Geen as maar vuur in christelijk onderwijs
Een christelijke school is het, in lijn met de Dordtse synode, aan zijn stand verplicht om te onderwijzen in de christelijke leer. De leerlingen moeten bovendien goede burgers worden en als christen een rol kunnen spelen in de samenleving. Maar wel: tot eer van God, stelt Dick van Meeuwen.
Op vrijdagmorgen 30 november 1618 begon de zeventiende zitting van de synode van Dordrecht, in het gebouw aan de Kloveniersdoelen. Dit keer ging het niet over theologische verschillen...
Wellicht is het niet zo bekend dat deze synode, die dit jaar breed herdacht wordt, ook voor het onderwijs op de christelijke scholen van grote betekenis is geweest. De zeventiende zitting ging met name over de catechisatie in de kerk en over het onderwijs in de gezinnen en op de scholen. Tijdens deze zitting werden echter ook de kaders aangegeven waaraan het onderwijs op de christelijke scholen moest voldoen. In de notulen lezen we: „Scholen in welke de jonge jeugd in godzaligheid en fundamenten van de christelijke leer behoorlijk onderwezen wordt.” Je zou dat de missie van de Dordtse synode kunnen noemen.
De synodebesluiten legden de basis voor de eenheid tussen de opvoeding in het gezin, in de kerk en op school. Dat gold allereerst de godsdienstige opvoeding. Uit de notulen is te lezen hoe ernstig over dit onderwijs in de christelijke leer gesproken werd. Hiermee gaf men uitvoering aan de opdracht in Deuteronomium 6: „Zo zult gij de Heere uw God liefhebben, met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen. En deze woorden die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken.” Overal: thuis, in de kerk en op school.
Poort van het verstand
Op grond van deze besluiten werden de schoolverordeningen voor de nieuwe christelijke scholen in de zeventiende eeuw uitgewerkt in praktische zin. Plaatselijk waren er al eerder schoolverordeningen tot stand gekomen. In Zeeland, waar de Reformatie vroeg doordrong, was er in 1583 een schoolverordening die in dezelfde bewoordingen sprak over het doel van het onderwijs. De Gereformeerde Kerk moest zich beijveren om overal scholen te stichten, ook in de dorpen. Heel het volk moest onder andere leren lezen om de Bijbel in de eigen taal te kunnen begrijpen. Dat was een belangrijk doel van de Reformatie en nieuw in die tijd. Heel het volk onder heel het Woord.
In een Schoolverordening van 1655 lezen we uitvoeriger over het doel, de missie van de christelijke school: „Dat de kinderen in de christelijke religie, vreze des Heeren en alle goede kunsten (vakken), elk naar zijn/haar bekwaamheid, mogen worden opgevoed tot Gods eer.”
Het ging dus om het leren en kennen van de christelijke religie. Daar wordt de ”poort van het verstand” voor gebruikt. Het gaat om de vreze des Heeren; daar horen ook de christelijke normen en waarden bij. Vervolgens moeten de vakken onderwezen worden, ieder op zijn eigen niveau en aangepast aan de leerling. Dit alles moest zijn tot eer van God.
De leerlingen die zo van school kwamen, zouden goede leden van de kerk worden. De school werd immers als ”planthof” van de kerk gezien. Maar onderwijs was ook bedoeld om mee te werken aan de opbouw van „een goede Republiek en welstand van het land.”
In onze bewoordingen: het ging om God te leren dienen, overdracht van christelijke waarden en normen, kennis en vaardigheden en voorbereiding tot goed burgerschap in Nederland.
Rijke traditie
In de zeventiende eeuw ging het met name om wat we nu het basisonderwijs noemen, maar de hoofddoelstelling geldt ook voor alle andere soorten christelijk en reformatorisch onderwijs. Een klein onderzoekje naar de missies van verschillende scholen voor basis- en voortgezet onderwijs leert dat we daar min of meer dezelfde woorden vinden in de missie of visie. We staan dus in een rijke traditie van 400 jaar. Dat mogen we met dankbaarheid constateren. De componist Gustav Mahler (1860-1911) heeft eens gezegd: „Traditie is het bewaren van het vuur, niet de aanbidding van de as.”
Staat onze missie alleen op papier of doortrekt ze de school tot in de haarvaten? Is het nog een vuur? Als je de missie van de Dordtse synode ziet, gaat het vooral om vorming, om persoonsvorming. God leren dienen en onze naaste.
Zijn we als christelijk en reformatorisch onderwijs ook niet te veel meegegaan in het rendementsdenken? Worden onze leerlingen niet te veel als Cito-mensen gezien? Moeten we er wel naar streven om een excellente school te zijn? Staat het vormende element vanuit de missie nog wel centraal? Onderwijs draait steeds meer om cijfers en prestaties, schreef Driestarbestuurder Rottier al in 2012.
Natuurlijk, een christelijke school is het aan zijn stand verplicht om goed en gedegen onderwijs te geven. Dat vonden onze voorvaderen ook. Goed onderwijs in de vakken is namelijk ook vorming! Als moderne vreemde taal werd toen bijvoorbeeld Frans geleerd. „Doen”, zeiden onze nuchtere voorvaderen, „want dit is belangrijk voor de handel.” De leerlingen moesten goede burgers worden en als christen een rol kunnen spelen in de samenleving. Maar wel: tot eer van God. Opnieuw een verwijzing naar de missie!
Spa dieper
Hoe laat je de missie doorklinken in je lesgeven? Dat wordt met name in het voortgezet onderwijs een uitdaging, omdat we daar veel seculiere lesmethoden hebben. Dus moet je als docent er zelf over nadenken. Ik weet dat dit gebeurt, maar doen we er voldoende aan?
Die vraag is voor ons veel belangrijker geworden na een recente conferentie over Schriftgezag en wetenschap. De daar aanwezige hoogleraren lieten de bijeengekomen vertegenwoordigers van het reformatorisch voortgezet onderwijs zien hoe in de meeste lesboeken het vooruitgangsgeloof, de zelfontplooiingsgedachte van de mens en het evolutionaire denken domineren.
Dit staat haaks op onze missie. Als men door de vooruitgang van de wetenschap bijvoorbeeld steeds meer ziektes weet uit te bannen, met het doel om de mens beter, ja zelfs ”onsterfelijk” te maken, hoe verhoudt dat zich dan tot wat Christus liet zien in Zijn handelen op deze aarde? Jezus had juist aandacht voor de zieke en de zwakke mens, Hij sprak hen zelfs zalig! Dit is een punt van aandacht.
Christelijk onderwijs dient vooral vorming te zijn. Vorming staat gelukkig weer hoog op de agenda van onze regering en in het hele onderwijs. Vaak wordt dan burgerschap bedoeld, met begrippen als respect, tolerantie, vriendelijkheid en fatsoen.
In het licht van de Dordtse synode gaat een christelijke school een spa dieper met vorming. Het gaat hier om persoonsvorming. Over het leren dienen van de Heere, over Bijbelse waarden als eerbied voor God, het houden van Zijn geboden en liefde voor de naaste in zelfverloochening en dienstbaarheid. Het zou geleerd en voorgeleefd moeten worden. Het zit in onze missie, in beginsel geformuleerd op de Dordtse synode. Het is de kern van ons onderwijs!
Toekomst
Hier zouden we alles aan moeten doen. De notulen van de synode spreken over „de beginselen der religie in de harten indrukken.” Onze vaderen wisten en wij weten het ook dat we onze kinderen niet het geloof kunnen geven. Dat blijft een genadegift van de Heere, maar deze woorden laten wel zien hoe ernstig men het opnam. Indrukken, inscherpen en daarvan spreken in de hoop en verwachting dat God het onderwijs wil zegenen.
Er is toekomst als we bij deze missie blijven. Gaat de missie verwateren, dan weten we in Nederland wat er met christelijke scholen kan gebeuren. Dan vervaagt de identiteit en vervalt het onderscheid tussen bijvoorbeeld openbaar en christelijk onderwijs. Dan blijft er as over.
Wanneer voeg je als christelijk en reformatorisch onderwijs iets toe aan levens van jonge mensen? Als leerlingen en studenten later, als ze terugdenken aan hun schoolperiode, kunnen zeggen: Ik heb er goed onderwijs gekregen, en de Heere heeft door Zijn genade die vorming op school mede willen gebruiken om mij een antwoord te leren geven op de vraag: „Waarom word ik een christen genoemd?” Traditie is het bewaren, nee, het aanwakkeren van een vuur.
De auteur is lid van het college van bestuur van het Van Lodenstein College en het Hoornbeeck College. Dit artikel is gebaseerd op de lezing die hij op 5 oktober hield tijdens de schoolleidersdag in Houten.