OpinieOpinie

Staatstoezicht op informeel onderwijs riekt naar Sovjetpraktijken

De Wet toezicht informeel onderwijs, inclusief kliklijn, is een gevaar voor onze vrijheden. Als het kabinet op dit glibberige pad voortgaat, stelt het het vertrouwen van de samenleving op de proef.

Chris Stoffer
30 November 2024 18:18
„Staatssecretaris Mariëlle Paul was doof voor uitspraken van de Tweede Kamer om het toezicht in de informele sfeer te beperken tot bedreigingen voor de rechtsorde.” beeld ANP, Remko de Waal
„Staatssecretaris Mariëlle Paul was doof voor uitspraken van de Tweede Kamer om het toezicht in de informele sfeer te beperken tot bedreigingen voor de rechtsorde.” beeld ANP, Remko de Waal

Sinds 2001 zijn er grote zorgen over de risico’s van radicalisering, jihadisme en salafisme, bijvoorbeeld in islamitische weekendscholen. De veiligheidsdiensten hebben door de jaren heen vele waarschuwingen gegeven. In 2016 stelde de SGP voor om te onderzoeken hoe de overheid toezicht kan uitoefenen om de rechtsorde te beschermen tegen veiligheidsbedreigingen. Iets wat thuishoort bij veiligheidsdiensten en niet bij de onderwijsinspectie. Deze motie werd wel aangenomen, maar nooit uitgevoerd.

Helaas koos het kabinet-Rutte IV (VVD-D66-CDA-CU) jaren later voor een heel andere route. Dat kabinet wilde op grond van toezicht door de onderwijsinspectie sneller kunnen ingrijpen bij informele onderwijsinstellingen die anti-integratief, antidemocratisch of antirechtsstatelijk opereren. Minister Dennis Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) werkte dat plan uit door toezicht in de informele sfeer mogelijk te maken in situaties van haat, geweld en discriminatie. Mariëlle Paul, staatssecretaris (Primair en Voortgezet Onderwijs en Emancipatie) van het huidige kabinet, ging op basis van het hoofdlijnenakkoord verder met deze plannen. Zij was doof voor uitspraken van de Tweede Kamer om het toezicht te beperken tot bedreigingen voor de rechtsorde en bracht het voorstel ongewijzigd in consultatie.

Stigmatisering

Kerken en christelijke organisaties zijn terecht zeer verbaasd dat het wetsvoorstel zich ook uitstrekt over hun activiteiten. Immers, hoeveel situaties van haat en radicalisering in de jeugdclubs, op de zondagsscholen en in de catechese zijn in de Nederlandse geschiedenis bekend? Eigenlijk geen. Ook de onderwijsinspectie ziet niets in het voorstel en wijst erop dat burgers door de Wet toezicht informeel onderwijs in het verdachtenbankje kunnen komen zonder dat er redelijke vermoedens van problemen zijn. Die stigmatisering is uiterst onwenselijk.

Met het beoogde wetsvoorstel overschrijdt het kabinet een rechtsstatelijke rode lijn. Het voorstel brengt ons terug naar de sfeer van voor 1848, toen de vrijheden van godsdienst, onderwijs, vereniging en meningsuiting erkenning kregen. En zelfs voor 1848 ging de overheid niet zo ver om toezicht te regelen op activiteiten van verenigingen en kerken. In de recente geschiedenis roept dit systeem eerder associaties met de Sovjetpraktijken op. Die associaties ontstaan temeer door het voorgestelde recht van individuele burgers om meldingen te doen, een soort kliklijn.

Misleidende term

Het lijkt bij velen, ook politici, nog niet goed door te dringen hoe ver de reikwijdte van het wetsvoorstel is. De inspectie noemt die zelfs onbegrensd. De term ”informeel onderwijs” is misleidend. Het wetsvoorstel richt zich namelijk op elke activiteit waarbij sprake is van attitudevorming. Dat is eigenlijk alles wat met minderjarigen te maken heeft. Of het nu op de zondagsschool, op de sportvereniging, in de bibliotheek, bij een (politieke) jongerenorganisatie of op een milieuclub gebeurt. De begrippen haat, geweld en discriminatie zijn volgens de inspectie bovendien erg breed en subjectief. Dat is nog een extra reden om alert te zijn.

De centrale tegenwerping van de voorstanders van het wetsvoorstel is dat wie niets te verbergen heeft ook niets hoeft te vrezen. Dat getuigt van een zorgwekkend gebrek aan inzicht in de kern van de rechtsstaat en de vrije samenleving. De overheid heeft tot op heden bewust afgezien van toezicht op de vrije sfeer achter de maatschappelijke ‘voordeur’, zolang de rechtsorde niet in het geding was. Zij heeft in die sfeer helemaal niets te zoeken. Vrijheid is daar pas vrijheid omdat je, afgezien van het strafrecht, zelfs niet hoeft te rekenen met de mogelijkheid van toezicht. De overheid moet helemaal niet willen weten wat burgers op het vrije maatschappelijke erf allemaal doen en bespreken. Van dit glibberige staatstoezicht op alle Nederlandse minderjarigen moeten we ons verre houden.

Tirannie van de meerderheid

De zorg of de rechtsstaat burgers voldoende blijft beschermen, is in de afgelopen weken nog verder aangewakkerd door radicaal-liberale partijen zoals de huidige VVD. Zij willen niet alleen godsdienst uit de openbare ruimte en het bekostigde onderwijs drukken, maar ze willen ook de privésfeer controleren. Burgers zouden ook in de informele sfeer eigenlijk alleen een boodschap mogen overdragen die past bij de dominante waarden. Dat is de omgekeerde wereld. Het is een tirannie van de meerderheid die we moeten verdrijven. Een kabinet dat op dit fundamenteel verkeerde pad zou voortgaan, stelt ons vertrouwen op de proef.

De auteur is fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer