Ouders en leerkrachten zijn boos over de intieme vragen die de Onderwijsinspectie onverwacht stelt aan leerlingen van de orthodox-joodse school het Cheider. Onderwijsorganisaties reageren kritisch. „Onaanvaardbaar.” Ook refoscholen krijgen onaangekondigd inspectiebezoek. „Een overval.”
Donderdag 12 december – 10.07 uur. De Joodse Kindergemeenschap Cheider in Amsterdam-Buitenveldert krijgt een mail. De Onderwijsinspectie laat weten met twee man een onaangekondigd onderzoek te komen afleggen. Om 10.08 uur staan vier inspecteurs op de stoep.
De inspecteurs willen behalve met leerkrachten en directie ook spreken met leerlingen uit het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs van de orthodox-joodse school. Leerkrachten mogen de gesprekken met leerlingen niet bijwonen. De kinderen worden, volgens het Cheider, bevraagd op de kledingsvoorschriften van school. Geen korte rokken, geen korte mouwen, geen broeken voor meisjes. Of ze er moeite mee hebben.
De vragen gaan ook over seksualiteit, zo staat in een naderhand opgetekend verslag van een bijleslerares: „Ze vroegen of we verkering hadden!!!! Niet alle meisjes wisten wat dat was. Ze vroegen of ze geen tatoo deden. Ze vroegen of we drugs gebruikten.”
De leerlingen krijgen –volgens het verslag– ook de vraag voorgelegd of ze een mannelijk geslachtsorgaan konden tekenen. Of meisjes wisten dat ze borsten zouden krijgen? Of ze de islam haten? Waarom jongens en meisjes apart leren?
Eén van de meisjes loopt weg.
Op het Cheider ontstaat grote onrust. Directie en bestuur krijgen „meerdere klachten” van verontruste, boze ouders over het verrassingsbezoek. De meldingen staan niet op zichzelf, maar zijn op onderdelen „gelijksoortig”, laat bestuursvoorzitter mr. Herman Loonstein weten. De bijleslerares is door verblijf in Israël niet bereikbaar.
Een ouder dient een klacht in bij de Kinderombudsman. „Veel ouders zijn van mening dat de inspecteurs de veiligheid van hun kinderen in gevaar hebben gebracht”, zo staat in interne communicatie.
De emoties over het inspectiebezoek lopen hoog op. „Een razzia”, zeggen opperrabbijn Binyomin Jacobs en mr. Cor Verkade van de adviesraad. Het Cheider heeft het vertrouwen in de inspectie verloren, zegt een bron binnen de school. „Ze zijn erop uit de school te sluiten.” De adviesraad dringt er bij het bestuur op aan een gesprek met de minister te vragen.
Woordvoerder Dick van der Meer, een ingevlogen pr-medewerker van het Cheider, doet z’n best de ophef te sussen. „De inspectie maakt soms keuzes die de onze niet zijn.” De onrust zou slechts kortstondig zijn. „Enkele ouders tillen nogal zwaar aan sommige vraagstellingen.”
Begrip
De onderwijsinspectie zegt in een reactie „begrip” te hebben voor het feit dat burgerschap en seksuele diversiteit gevoelig liggen op de joodse instelling. „Het is echter onze wettelijke taak toe te zien of scholen voldoen aan de wettelijke voorschriften”, legt woordvoerder Daan Jansen uit.
De inspectie ontkent de sociale veiligheid van leerlingen in gevaar te hebben gebracht. Kinderen waren niet verplicht deel te nemen aan de gesprekken, terwijl duidelijk is gemaakt dat de vragen over de school gingen. „Niet over hen.”
Seksuele voorlichting is „uiteraard” besproken, maar „vanzelfsprekend niet”, aldus Jansen, zoals de Cheiderleerlingen in het verslag vertellen. De inspectie zegt neutrale, open vragen te stellen, rekening houdend met leeftijd en achtergrond van de kinderen. „Zeer respectvol.”
Zorgen
Vanwege de vertrouwelijkheid kan de woordvoerder „niet veel” zeggen over de gesprekken. „Lopende onderzoeken bespreken we altijd eerst met de directie en het bestuur.” De inspectie heeft tot op heden geen klachten gekregen.
De inspectie maakt zich „al lange tijd” zorgen over de wijze waarop het Cheider invulling geeft aan een deel van de kerndoelen en de sociale veiligheid.
De orthodox-joodse school kreeg eind 2018 elf herstelopdrachten. Het Cheider moet beter invulling geven aan sociale veiligheid en lessen seksuele diversiteit, onder andere na een ontuchtzaak uit 2012 van een leerkracht buiten schooltijd.
De inspectie heeft drie onderzoeken lopen naar de joodse school: een breed themaonderzoek naar burgerschap (zie Onderzoek burgerschap), een vervolgtoezicht herstel-opdrachten en een vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen.
Verwerpelijk
Het optreden van de inspectie op het Cheider, waarbij intieme vragen worden gesteld, roept grote vragen op bij onderwijsdeskundigen. „Verwerpelijk en onaanvaardbaar”, verklaart SGP-Kamerlid Roelof Bisschop. „Mijn indruk is dat de inspectie zijn boekje ver te buiten is gegaan.”
Bestuurder Pieter Moens van de reformatorische onderwijsorganisatie VGS keurt de aanpak van de inspectie op het Cheider nadrukkelijk af. „Onaanvaardbaar. Beneden alle peil.”
Bisschop kan zich de onrust en boosheid van ouders goed voorstellen. „Ik zou ook woest zijn als inspecteurs dergelijke intieme vragen aan mijn kinderen op school zouden stellen.”
„Zeer problematisch en onaanvaardbaar als de informatie klopt”, zegt bestuursvoorzitter Berend Kamphuis van Verus, die „niet twijfelt” aan de betrouwbaarheid van de informatie, maar eerst een toelichting van de inspectie wil. Het Cheider is aangesloten bij Verus, de vereniging van 4200 katholieke en christelijke scholen.
Het probleem speelt breder. Verus krijgt „meer signalen” dat de inspectie ook op andere scholen „niet fair, onbevangen en onbevooroordeeld” te werk gaat, vergelijkbaar met de situatie op de joodse school. „Dat roept fundamentele vragen op.”
De onderwijsinspectie bezoekt in totaal bijna tachtig scholen, geselecteerd via een steekproef, voor het themaonderzoek. De steekproef roept grote vragen op. Reformatorische scholen zijn onevenwichtig zwaar vertegenwoordigd, stelt Moens vast. „Wat is de reden hiervan?”
Bovendien is het opvallend dat beide joodse instellingen in Nederland uit de steekproef zijn gerold: het orthodox-joodse Cheider én het liberaal-joodse Maimonides. Bisschop reageert argwanend. „De inspectie zal hier een ongelooflijk goede verklaring voor moeten hebben.”
Risico’s
Het Cheider is bewust toegevoegd, geeft de inspectie toe. „Omdat daar nog een herstelopdracht ligt en er risico’s bestaan op de school.” Is dat dan nog een steekproef? „De term steekproef kan verwarring oproepen”, zegt inspecteur Laurens de Croes, projectleider burgerschap. „Het ligt eraan welke definitie van steekproef wordt gehanteerd. Het is een thematisch verkennend onderzoek.” Alle denominaties en elke type onderwijs wordt onderzocht, behalve het hoger onderwijs.
Kamerlid Bisschop noemt het „didactisch en pedagogisch volstrekt onverantwoord om leerlingen in een klas op deze manier te overhoren.” Leerlingen in de puberfase zijn volop in ontwikkeling, legt Bisschop uit. „Raar en onwenselijk als de inspectie in zo’n levensfase klassikaal vragen stelt die de persoonlijke levenssfeer raken.”
De politicus, met 34 jaar onderwijservaring, is deskundige op het gebied van de inspectie. Via een initiatief-wetsvoorstel is Bisschop er eind 2015 in geslaagd de bevoegdheden van de Onderwijsinspectie aan banden te leggen.
De onderwijsinspectie zegt zelf tijdens onaangekondigde bezoeken respectvol om te gaan met leerlingen. „Natuurlijk zeggen ze dat”, reageert Bisschop. „Een cliché-reactie.”
KGB-methode
De politiek onderwijsspecialist benadrukt dat het niet aan de inspecteurs is om vast te stellen of hun optreden respectvol is, maar aan de leerlingen. Voor het Kamerlid is het optreden van de toezichthouder nieuw. „Nog nooit eerder gehoord.” Bisschop gaat nog geen Kamervragen stellen, maar wacht even het rapport van de inspectie af.
Ook volgens Moens is inspectie-optreden op deze manier niet eerder voorgekomen in de geschiedenis. „Dit lijkt op KGB-methoden”, zegt de VGS-bestuurder, verwijzend naar de voormalige Russische geheime dienst. „Deze werkwijze is absoluut over de grens. Dit zijn we in dit land niet gewend én dit moeten we niet willen.”
Moens en Kamphuis wijzen erop dat de vrijheid van onderwijs hierbij in het geding is. „Deze vrijheid mág niet in het geding komen. Die behoort fundamenteel tot onze democratische rechtstaat.” De VGS zegt dat medewerking van haar leden een volgende keer „bepaald geen vanzelfsprekendheid” is.
De inspectie verbaast zich over de kritiek. Onaangekondigde bezoeken hebben in het verleden ook „regelmatig” plaatsgevonden, zegt inspecteur De Croes. „Wij kiezen een methode die het best aansluit bij ons onderzoek om een goed beeld te krijgen of scholen zich aan hun wettelijke taak houden.”
Daarbij is het volgens de projectleider „logisch” en „onvermijdelijk” om met leerlingen in gesprek te gaan. Niet alleen over het ”wát” maar ook over het ”hóe”. „Dat is de beste aanpak om te zien of de lessen en lesmethodes over bijvoorbeeld basiswaarden, integratie en diversiteit landen.”
De inspectie realiseert zich dat onaangekondigde bezoeken en vragen over deze onderwerpen tot „ongemak” leiden. De Croes herkent zich niet in de kritiek dat de inspectie niet fair en niet onbevooroordeeld te werk gaat. „Dat is een grote uitspraak.” De inspectie zegt zich te houden aan haar wettelijke taak. „Wellicht dat grondigheid wordt verward met bevooroordeeldheid?”
De projectleider zegt wel „verontruste en verontwaardigde” reacties van schoolbestuurders te hebben gehad. „Wij moeten daarom met grote zorgvuldigheid een school binnenkomen.”
Overval
Een verrassingsbezoek komt over als „een overval”, zegt Wim de Kloe, lid van het college van bestuur van het Driestar College. De school in Gouda is eind november doorgelicht. Onaangekondigd.
De inspecteurs hebben lessen godsdienst, maatschappijleer en biologie bezocht, lesmethoden bekeken en met docenten, leerlingen, directieleden en bestuur gesproken. „Allemaal afzonderlijk.”
„Hoewel de uitkomsten volgens een eerste reactie positief zijn, vond ik het al met al geen fijne ervaring”, zegt De Kloe terugblikkend. „De overheid moet zich met het ”wát” bemoeien, de school gaat over het ”hóe”. Dat loopt hier te veel door elkaar.”
Kritiek
Het Hoornbeeck College heeft eind november in Kampen en Rotterdam themaonderzoek gehad. Aangekondigd. „Enkele dagen van tevoren”, zegt bestuursvoorzitter Willem de Potter van de refo-mbo. Hij wil geen mededelingen doen over het bezoek. Ook niet of leraren gevraagd is te vertrekken. „Ik vind dat niet netjes zolang het onderzoek loopt.” De Potter zegt wel de onderwijsinspectie „over het algemeen” als een „professioneel acterende” organisatie te zien.
De kritiek van de onderwijsorganisaties richt zich niet alleen op de onaangekondigde bezoeken, maar ook op het controleren van lesmethodes. Waarom kan de inspectie niet gewoon alleen informatie verzamelen via reguliere, aangekondigde bezoeken, vraagt Moens zich af.
De inspectie kan toezicht houden via gesprekken met leerkrachten en directie, het inzien van lesmethodes of het bijwonen van lessen, zeggen Bisschop en Kamphuis. „Overhoringen van leerlingen door inspecteurs in de klas zijn onverantwoord”, vindt het Kamerlid. „Zo’n aanpak ontbeert de nodige sensitiviteit en veiligheid.”
Wettelijk
Inspectie en onderwijsorganisaties verschillen van mening over de wettelijke basis van klassikale gesprekken met leerlingen. Het mag, zegt de inspectie. Het mag niet, zeggen onderwijsjuristen. „Een school mag een klassikaal gesprek op grond van het Burgerlijk Wetboek weigeren”, stelt Kamphuis van Verus. „Voor zover ik weet ontbreekt een wettelijke basis om over dit onderwerp op deze intieme, indringende wijze met leerlingen in gesprek te gaan.” In zogenaamde deugdelijkheidseisen is vastgelegd waaraan scholen zich moeten houden. In uitgebreide Kamerdebatten is vastgesteld hoever de inspectie daarbij mag gaan in hun controlerende taak.
Niet absoluut
Een school mag een klassikaal gesprek niet weigeren, terwijl artikel 23 wel degelijk wettelijke mogelijkheden biedt aan de onderwijsinspectie om onderzoek te doen, zegt inspectiewoordvoerder Jansen. „Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid”, citeert hij uit de Grondwet. „De vrijheid is niet absoluut.” Hij verwijst ook naar onderwijswetgeving, wetgeving over onderwijstoezicht en de Algemene wet bestuursrecht.
De inspectie heeft „de wettelijke plicht” toezicht te houden. „We mogen dat doen op de manier die wij nodig achten. De inspectie kan pas goed oordelen als we op een school komen kijken.” Scholen die hun zaakjes goed voor elkaar hebben, hebben niets te vrezen, zegt hij.
Onderwijsorganisaties zijn niet op de hoogte gesteld van deze onderzoeksmethodiek van de inspectie, zegt VGS-bestuurder Moens ontstemd. „Ze had dit op z’n minst vóóraf kunnen afstemmen.”
De inspectie zegt in een reactie het onderwijs op 2 oktober via regulier overleg „op hoofdlijnen” te hebben geïnformeerd over het themaonderzoek en over het feit dat deze breder getrokken zouden worden via deels onaangekondigde bezoeken.
Verantwoording
Onderwijsorganisaties vragen inspecteur-generaal Monique Vogelzang eind januari verantwoording over de nieuwe werkwijze. De vertrouwensband tussen onderwijs en inspectie staat onder druk, stelt Moens vast. „Deze werkwijze past niet in de Nederlandse setting. We krijgen het gevoel te worden gewantrouwd.”
De inspectie wilde aanvankelijk géén gesprek met onderwijsorganisaties, maar stemt daar onder druk nu toch mee in, zegt Veruswoordvoerder Martin van Oosten. Alléén om te luisteren, niet om antwoorden te geven.
Moens reageert resoluut: „Toch wil ik antwoorden.”
Onderzoek burgerschap
Scholen in Nederland moeten volgens de wet burgerschap en sociale integratie bevorderen. Leerlingen dienen daarbij kennis te maken met verschillende culturen.
Om te controleren hoe scholen invulling geven aan bijvoorbeeld lessen seksuele diversiteit, is de Inspectie van het Onderwijs november vorig jaar een breed onderzoek gestart via aangekondigde en onaangekondigde bezoeken.
Aanleiding zijn berichten van Nieuwsuur en NRC van september vorig jaar over een islamitisch lesboek seksuele voorlichting. Na ophef heeft minister Slob (CU) de inspectie gevraagd onderzoek te doen.
De inspectie vult het verzoek van Slob –op eigen initiatief– breder in. „Omdat de discussie die hieraan ten grondslag ligt, verder voert dan de vraag of een bepaalde lesmethode binnen een denominatie wel of niet kan.” Daarmee liggen ineens ook christelijke, reformatorische en openbare scholen en hun lesmethoden onder een vergrootglas.
Pas in oktober stemde een Kamermeerderheid, behalve CU en SGP, in met een SP-motie voor onderzoek naar lesmethoden op reformatorische en islamitische scholen.
De Kamer heeft in september unaniem ingestemd met een D66-motie, waarin de regering wordt gevraagd „meer onaangekondigde bezoeken” af te leggen.
De inspectie, sinds 1812 verantwoordelijk voor het toezicht op het onderwijs, mag alleen toezien op wettelijk vastgestelde ”deugdelijkheidseisen”, maar geen inhoudelijke beoordeling geven over ”hoe” scholen dat invullen.
De inspectie stuurt een rapport over het zogenaamde themaonderzoek burgerschap op scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs en mbo medio februari naar de Tweede Kamer.
Optreden herinnert aan Britse kwestie
De vragen van de onderwijsinspectie op het Cheider doen denken aan hoe de Britse inspectiedienst Ofsted in 2015 in het nieuws kwam. Ofsted moet scholen controleren op ”Britse waarden”, maar wekte onbegrip bij christelijke en joodse scholen.
Inspecteurs zouden aan leerlingen van tien jaar hebben gevraagd of ze wisten „wat lesbiennes doen” en of klasgenoten misschien „in het verkeerde lichaam” zitten. Op een andere christelijke school zouden inspecteurs hebben gevraagd of „iemand in de school homo” was. Een meisje van twaalf zou zijn gevraagd of ze nog maagd was. Op een joodse school zou een inspecteur hebben gevraagd of een leerling „wist dat twee mannen kunnen trouwen.”
Ofsted ontkende begin 2015 de berichtgeving in de media. Niettemin gebruikte de dienst tot 2014 een interne richtlijn waarin werd aangedrongen op het ter sprake brengen van seksualiteit en het problematiseren van de christelijke en joodse ethiek. Inspecteurs moesten verschillende gezinsmodellen onder de aandacht brengen, zoals het hebben van twee moeders of twee vaders.
The Christian Institute schreef in 2017 dat Ofsted bezig was met het „promoten van politieke correctheid”, omdat de zogeheten Britse waarden niet in de wet staan en inspecteurs die kunnen uitleggen volgens hun „persoonlijke visie.”