Beperk vrijheid van onderwijs niet
Het onderwijs is gebaat bij de vrijheid die het nu heeft. Het beperken ervan, zoals diverse politici willen, komt de kwaliteit ervan niet ten goede.
Dat het bijzonder onderwijs gelijkgesteld is aan het openbaar onderwijs, is verankerd in artikel 23 van de Grondwet. Christenen, hindoes, moslims; zij mogen allemaal een school stichten vanuit hun religieuze overtuiging.
Diverse politici in de regering en in de volksvertegenwoordiging, onder wie toonaangevende parlementariërs als VVD-fractievoorziter Klaas Dijkhoff, vinden dat deze vrijheid moet worden ingeperkt. Veelal vermoeden zij dat de grote hoeveelheid richtingen in het onderwijs ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs. Moet de overheid niet meer verantwoordelijkheid naar zich toe trekken om een betere onderwijskwaliteit te waarborgen? Daarnaast circuleert de opvatting dat onderwijs vanuit een eigen richting ervoor zorgt dat men zich isoleert ten opzichte van bevolkingsgroepen van een andere richting, ook wel segregatie genoemd.
De Onderwijsraad wil nu aan de regering een advies geven over de betekenis van de vrijheid van onderwijs voor onze huidige tijd. Dit kan betekenen dat artikel 23 aangepast gaat worden. Nu is aanpassing op zichzelf niet verkeerd. Aanpassing kán echter betekenen dat er getornd wordt aan zaken die van levensbelang zijn voor het christelijk onderwijs. Wát bijvoorbeeld als de overheid meer invloed wil hebben op de inhoud van het onderwijs? Denk bijvoorbeeld aan de recente bemoeienis van de minister met de herziening van de canon van Nederland.
Het is dus nodig dat het christelijk onderwijs bij de Onderwijsraad input aanlevert waarin de waarde van artikel 23 in de huidige vorm wordt aangegeven. De Onderwijsraad heeft om die input gevraagd en wil die meewegen in het advies. Hierbij een poging daartoe. En tegelijk een oproep om van deze mogelijkheid gebruik te maken!
Ambitie
De vrijheid van onderwijs is niet strijdig met de onderwijskwaliteit. Sterker, hoe meer de identiteit van de leraar overeenkomt met de identiteit van de school, hoe meer die leraar zich betrokken weet op de kwaliteit die hij biedt. De identiteit van de christen-leraar verlangt van hem dat hij kwalitatief goed onderwijs geeft. Zijn identiteit stempelt zijn visie op goed onderwijs en zijn ambitie om daaraan gestalte te geven. Hoe dichter men bij deze ambitie blijft, hoe beter dit onderwijs wordt.
De onderwijskwaliteit is dus gebaat bij de vrijheid van onderwijs. Omgekeerd zal beperking van die vrijheid niet resulteren in een betere onderwijskwaliteit. In het huidige artikel 23 van de Grondwet wordt voldoende gezegd over het voldoen aan de deugdelijkheidseisen en het waarborgen daarvan via wetgeving.
Onderlinge verbondenheid
Een hypothese in onze seculiere maatschappij is dat de vrijheid om eigen scholen te stichten het isolement van bevolkingsgroepen bevordert. Op het eerste gezicht een open deur. De vraag is echter of de veelheid aan keuzemogelijkheden voor scholen op zichzelf deze segregatie bevordert.
Een van de functies van scholen is de integratiefunctie. Onderwijs draagt met betrekking tot de verschillende bevolkingscategorieën bij aan de vorming van een basishoeveelheid begrip voor en acceptatie van elkaar. De kerndoelen van het primair onderwijs vermelden dit. Dus: niet de veelheid aan keuzemogelijkheden bevordert de segregatie, maar de wijze waarop scholen aan de integratiefunctie uitvoering geven, is bepalend voor de mate ervan.
De diversiteit aan bevolkingsgroepen is een gegeven in onze maatschappij. Het is een feit dat in sommige gebieden grotere aantallen mensen met dezelfde achtergrond wonen. Elders kan deze verhouding heel anders zijn. In de huidige wetgeving wordt voldoende geanticipeerd op deze verschillende verhoudingen.
De vrijheid om het onderwijs in te richten volgens de eigen levensovertuiging is echter niet per definitie strijdig met de bevordering van onderlinge verbondenheid (de sociale cohesie) in de samenleving. Evenmin zou minder vrijheid van onderwijs die verbondenheid bevorderen. Mensen zullen zich meer geaccepteerd voelen, als zij hun kinderen onderwijs kunnen laten krijgen op een school van gelijke identiteit. Ze zullen zich dan minder snel afzetten tegen anderen.
Sociale cohesie is gerelateerd aan de verbinding die men voelt met de school van eigen keuze. Dat blijkt binnen het christelijk onderwijs uit de grote ouderbetrokkenheid, die van eminent belang is voor de positieve ontwikkeling van het kind.
Vorming
Goed onderwijs betekent ook dat er werk gemaakt wordt van onderwijs en vorming in burgerschap. Doceren over en vanuit de Bijbel biedt veel en rijke kansen om met leerlingen in gesprek te gaan over de wereld om hen heen. Kennisname van andere culturen behoort daartoe én leert de mens eráchter zien en als mens waarderen. Dit betekent niet dat onze kinderen geen inhoudelijke input mogen krijgen om een eigen mening te vormen en te verwoorden. Dit raakt het recht op vrijheid van meningsuiting. Kinderen leren elkaar te bevragen op basis van feiten en niet op basis van stigma’s. Goed onderwijs, zeker dat vanuit de eigen identiteit, zal juist bevorderend werken voor de sociale cohesie in de samenleving.
Kortom, het artikel over de onderwijsvrijheid in de Grondwet is er een om zuinig op te zijn. De gesignaleerde problemen worden niet opgelost door de onderwijsvrijheid in te perken. Laten we daarom de Onderwijsraad voorzien van input die zijn leden hiervan overtuigt.
De auteur werkt als adviseur voor basisonderwijs bij ECM Dialoog.