Kamer buigt zich over segregatie onderwijs
Het wetsvoorstel van minister Slob om ouders meer mogelijkheden te geven nieuwe scholen te stichten, leidt tot meer segregatie in het onderwijs.
Dat stelde emeritus hoogleraar onderwijsrecht Paul Zoontjens woensdag in de Tweede Kamer tijdens een hoorzitting over de vrijheid van onderwijs.
Nu moeten ouders die een nieuwe school stichten aansluiting zoeken bij een bestaande levensbeschouwelijke richting in het onderwijs, zoals protestants-christelijk, rooms-katholiek of reformatorisch.
Minister Slob verdedigt binnenkort in de Tweede Kamer een wet die het mogelijk maakt dat ouders een school kunnen stichten rond elk levensbeschouwelijk of pedagogisch-didactisch concept. De nieuwe school moet wel voldoen aan kwaliteitseisen en stichtingsnormen.
Segregatie, onderscheid tussen bevolkingsgroepen, is iets wat de politiek niet wil. Onderwijsjuristen wezen er woensdag op dat hoger opgeleide ouders waarschijnlijk vaker gebruik gaan maken van de nieuwe mogelijkheden die de wet biedt voor stichting. Daardoor zullen de nieuwe scholen mogelijk voor de elite worden, waardoor de segregatie zal toenemen.
Zoontjens benadrukte dat de wet ”Meer ruimte voor nieuwe scholen” ook positieve kanten heeft, namelijk dat er meer rekening wordt gehouden met de wensen van ouders.
Niet actief
De emeritus hoogleraar betoogde dat het duale onderwijsbestel met openbaar en bijzonder onderwijs „op sterven na dood” is. Vroeger was het openbaar onderwijs een verantwoordelijkheid van gemeenten, maar die hebben sinds de jaren negentig hun scholen massaal ondergebracht in stichtingen. Gemeenten houden geen actief toezicht meer.
En het bijzonder onderwijs heeft volgens Zoontjes een legitimatieprobleem, omdat veel christelijke scholen zich niet meer als zodanig presenteren. Veel voormalige studenten van de emeritus hoogleraar wisten „oprecht niet meer of de basisschool of middelbare school waarop ze zaten, bijzonder was of openbaar.”
Zoontjes pleitte voor handhaving van het bestaande Grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs. De bindende norm voor het onderwijs is volgens hem de burgerschapsvorming. Die moeten scholen dan in kunnen vullen op een manier die bij hun overtuiging past.
Philipsen, universitair docent staatsrecht in Utrecht, vindt dat de overheid op het juiste moment met de juiste wetgeving moet komen. Het wetsvoorstel over de verruimde mogelijkheden voor stichting van nieuwe scholen, komt volgens hem te vroeg. De docent pleitte ervoor om eerst experimenten te houden met het richtingvrij plannen.
Wat Philipsen betreft zou de overheid daarentegen snel werk moeten maken van een wetsvoorstel om de kwaliteit van bestuurders en schoolplannen voorafgaand aan stichting van de school te toetsen.
Daarover wordt al sinds 2012 gesproken en er is nog niets gebeurd. Als de wet er wel was geweest, zouden mogelijk de problemen die er nu bij het islamitisch Haga Lyceum in Amsterdam zijn, voorkomen kunnen worden.
Verplicht
PvdA-fractievoorzitter Asscher herhaalde zijn pleidooi om scholen te verplichten alle leerlingen toe te laten die zich aanmelden. Volgens voorzitter Kamphuis van Verus, de koepel voor protestants-christelijk en rooms-katholiek onderwijs, lost dat het probleem van de segregatie en kansenongelijkheid niet op.
Slechts 3 tot 4 procent van de scholen heeft een gesloten toelatingsbeleid. Volgens Kamphuis moet het de samenleving „wat waard zijn” om die scholen een plek te geven de samenleving.
Andersdenkenden
Volgens Kees de Groot van het VGS, de koepelorganisatie voor het reformatorisch onderwijs, is segregatie vooral een volkshuisvestingsprobleem. Wijken waar veel allochtonen wonen, hebben ook scholen waar veel allochtonen op zitten.
Maatschappelijke stages zijn volgens hem een goede manier om leerlingen in contact te brengen met andersdenkenden. De VGS-medewerker stelde dat het belangrijk is dat jongeren eerst weten waar ze zelf staan voor ze deel kunnen nemen aan de samenleving.