende die het daar voor het zeggen heeft, net als in de favela’s waar wij wonen en werken. Dat is wel heel bizar. Ik heb weleens gehoord dat je in de favela’s van de Derde Commando’s geen rood moet dragen, daar houd je dan rekening mee, maar dat je in het gebied van de Rode Commando’s geen zwart aan moet doen, had ik nog niet gehoord. Ik draag zelf ook weleens een zwarte rok en een zwart shirt.”

Het woord ”moedeloos” gebruikte u in uw lezing ook toen het over die ene favela, Pedra Lisa, ging. Dat viel op; tot dan toe zag het publiek vooral een blijmoedig persoon die kleurrijk en met humor vertelt over het werk in Rio.

„Ik denk dat er een geestelijke strijd gaande is. Vooraf bid ik, strijd ik met de Heere, dan zeg ik: Moet ik daar nu echt heen? Daarna zeg ik: Ik moet gaan. Ik ga, de kinderen wachten daar op mij. En ik kom er altijd heel blij vandaan.

Op zo’n moedeloze, erg hete dag kwam er eens een meisje van een jaar of vijf naar me toe rennen. Ik kende haar niet, maar ze vroeg: Mag ik je een knuffel geven? Brazilianen geven een knuffel zoals wij een hand geven. Ze klampte zich vast aan mij en ik vroeg hoe ze heette. „Victoria”, zei ze. Victoria! Dat betekent overwinning. Op dat moment wist ik dat het een dag van overwinning zou worden.”

„Het meisje klampte zich vast aan mij en ik vroeg hoe ze heette. „Victoria”, zei ze. Victoria! Dat betekent overwinning”Janneke Galvão, evangelist

U deelt Bijbelteksten uit op straat, en drugsdealers halen het niet in hun hoofd de briefjes niet aan te pakken. Hoe komt dat?

„In de wijk waar wij werken loop je altijd langs drugsdealers, ze staan op diverse plekken. Een enkeling ken ik, die kwam als kind naar de club. Regelmatig groet iemand me, of roept me en begint een gesprekje. Dan blijf ik staan en vraag ik op den duur: „Mag ik je een tekst geven uit het Woord van God?”

Ik moet de eerste nog tegenkomen die nee zegt. Ze mogen natuurlijk weigeren, dat zei ik pas nog tegen een jongen, maar ik zei er wel bij: „Dan weiger je niet mijn woord, maar het Woord van God.” Hij keek een beetje verschrikt en zei dat hij de tekst wel wilde hebben.

Als ik zo’n tekst geef, vertel ik er altijd meer over. De onderlaag van de stille tijd die ik elke ochtend houd, zit eronder: ik heb een Bijbelhoofdstuk bestudeerd; ik moet de context weten voor ik iets uitdeel. Ik zeg er ook altijd bij: Lees zelf het hele hoofdstuk nog maar eens na.

Ik heb ook wel meegemaakt dat ik te druk was en dat iemand mij echt even groette, zo van „Alles goed met je?” en ik zei: „Ja hoor, alles goed”, en ik liep zo door. Hij is de andere dag doodgeschoten. Dat vond ik erg confronterend, ik heb vergeving gevraagd: „O Heere, U gaf mij een gelegenheid, en ik heb die niet benut.” Ik bid vaak, ook voor een vliegreis of als ik in de trein stap: Als U mij een gelegenheid wilt geven om te getuigen – hier ben ik, ik ben bereid! Gaandeweg leerde ik: het gaat niet alleen om de gelegenheid krijgen, je moet die vervolgens herkennen, én benutten. En dan nog benutten op de manier zoals God het wil. Wie is tot deze dingen bekwaam? Nou, ik niet.

Maar het brengt mij wel veel vreugde als ik iets kan delen; dat maakt me zo blij.

Een stoere knul stopte pas op straat bij me, ik herkende hem niet. Hij vroeg om een heiligheidje. Wat bedoelt hij toch, dacht ik. Toen snapte ik het. Hij bedoelde een Bijbeltekst. Hij haalde het hoesje van zijn telefoon af en toen zag ik er nog een stapeltje Bijbelteksten zitten die hij blijkbaar allemaal van me heeft gekregen en bewaard.”

Vorig jaar zijn er meer dan 300 verschillende kinderen op de club geweest. U kent ze allemaal; u kunt de ondeugendste aanwijzen op een foto. Het valt op met hoeveel liefde u over de kinderen vertelt.

„De kinderen zijn echt heel leuk, ze hebben zo’n persoonlijkheidje. Op de club is het gezellig; we lachen veel met elkaar. Terwijl je zou kunnen denken: wat zielig! Die kinderen hebben weinig speelgoed, wonen in zo’n klein huisje, ze maken vreselijke dingen mee. Maar ze zijn weerbaar en slim. Nadat een kind in de buurt was ontvoerd, vertelde ik hun: Stap nooit in een auto bij iemand die je niet kent. Ze keken me meewarig aan: dat wisten ze allang. Ze weten al jong wat ze wel en niet moeten doen in de wijk.”

„We hebben eigenlijk altijd heimwee, mijn man Fernando en ik: is het niet naar de een, dan wel naar de ander”, zei u. Hoe zit dat?

„Ah… daarmee bedoel ik: heimwee naar een van onze twee dochters. Hadassa, die nu 25 is, woont in Nederland; Christy van 23 woont in Brazilië. Als we in Nederland zijn, missen we Christy, en in Brazilië missen we Hadassa.

Af en toe verlang ik vanuit Rio naar Urk en Staphorst en zou ik graag even aanwippen bij familie en vrienden. In de coronatijd vloog dit me erg aan: zie ik mijn familie ooit nog terug, vroeg ik me af. Mijn moeder, mijn dochter? Maar toen kon ik het overgeven in gebed. Ik bad: „Als ik ze dan straks maar bij U in de hemel terugzie.” Dit kleine poosje hier op aarde is minder belangrijk.

We mochten destijds een jaar lang geen club houden en toen we weer startten, kwamen de kinderen naar me toe hollen, ze omhelsden me, en het was alsof dat voorbije jaar ineens wegvluchtte. Alsof het er niet was geweest. Zo zal het in de hemel ook zijn, geloof ik, hoe moeilijk het hier ook is geweest: als we van Christus zijn, op Hem hopen, dan vlucht het aardse leven ineens weg. Dan is dat er niet meer, dat gaat voorbij.”

„Het was alsof dat voorbije jaar ineens wegvluchtte”Janneke Galvão, evangelist

Er was een tijd dat u zich afvroeg of u in Brazilië zou blijven of naar Nederland zou terugkeren.

„Voordat ik Fernando leerde kennen, in 1996, vroeg ik me af wat ik moest doen. Het sociale leven is in Rio toch heel wat anders dan in Nederland, het speelt zich meer op straat af, mensen komen niet zomaar bij elkaar thuis.

Een collega zei tegen me: „Als jij je eenzaam voelt, ga dan gewoon elke zondag naar een andere kerk. Ja, want je moet gaan trouwen, en het beste is om je man in een kerk te ontmoeten. Zie je hem in de ene niet, dan moet je in een andere rondkijken.” Dus ik moest elke zondag naar een andere kerk van haar. Ik schoot in de lach, zei: „Ik ga naar de kerk om God te zoeken, niet om een man te zoeken. God kan die man toch ook wel in onze kerk brengen?” Dus ik ging gewoon elke zondag naar mijn eigen kerk.

Terwijl ik met verlof was in Nederland, bezocht Fernando de presbyteriaanse kerk in Maria da Graça waar ik destijds naartoe ging. De preek die hij daar hoorde, sloeg bij hem in als een bom. Na twee maanden kwam ik terug en was hij al ingeburgerd in de gemeente. Dus God had hem toch in mijn kerk gebracht. In maart 1998 zijn we getrouwd. En nu doen we het evangelisatiewerk ook samen.”

Wat betekenen de twee culturen in jullie levens? Is dat weleens ingewikkeld, of gaat alles van een leien dakje?

„Voordat we trouwden, was ik al behoorlijk ingeburgerd in Rio, en zelf heeft Fernando altijd veel contact gehad met buitenlanders. Bovendien is hij geen doorsnee Braziliaan. Hij heeft een Joodse opa, heeft ook veel van die cultuur meegekregen. Dus hij is er niet ondersteboven van als iets anders verloopt dan hij gewend is. Brazilianen zijn sowieso flexibel, vind ik, makkelijk in de omgang.

Gaat het allemaal van een leien dakje? Nou, dat ook weer niet… We hebben onze strubbelingen. Maar hoe zal dat zijn in Nederlandse huwelijken, gaat het daar allemaal van een leien dakje? Die indruk heb ik eerlijk gezegd niet.

Ik was er trouwens net een beetje aan gewend dat Brazilianen overal vaak te laat komen, en dan geen vijf minuutjes maar rustig een uur. Bleek Fernando juist heel punctueel met de tijd. Die moppert weleens dat ik te Braziliaans ben geworden.

„Fernando moppert weleens dat ik te Braziliaans ben geworden”Janneke Galvão, evangelist

Soms wijs ik in Brazilië op Nederlandse gewoonten die ik mooi vind, zoals bidden, danken en Bijbellezen bij elke maaltijd. Dat vind ik een waardevolle traditie, die ik graag zou overbrengen aan Brazilianen, wat me niet lukt helaas. Zij houden wel huisgodsdiensten, maar op een ander moment.”

In de vroege zomer van 2024 schilderde de Urker werkgroep muren in de favela. Een beetje een gemene vraag – maar heeft Rio echt mensen helemaal vanuit Urk nodig die muren komen schilderen?

„Die muren schilderen –de voorkant van het clubgebouw in Pedra Lisa– was een hachelijke klus. Ze hebben keihard en vakkundig gewerkt met z’n zevenen: er kwamen ook een nieuwe wc en een nieuwe muur, en het terras is zo gemaakt dat via die ingang niet meer zomaar iemand binnen kan komen. Een lekkend dak is gerepareerd. Zelfs de Brazilianen zeiden tegen mij: Als wij dit hadden moeten doen, had het op z’n minst twee maanden geduurd, áls het al was gelukt. Het is heel moeilijk om metselaars te vinden die in de favela willen werken. Dat is het praktische deel.

In het Koninkrijk van God speelt zo veel meer dan het materiële gedeelte. Het onderlinge contact had een weerslag op ons allemaal: het was verrijkend voor de volwassenen en de kinderen in de favela, ze kwamen vaak een kijkje nemen. Andersom was het verrijkend voor de mensen uit Urk, die hun verhalen meenemen naar de families thuis.”

beeld Stichting Jafet

Door alles wat u vertelt schemeren geloof, hoop en liefde. Welke van de drie weegt het zwaarst?

„Ik denk dat je ze niet echt kunt scheiden van elkaar. Als wij liefhebben –en we zijn geschapen om lief te hebben– is dat omdat God liefde is. Hij geeft ons dat.

Geloof in Christus staat centraal in mijn leven. Zonder dat is er geen echte hoop, geen echte liefde, al is alles hier nog zo ten dele. Dat geloof is fundamenteel, uiteraard. De eerste die je moet evangeliseren, ben je zelf. Dat doe je door in de Bijbel te lezen, naar de kerk te gaan, Gods kinderen op te zoeken. Vandaaruit kun je anderen het Evangelie verkondigen. Je moet eerst gevoed worden door het Woord van God om het door te kunnen geven.

„De eerste die je moet evangeliseren, ben je zelf”Janneke Galvão, evangelist

De hoop is heel groot in mijn leven. Op God. Ik weet dat Hij regeert, dat Hij alles weet, dat Hij het werk wil gebruiken, ook al is dat van alle kanten onvolmaakt. Ik kan echt weleens wanhopen vanwege mijn tekortkomingen, gebreken. Vanwege andermans gebreken trouwens ook, ha…

De hoop op Christus stijgt uit boven alle gebrokenheid en onvolmaaktheid die ik zie. Het leven hier gaat voorbij, alles gaat voorbij, maar Zijn Woord blijft bestaan en wie Zijn wil doet, heeft het eeuwige leven. Mijn hoop staat op Hem. Ik heb ervaren dat dat geen ongegronde hoop is. Dat Hij er echt is, echt helpt, dat wij altijd tot Hem kunnen gaan. Soms weet ik niet hoe alles moet, dan zeg ik: „Heere, wat moet ik nu doen?” Het antwoord komt niet altijd direct, maar het komt zeker: als je het Woord leest, oplettend bent, stil bent. Ik las net vandaag iets van Luther, hij zegt dat je God ook kunt dienen met nietsdoen. Ik begrijp wel hoe hij dat bedoelt. Het is nodig om telkens weer stil te zijn voor Hem, met Hem de dag door te spreken en alles bij Hem neer te leggen.

Wij hebben Hem nodig en Hij is onze hoop.”

Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Janneke Galvão-Hulst. Volgende week: ds. Iain H. Murray.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer