In Ethiopië beginnen de gevolgen van een periode van aanhoudende droogte zichtbaar te worden. Voor miljoenen mensen dreigen ernstige voedseltekorten. Net als in bijvoorbeeld 2011. Is er wel zicht op verandering in het land dat sinds 1984 het imago van hongerland heeft?
Als de Leidse onderzoeker Marcel Rutten naar Ethiopië reist, zijn er altijd wel mensen die hem vooraf bezorgd vragen wat hij daar moet eten. Sinds de desastreuze hongersnood van 1984-1985 zijn Ethiopië en honger in de publieke beeldvorming bijna synoniemen. Bij die ramp kwamen zo’n 400.000 mensen om.
Ethiopië haat het imago van een land waar altijd maar honger is. Periodes van droogte houdt de regering in de regel dan ook liever zo veel mogelijk uit de publiciteit. Wat ze wil communiceren is dat het land opstoomt in de vaart der volkeren. Hoor eens hier: Ethiopië is al jaren een van de snelst groeiende economieën van Afrika.
Het zegt dus wel iets dat de regering nu volmondig erkent dat er honger op de loer ligt en dat steun vanuit het buitenland dringend nodig is. Zowel de voorjaarregens als de zomerregens van vorig jaar waren bijzonder slecht, en dat heeft een enorme impact in een land waar 80 procent van de bevolking van de landbouw leeft.
Volgens cijfers van de regering en donoren dreigt er inmiddels voor ruim 10 miljoen mensen honger. Er is ruim 1,28 miljard euro nodig om hen de komende maanden van eten te voorzien.
Hongerval
Het is lastig om dat geld bij elkaar te harken, want het gaat hier om een potentiële ramp die zich in slow motion ontvouwt. De honger grijpt nog niet verslindend om zich heen, televisiezenders en andere media komen nog niet met dramatische beelden.
De dreiging is echter groot. Regiocoördinator Oost-Afrika Jacob Jan Vreugdenhil van stichting Woord en Daad reisde onlangs naar de noordelijke Ethiopische regio Tigray om de situatie in ogenschouw te nemen. „In sommige delen zijn de gevolgen van de droogte duidelijk zichtbaar”, zegt hij. „De gewassen staan er verdroogd op het veld.” In andere delen lijkt er echter weinig aan de hand.
De grote klap komt echter pas vanaf februari, waarschuwt Vreugdenhil. Vanaf dan loert de ”hongerval”. „De kleine marges die de boeren nog hadden, raken uitgeput. Veel mensen hebben bovendien noodgedwongen de zaden opgegeten die voor een volgende zaaiperiode gebruikt hadden moeten worden.”
In enkele zuidelijke Ethiopische regio’s begint de honger volgens Vreugdenhil nu al om zich heen te grijpen. Partners in Ethiopië vertelden hem dat veel mensen daar nog maar één keer per dag eten. Dat kan met name voor kinderen en ouderen funest zijn. Ook in het naburige Noord-Uganda, waar Woord en Daad samen met Red een Kind een noodhulpprogramma is begonnen, begint de situatie nijpend te worden.
Hulporganisaties zijn in Ethiopië samen met de autoriteiten druk bezig met het op touw zetten van grootschalige voedseluitdelingen. Tegelijk worden bestaande programma’s, die boeren weerbaarder moeten maken voor droge perioden, versterkt. Zo steunt Woord en Daad een project om eenvoudige waterpompen aan de man te brengen en trainingsprogramma’s die boeren moet leren hoe ze moeilijke periodes het hoofd kunnen bieden. „Je moet hier structureel iets aan doen”, zegt Vreugdenhil.
Geen 1984
Het belang van langetermijnprojecten is duidelijk. Want de huidige droogte is niet de eerste van de afgelopen jaren, en naar het zich laat aanzien zal het ook niet de laatste zijn.
Uitzonderlijk lijkt deze droogte wel te zijn. De Ethiopische krant The Reporter bestempelde de huidige droogte recent als de ergste in de geschiedenis van het land. Toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat de gevolgen minder erg zullen zijn dan in 1984.
Een belangrijk verschil is dat het land nu veel beter is voorbereid op de dreigende voedseltekorten. In 1984 probeerden de autoriteiten koste wat het kost de schijn op te houden dat er niets aan de hand was, met alle gevolgen van dien. De erkenning kwam ook nu met haperingen: in augustus zei minister van Informatie Redwan Hussein bijvoorbeeld nog dat het tekort aan regen enkel „wat ongemak” zal brengen en het land zichzelf prima kon bedruipen. Maar een maand later erkende Hussein volmondig dat steun nodig was.
„Nee, een herhaling van 1984 ligt beslist niet voor de hand”, onderstreept de Belgische geograaf prof. Jan Nyssen, die een huis in Tigray heeft en daar vorige maand nog was. „Er is de afgelopen jaren veel gebeurd om droogteperiodes op te vangen, zoals de bouw van loodsen waarin in goede jaren graan en zaden worden opgeslagen voor slechte jaren.”
De Gentse hoogleraar wijst verder op de sterk verbeterde infrastructuur, de komst van irrigatie, het gebruik van kunstmest en betere landbouwtechnieken. De graanproductie is dan ook sterk gestegen. „Toen ik in 1994 voor het eerst in Tigray kwam, gebruikten veel gezinnen standaard slechts twee maaltijden per dag: rond 10 uur in de ochtend en 5 uur in de middag. Dat zie je nu eigenlijk niet meer. De algehele levensstandaard is sterk verbeterd.”
Ethiopië is volgens de Gentse hoogleraar hard bezig zijn problemen zelf op te lossen, hoewel hij aantekent dat Ethiopië op de rand van de Sahel ligt. „Problemen met het klimaat zullen er dus wel blijven. Maar ontkennen dat er problemen zijn, is geen optie meer, gesteld dat de autoriteiten dat nog zouden willen. Met satellietbeelden kan iedereen precies zien waar er droogte is.”
Grote uitdagingen
„Het zijn overduidelijk de jaren 80 niet meer”, zegt ook onderzoeker Marcel Rutten van het Afrika Studie Centrum in Leiden. „De regering is zeer ontwikkelingsgericht, maar staat tegelijkertijd nog voor grote uitdagingen.”
Het lijkt simpel: bevorder de irrigatieprojecten, introduceer nieuwe landbouwmethoden. „Maar”, zegt Rutten, „wanneer Ethiopië het Nijlwater wil gebruiken voor irrigatie, botst dat al direct met bijvoorbeeld de belangen van Egypte, dat ook in hoge mate afhankelijk is van Nijlwater.”
Dat de agrarische productie de afgelopen vijftien jaar sterk is gestegen, gelooft hij graag, hoewel hij voorzichtig wil zijn met de officiële cijfers, die stellen dat die is verdrievoudigd. „De bevolking groeit, dus er is ook meer agrarische productie doordat er meer handen werk verzetten. Tegelijk zijn er meer monden te voeden.”
Rutten onderstreept dat droogte niet valt te voorkomen, maar dat een land zich er wel op kan voorbereiden. „Dat vraagt om duurzame verbouw van voedsel, waarbij ook de kleine boeren betrokken worden. Behalve aan voedselgewassen kun je daarbij ook denken aan de verbouw en export van zeer winstgevende gewassen, zoals de Ethiopische koffie en wellicht ook katoen”, oppert hij. „Nadeel is dat je daarbij afhankelijk bent van de wereldmarktprijs.”
De productie van koffie en katoen zou volgens hem gekoppeld kunnen worden aan het opzetten van koffiebranderijen en een slimme marketing van Ethiopische koffie, en het opzetten van kledingindustrie, waar de katoen wordt verwerkt.
Moeilijkheden
De weg naar verbeteringen is tegelijk ook een pad vol moeilijkheden. De aanleg van grote dammen, zoals de Gibe III-dam, moeten grootschalige landbouwprojecten mogelijk maken, maar bedreigen tegelijkertijd het bestaan van kleine boeren in de omgeving.
Zo sprak de Africa Resources Working Group, een groep geleerden uit verschillende landen, in 2013 de vrees uit dat 200.000 Ethiopiërs en 300.000 Kenianen slachtoffer zullen worden van de aanleg van de Gibe III-dam. De vrees is onder meer dat de dam een einde zal maken aan de overstromingscyclus van de rivier de Omo.
Daarbij geldt dat de aankoop van grote landbouwgebieden door (buitenlandse) investeerders vaak bijzonder problematisch geweest. Traditionele bewoners van het land werden verdreven en nieuwe gewassen sloegen soms totaal niet aan.
De autoriteiten lijken daar echter wel lering uit te trekken. Ze zijn bijvoorbeeld veel terughoudender geworden in het toekennen van grote stukken land aan investeerders. Tegelijk hebben ze nog altijd de macht om zonder ruggespraak over land te beschikken.
Voor de korte termijn geldt voor veel inwoners dat ze zich nu vooral zeer onzeker voelen. Nyssen: „Ze denken: Geef dat graan nu maar, dan weten we zeker dat het goed komt. Ik durf nu nog niet te zeggen dat niemand van de honger zal omkomen.”
Jacob Jan Vreugdenhil van Woord en Daad kwam zowel neerslachtigheid als monterheid tegen. „Een groep boeren probeert creatief naar oplossingen te zoeken, een andere wacht in een geest van neerslachtigheid op hulp. Als organisatie proberen we uiteraard de eerste houding te bevorderen. Het veranderen van zo’n basishouding vergt echter een lange adem.”
Droogte en El Niño
Het noordoosten van Ethiopië wordt geregeld door droogte geteisterd. Normaal zijn er twee regenperiodes: een ‘kleine’ regentijd tussen februari en juni en een periode met meer regens tussen juli en oktober. Al sinds mensenheugenis zijn er van tijd en tijd jaren dat de regens tegenvallen en de oogsten jammerlijk mislukken.
Het idee dat de droogteperiodes de laatste decennia elkaar sneller opvolgen, klopt volgens de Gentse hoogleraar Jan Nyssen echter niet. „Dat zeggen de boeren vaak, maar die bewering wordt niet gestaafd door de feiten. Als je naar de langere termijn kijkt, vanaf 1900, dan zien we sinds de jaren 80 juist een verbetering optreden.” Er valt volgens zijn onderzoek de laatste decennia gemiddeld meer regen. De agrarische productie is bovendien aanmerkelijk toegenomen.
Veel klimaatwetenschappers wijzen er echter op dat de regentijden in Ethiopië al tientallen jaren later beginnen en vroeger ophouden. En als er dan regen valt, valt die zo hard dat de gezaaide zaden wegspoelen. Jacob Jan Vreugdenhil van Woord en Daad maakte in december in de hoofdstad van Tigray dergelijke regens mee. „Enorm gevaarlijk”, noemde hij de regens. „De grond is kurkdroog en neemt niets op. Het water spoelt dus door de straten. Op het platteland zorgt het bovendien voor erosie.”
De huidige droogte in Ethiopië wordt door klimaatwetenschappers gekoppeld aan het zogenaamde El Niño-effect. Als het oceaanwater voor de westkust van Latijns-Amerika een paar graden warmer wordt, leidt dat in sommige delen van de wereld tot uitzonderlijk veel neerslag, terwijl het elders kurkdroog blijft. In verschillende Ethiopische regio’s heeft El Niño het eerste effect. Ook enkele andere landen in de regio, zoals Uganda, ondervinden er hinder van.
El Niño doet zich onregelmatig, maar gemiddeld om de drie tot zeven jaar voor. De hongerperiode in 1984 in Ethiopië hield volgens Gentse onderzoekers ook verband met het El Niño-effect.