Onderwijsinspectie moet niet morrelen aan onderwijsvrijheid
De Onderwijsinspectie slaat nieuwe wegen in. Eind vorig jaar ging de Tweede Kamer akkoord met een motie van D66 om de inspectie meer onaangekondigde bezoeken aan scholen te laten afleggen. Aanleiding waren signalen dat er op islamitische scholen op een dubieuze manier seksuele voorlichting wordt gegeven. In de islamitische lesmethode ”Help! Ik word volwassen” staat onder meer dat Allah afrekende met de bevolking van Sodom vanwege hun seksuele omgang met mensen van hetzelfde geslacht. Ook wordt aan leerlingen voorgehouden dat meisjes en jongens elkaar niet aan mogen kijken.
Natuurlijk kon het niet uitblijven dat op dit punt ook direct met argwaan werd gekeken naar het reformatorisch onderwijs. Minister Slob kreeg van de Kamer de opdracht om te onderzoeken of passages uit de reformatorische lesmethode over seksualiteit wel passen binnen de leerdoelen die de overheid heeft gesteld over seksuele diversiteit.
Nu lijkt het erop dat de Onderwijsinspectie methoden hanteert die, zacht gezegd, discutabel zijn. De orthodox-Joodse school Cheider in Amsterdam kreeg in december onaangekondigd bezoek van de inspectie. De inspecteurs gingen buiten aanwezigheid van de docenten in gesprek met leerlingen uit het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Daarbij zouden in groepsverband ook intieme vragen zijn gesteld die de persoonlijke levenssfeer van de kinderen raken. Ouders vinden dat de inspecteurs de sociale veiligheid van hun kinderen in gevaar hebben gebracht.
Volgens onderwijsvereniging Verus (waarbij 4200 christelijke scholen zijn aangesloten) zijn er signalen dat de inspectie ook op andere scholen „niet fair, onbevangen en onbevooroordeeld” te werk gaat.
De reformatorische onderwijsorganisatie VGS vindt dat de inspectie „absoluut over de grens” gaat en dat de vrijheid van onderwijs in het geding is. Reformatorische en Joodse scholen zijn ook onevenwichtig zwaar vertegenwoordigd in de steekproef van de inspectie.
De Onderwijsinspectie is er om te controleren of scholen zich houden aan de wettelijk vastgestelde ”deugdelijkheidseisen”. Als de inspectie zich ontpopt als een instantie die zich gaat bemoeien met de manier waarop scholen invulling geven aan hun identiteit, dan moet stevig worden ingegrepen. Anders ligt de bijl inderdaad aan de wortel van de onderwijsvrijheid.
In 2015 beloofde de Onderwijsinspectie nog het toezicht op scholen te zullen veranderen. Inspecteurs wilden niet langer de ”boeman” zijn, maar probeerden zich op te stellen als ”kritische vriend”. Kennelijk zijn de tijden alweer veranderd.
Tegelijk is het van groot belang dat bijzondere scholen beseffen dat ze meer dan ooit onder het vergrootglas liggen. Laten ze daarom, zonder water bij de wijn te doen, van onbesproken gedrag zijn. Niet alleen om de Onderwijsinspectie geen stok in handen te geven om de hond te slaan, maar omdat ze dat verplicht zijn aan hun identiteit en roeping.