Wet informeel onderwijs

De overheid wil meer grip op het zogeheten informeel onderwijs, zoals Koranscholen, zondagsscholen en de scouting. De Onderwijsinspectie gaat controleren als burgers, politie, openbaar ministerie of de burgemeesters klachten hebben ingediend. Kinderen mogen geen lessen krijgen die aanzetten tot haat, discriminatie of geweld. Constateert de inspectie dat een instelling de wet overtreedt, dan kan de minister een aanwijzing geven en specifiek lesmateriaal verbieden of de betreffende organisatie of instelling sluiten.

Tegen de wet, die nog niet is ingevoerd, bestaat veel weerstand, omdat de overheid hiermee de scheiding tussen kerk en staat miskent en de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting schendt.
Aanleiding voor de wet waren misstanden op Koranscholen en Chinese weekendscholen. Op Koranscholen werd kinderen geleerd zich af te keren van de Nederlandse samenleving en bij het lesmateriaal van Chinese weekendscholen had de Chinese overheid een vinger in de pap.
De Tweede Kamer sprak via een motie van SGP, CDA en ChristenUnie uit de dat de overheid bij het informeel onderwijs alleen in moet grijpen als er sprake is van ,radicalisering en strijdigheid met de rechtsorde”.

Staatssecretaris Paul heeft deze Kameruitspraak naast zich neergelegd, zij wil een wet die een brede werking heeft. D66-Kamerlid Jetten zei half november dat hij de wet graag wil gebruiken om de opvattingen over homoseksualiteit in orthodox-christelijke kring bij te stellen: „Ik zou het persoonlijk ook heel prettig vinden als op christelijke weekendscholen wat wordt bijgeleerd over respect voor de lhbti-minderheid.”
Tegenstanders van de controles door de onderwijsinspectie wijzen erop dat als er misstanden zijn in het informeel onderwijs, het strafrecht voldoende mogelijkheden biedt om in te grijpen.