Kerkverlater ervaart verwijten over leegheid als beledigend
De vraag waarom we op aarde zijn, is voor gelovigen én niet-gelovigen relevant, stelt Franca Treur.
„Wie het laatste boek van Franca Treur, ”Hoor nu mijn stem”, leest, legt het aan het eind vermoeid en leeg terzijde”, schrijft dr. J. H. van Doleweerd (RD 25-11).
„En wat is haar alternatief, nu zij de geloofswereld heeft verlaten?” schrijft dr. Ewald Mackay in een column (RD 22-11) naar aanleiding van een televisie-uitzending van Pauw. „De Nederlandse televisiewereld? Haar troosteloze feuilleton in Trouw? Moge zij God ontmoeten in de ruimte van het geloof dat ook het denken omvat.”
„In de loop van het verhaal blijkt dat ze (hoofdpersoon Gina uit ”Hoor nu mijn stem”) het geloof weliswaar kwijtgeraakt is”, schrijft Els Meeuse voor het christelijke literaire tijdschrift Liter, „maar er toch niets voor in de plaats heeft gekregen. En dat zorgt voor een innerlijke leegte (…). De roman laat je als lezer achter met een onbevredigend vacuüm.”
Een roman kan op meerdere manieren worden geïnterpreteerd. Wanneer hoofdpersoon Gina, terwijl zij haar doodzieke bekeerde oudtante verzorgt, aan het einde van het boek eindelijk vindt waarvan zijzelf niet wist dat ze het zocht, wordt dat door de meeste lezers als betekenisvol en hoopgevend ervaren, maar deze drie reformatorische lezers oordelen anders.
Het nadrukkelijk benoemen van de leegte in mijn werk of in mijn leven door reformatorische columnisten gebeurt al sinds mijn debuut, en doet behoorlijk obsessief aan. Het suggereert dat het leven van een ongelovige leeg is en dat van een gelovige niet. En daarmee sluiten de rijen zich. Ach, arme Gina uit het boek met haar lege leven, arme Franca. Nu ja, ze is zelf bij ons weggegaan.
Het verwijt heeft vooral te maken met de breuk met het geloof. Ook het leven van hoofdpersoon Neeltje uit ”Een lamp voor mijn voet” van Liesbeth Labeur wordt leeg genoemd, omdat zij op verzoek „met alles meedoet” in de christelijke rituelen rond een begrafenis terwijl ze niet meer gelooft. Maar zij doet dat uit respect.
Liefde
Liesbeth en ik ontmoeten veel kerkverlaters. Wat zij allemaal gemeen hebben, is de moeilijke verhouding met de achterblijvers. Zij hebben de groep verlaten, wat meestal als verraad wordt gezien, als een negatief oordeel over degenen met wie zij vroeger hebben geleefd.
Maar veel kerkverlaters willen helemaal niet veroordelend zijn. Hun is er veel aan gelegen om de band met familie en kerkelijke vrienden goed te houden. Uit respect trekken ze een rok aan als ze op familiebezoek gaan, doen ze met Kerst „met alles mee”, blijven ze beleefd als mensen zeggen dat ze hun zo’n verdriet doen, laten ze zich vermanen over hun manier van leven en verdragen ze een gebed in hun bijzijn waarin gesmeekt wordt om terugkeer van hun „dwaling.”
De meeste kerkverlaters willen namelijk geen radicale breuk. Ze kunnen alleen niet meer in een (persoonlijke) God geloven. Dat staat verder los van de liefde die ze voelen voor hun familie en vroegere vrienden. Maar elk verwijt over de leegheid van hun leven ervaren ze wel degelijk als beledigend.
Het is ook niet waar. Natuurlijk, het is de menselijke conditie dat een leven van alleen eten, drinken, slapen, geld verdienen en uitgeven niet bevredigend aanvoelt. Iedereen wil dat zijn leven meer is dan dat. Maar dat geldt voor gelovigen én niet-gelovigen.
Gelovigen zien het leven als een voorbereiding op de eeuwigheid. Hun leven op aarde staat in dienst van iets toekomstigs, groots en onbekends dat met vooruitwerkende kracht de leegte alvast opvult.
Zingeving
Het waren de Duitse romantische filosofen en dichters Herder, Fichte, Heidegger en Jünger die zich afvroegen hoe dat nu moest als de samenleving God niet meer zou erkennen als een gezaghebbende en zingevende realiteit. Waarom bijvoorbeeld nog hard werken als je niet meer gelooft dat hard werken een goddelijke opdracht is? Zij waren het die de term ”leeg” muntten om het westerse kapitalisme te beschrijven, dat ze zagen als geld verdienen enkel om daarmee nog meer geld te verdienen. Er was geen hoger doel meer. Alleen een kille, oppervlakkige wereld zonder ziel, bevolkt door „genotsmensen zonder hart.”
Deze kritiek op de moderne samenleving vond gretig gehoor bij nationalisten en religieuzen, ook buiten het Westen. Vroeger in Rusland en Japan en de laatste decennia vooral bij moslimterroristen, zoals Mohammed Atta, die met een Boeing het World Trade Center vernietigde. „Jullie houden van Pepsi, wij van de dood”, zei een jonge talibanstrijder tegen een Britse krant tijdens de oorlog in Afghanistan. Bij de aanslagen op de Bataclan in Parijs gaf een terrorist aan een van de gijzelaars de opdracht om een stapeltje 50 eurobiljetten in brand te steken. Het achterliggende idee: dat is voor een ongelovige het ergste wat er is.
Op deze erg simpele visie op de secularisering kwam terecht veel kritiek. Met name de filosofen Gadamer en Habermas stelden dat religie in de geschiedenis van de mensheid altijd slechts één vorm is geweest van zingeving, naast talloze andere vormen. Op een alledaagse manier is iedereen altijd bezig betekenis te geven aan de dingen die hij doet, bezig met het zoeken naar een thuis. Zin ontstaat in het gesprek tussen mensen, in de verbinding met anderen, met ideeën en met de geschiedenis. Zingeving vindt op de grond plaats, en is niet per se het domein van religieuze experts. Het is een opdracht voor ieder mens. Een proces.
Het gebeurt in bibliotheekzaaltjes waar wij met mensen over deze dingen praten naar aanleiding van ons werk. Het gebeurt als je verhalen leest.
Gelijkwaardigheid
Het grote verschil met gelovigen is dat niet-gelovigen niet kunnen aannemen dat er een hiernamaals is waarin mensen worden beloond of gestraft. Voor hen is God een onbevredigend antwoord op de vraag waarom ze op aarde zijn. Maar die vraag waarom ze op aarde zijn, is ook voor hen relevant. Ze zoeken het antwoord in de verbinding met anderen en met andere ideeën. Ze doen dat meestal als individu, niet langer als lid van een veilige groep.
Kerkverlaters verwachten geen applaus voor hun stap uit de groep maar ze zijn kwetsbaar in hun eenzaamheid. Ze geloven niet langer op afspraak of op gezag in een absolute waarheid, maar heroverwegen voortdurend hun standpunten. Een groep mensen met dezelfde rotsvaste overtuiging kan voor de afvallige behoorlijk intimiderend zijn, maar zijn bescheiden opstelling betekent nog niet dat hij zijn eigen weg als een dwaling ziet.
Natuurlijk kun je een ongelovige manier van leven afdoen als „leeg”, zielloos of troosteloos, terwijl je van jezelf vindt dat je een „vol leven” leidt, en zonder dat je het kwaad bedoelt. Maar wees je ervan bewust dat leegheid precies het verwijt is dat hoort bij de morele positie van een fundamentalist. Een christelijke of humanistische houding zou van gelijkwaardigheid moeten uitgaan: we zijn immers allen van dezelfde lap gescheurd.
De auteur is schrijver van onder meer ”Dorsvloer vol confetti” en ”Hoor nu mijn stem”. Zij schreef dit artikel met instemming van Liesbeth Labeur, beeldend kunstenaar en schrijver van ”Een lamp voor mijn voet”.