De bij het Reformatorisch Dagblad gevoegde flyer van Civitas Christiana leverde tal van reacties op. Dat resulteerde onder meer in een briefwisseling tussen John Lapré en RD-hoofdredacteur Steef de Bruijn. Deel 1.
Beste Steef,
Een succesvollere reclamecampagne had kledingbedrijf Suitsupply zich niet kunnen wensen. Zijn poster waarop twee zoenende mannen te zien waren, werd onderwerp van gesprek en oogstte zowel lof als afwijzing. Ik geloof niet in al te gemakkelijke antwoorden op de vraag of zo’n poster in het publieke domein wel zo prominent onder de aandacht moet worden gebracht. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de context waarin het antwoord wordt geplaatst. Het is niet zwart-wit, het is een ragfijn spel.
Waar ik me aan stoorde, is de zogenaamde antihomoflyer van de stichting Civitas Christiana die bij een editie van het Reformatorisch Dagblad werd gevoegd. Op deze flyer was de poster van Suitsupply te zien, alleen dan met een groot, rood kruis door de hoofden van beide mannen.
Mijn eerste vraag was: Welk signaal geeft Civitas Christiana hiermee af en, vanwege haar verspreiding, ook het Reformatorisch Dagblad? Mijn inschatting: dat een liefdesuiting tussen twee mensen van hetzelfde geslacht een tegennatuurlijk gedrocht is en onze afkeuring verdient.
Ik ben niet tegen de antihomoflyer op zich. Hij vertegenwoordigt een visie en in ons land kennen we gelukkig de vrijheid om die uit te dragen, ook als dat schuurt met andere visies.
Waar we in mijn ogen een grens overgaan, is als onze uitingen ertoe leiden dat mensen tot in het diepste van hun wezen pijn wordt gedaan. En dat is waartoe de antihomoflyer heeft geleid. Verschillende mensen hebben mij verteld hoe zeer het hun heeft gedaan dat de flyer door het Reformatorisch Dagblad is verspreid. Een enkeling durft nu helemaal niet meer uit de kast te komen.
Dat laatste gaat me door merg en been. Ik weet uit eigen ervaring hoe hoog de drempel kan zijn om in een religieuze omgeving waar homoseksualiteit erg gevoelig ligt, uit de kast te komen. Het kan je alles kosten. Wie besluit met iemand van hetzelfde geslacht het leven te delen, zal erop moeten rekenen ‘in ongenade’ te vallen bij een groot deel van de reformatorische gemeenschap. Hoezeer hij of zij ook Jezus liefheeft.
Vooral sinds het verschijnen van mijn boek ”De veilige kerk” (Ark Media) ben ik deelgenoot geworden van veel, vaak pijnlijke, verhalen van niet-heteroseksuelen uit de reformatorische gezindte. Een rode draad in hun verhaal is: de kerk is niet veilig genoeg. Dat is een aanklacht waar de reformatorische gezindte serieus iets mee moet. Hoe?
Het is de hoogste tijd, ondanks eventuele bezwaren, de ander te omarmen en onvoorwaardelijk lief te hebben. Dát signaal leidt tot wonderen, tot échte ontmoetingen, tot gesprekken van hart tot hart. In die context ontstaat er ruimte om de ander een weg te laten gaan die mogelijk niet de onze is, zonder dat als een splijtzwam te laten werken en zonder elkaar uit onze comfortzones te drukken. Uitstijgen boven onderlinge verschillen dus (en niet alleen als het gaat over homoseksualiteit), om de ander te vinden in de levende Christus.
Mogen we dan geen ‘rood kruis’ (lees: bezwaren) meer plaatsen? Zeker wel, maar met fijngevoeligheid, een bonzend hart vol liefde, oog voor de mens. Oog voor de homo dus, zonder wie het thema homoseksualiteit niet eens zou hebben bestaan. Hebben wij de homo, ook die met een vriend(in), werkelijk lief?
Ik ken een man die tegen mij zei: „John, ik ben het niet eens met de keuzes die je maakt, maar ik hou van je.” En ik kan hetzelfde zeggen. We zijn vrienden. We vertrouwen elkaar toe aan de trouwe zorg van God, Die met eenieder Zijn unieke weg gaat. Het emotioneert mij. Als we ergens het waardevolle van het leven weten te raken, is het op dát punt. Waar liefde woont...
Met vriendelijke groet,
Mr. John Lapré, marineofficier en schrijver van christelijke boeken