„Het was bij ons net een duiventil"
Gezelligheid, discussies en altijd mensen over de vloer. Zo herinneren Kees en Betteke van Ruler zich het ouderlijk huis. „Moeder moest een 48-delig servies aanschaffen om de vele gasten te bedienen.” Na het eten op zondag kwam het tafelbiljart op tafel. „Er werd bij ons op zondagmiddag wat afgebiljart! Daar genoot van mijn vader van”, zegt Kees. „En hij wilde altijd winnen”, voegt Betteke eraan toe.
Het gezin bestond uit vijf kinderen. Kees was de vierde. Hij studeerde zelf ook theologie, maar werd geen predikant. Hij is inmiddels met pensioen. Betteke is momenteel hoogleraar communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Zij was het jongste kind.Zij is naar haar vader vernoemd. „Ik was het vijfde kind. De grootouders waren al vernoemd, toen kwamen de ouders aan de beurt. Mijn vader heette Arnold Albert, mijn doopnaam werd het omgekeerde en ik heet Alberta Arnolda.”
Het leidde tot verwarring bij iemand die het naambordje op haar voordeur zag met daarop ”Prof. dr. A. A. van Ruler”. „Hij belde aan en vroeg: Van Ruler is toch al lang gestorven?” Betteke tooit zich mede daarom niet met ”A. A. van”, maar kiest voor haar voornaam Betteke. „Betteke past beter bij mij, maar ik deed het ook om verwarring te voorkomen.”
Druk
Het was altijd een drukke bedoening in huize Van Ruler. Het leek een duiventil, zegt Betteke. „Iedereen waaide binnen, kreeg koffie en mocht mee-eten. Mijn moeder kocht op een gegeven moment een 48-delig servies, terwijl in normale situaties een 12-delig servies al aan de ruime kant was.”
Er kwamen veel studenten over de vloer. Kees: „Mijn vader had de gewoonte om één keer in de twee weken zo’n vier studenten uit te nodigen voor de maaltijd. Voor ons kinderen duurde die wel eens te lang. Tentamens werd bij ons thuis afgelegd. We kenden de studenten, want wij moesten de deur meestal opendoen.”
Betteke: „Ik deed vaak spelletjes met hen als ze moesten wachten in de kamer.”
Van Ruler was op zondag vaak weg, herinnert Kees zich. „Hij preekte in het hele land. Hij vond het mooi om dat te doen. Eerst ging hij met de trein, later kregen we een auto.”
Vader hield van gezelligheid, het onder elkaar zijn. „Wij hadden thuis een goede voedingsbodem voor discussie. Vader hield van het debat. Hij vormde zijn gedachten in vraag en antwoord met anderen. Dat deed hij op colleges, in gesprekken thuis, of in de morgenwijdingen bij de AVRO. Je merkte dat zijn hersens dan op volle toeren draaiden. Er werd bij ons veel gepraat, er was nog geen televisie.”
Maar toen de televisie er was, werd Van Ruler daar een groot liefhebber van. Kees: „Vader hield van techniek, van moderne dingen. Wij kregen daarom redelijk snel een tv. Ik weet nog dat kinderen uit de buurt bij ons op woensdagmiddag het kinderprogramma bekeken.”
Vader hield erg van voetbal, wat inmiddels een publiek geheim is. Kees: „Op woensdagavonden, als er belangrijke wedstrijden waren, moest er gekeken worden. Dan nodigde hij ook zijn vrienden uit.”
Betteke, lachend: „En wij moesten dan stil zijn.”
Het verhaal dat Van Ruler op zondagmiddag naar het stadion ging, verwijst Kees naar de apocriefen. „Hij is, voor zover mij bekend, één keer in een stadion geweest, dat was bij de herdenking van ”100 jaar Kromstaf”, het eeuwfeest van de invoering van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Dat was ook weer zoiets: hij had goede contacten met rooms-katholieken. Niet voor niets werd hij daarom ook daar uitgenodigd”
Vormden jullie een hecht gezin?
Kees: „Ja, maar op een bijzondere manier. Veel mensen denken dat je als kind van een predikant en hoogleraar theologie heel christelijk bent opgevoed. Dat was dan ook wel zo, maar we waren ook een heel open gezin. Dat kwam natuurlijk mede door het werk van mijn vader. Maar ook mijn moeder bracht dit mee van huis uit. Ze was niet kerkelijk opgevoed en kwam uit een goed liberaal milieu. Mijn vader had dat vrije ook: je moest de schepping in, ook ’s zondags. We liepen dan vaak een rondje door het park naar de schouwburg en weer terug. Later gingen we met de auto naar het bos.”
Vader was een levensgenieter?
Kees: „Dat was hij. Hij genoot van alles, van de techniek, van de natuur. Vooral toen de kinderen het huis uit waren, trokken mijn ouders er regelmatig met hun vrienden op uit.”
Betteke: „Hij was een sprankelende figuur, altijd wel in voor een grapje. Een enorme levensgenieter, daarin was hij zijn tijd behoorlijk vooruit. Hij had volgens mij profane opvattingen van het geloof. Je mocht volgens hem van God plezier hebben in het leven. Hij ging graag wandelen, genoot van een maaltijd en een borrel. Levensgenieter, ja, maar hij was soms ook buitengewoon moeilijk voor zichzelf. Hij produceerde veel en niets was goed genoeg. Dan heb je het ook niet erg gemakkelijk.”
Vader kreeg veel over zich heen, zo constateert Kees. „Al was hij een levensgenieter, hij leed ook onder de gebrokenheid van het bestaan. Hij kreeg veel kritiek over zich heen, juist omdat hij zijn nek durfde uit te steken. De theologen waren niet altijd zijn vrienden. Zijn gezondheid was ook jaren slecht. De discussie over de Kerkorde van 1951 vergde zo veel energie dat hij met een zware maagbloeding in het ziekenhuis in Hilversum terechtkwam. Mijn moeder lag toen ook net in het ziekenhuis vanwege een miskraam. Daarna heeft mijn vader drie keer een hartinfarct gehad.”
Hij was een zeer gedreven man, zegt Betteke. „Dat bleek vooral wanneer hij op de kansel stond. Ook wanneer hij zijn morgenwijdingen voor de AVRO in Hilversum hield, was dat het geval. We gingen regelmatig mee en mochten daar bij zijn. Na afloop fietsten we weer terug.”
Veel geschreven
Hij heeft ongelofelijk veel geschreven, concludeert Kees. „Hij schreef veel en snel.”
Betteke beaamt het: „Wat hij schreef, kende eigenlijk geen doorhalingen.”
Van Rulers hart lag daarin dat hij wilde uitdragen wat hij dacht, zegt Kees. „Zijn kennis was op theologisch en filosofisch gebied bijna allesomvattend. Alle verschijningsvormen van de werkelijkheid hielden hem bezig. Hij was oorspronkelijk een barthiaan, later heeft hij zich ontwikkeld van een christocentrisch standpunt naar een visie waarin de schepping centraal stond. Daar was volgens hem de werking van de Heilige Geest te vinden.”
Van Ruler had, zoals zijn zoon Kees het wel eens uitdrukte, een soort „vrijage” met de Gereformeerde Bond. „Hij wás er niet van, al zat hij er wel in sommige aspecten van zijn denken heel dicht tegenaan. Hij was moeilijk in een hokje of categorie te plaatsen.”
„Hij zocht bewust de grenzen op”, zegt Betteke.
Samen met O. Noordmans en K. H. Miskotte wordt Van Ruler getypeerd als de grote drie theologen van de twintigste eeuw. Bijzonder, zegt Kees. „In zijn eigen tijd werd hij niet altijd zo erkend, soms miskend. Dat nam niet weg dat hij overtuigd was van zijn eigen koers, zij het altijd in het debat met anderen.”
Diep snijdend in eigen vlees
„Van Ruler ademde in het klassieke belijden van de katholieke kerk der eeuwen. In zijn ”Ik geloof…”, tweewekelijkse meditaties voor de AVRO-microfoon, legde hij minutieus alle woorden van het Apostolicum bloot. Tegen de achtergrond van deze diepe verworteling staat ook zijn geestelijk testament, ”Ultragereformeerd en vrijzinnig”. Hij achtte het verdrietig „zo veel kwaads te moeten zeggen van een geestelijke stroming die men zo bemint.” Nochtans noemde hij de ketterijen van de vrijzinnigheid „kinderspel” bij die van de ultragereformeerden. De ’burgerlijke’ vrijzinnigen komen er namelijk openlijk voor uit dat wat zij leren „in strijd is met wat de kerk van de eeuwen leert.” Maar de ontsporingen van de ultraorthodoxie raken veel meer het hart, omdat ze worden gebracht onder de vlag van de ware vroomheid.
Van Ruler liet niet na te zeggen hier diep in eigen vlees te snijden. In de kring van de Gereformeerde Bond is toen met waardering, respect en zelfonderzoek, hoewel niet kritiekloos op dit testament gereageerd, door ds. G. Boer, ds. L. Kievit, ds. A. van Brummelen, prof. dr. C. Graafland, ds. H. G. Abma en ondergetekende. „De ziekte van de twijfel als normaal”, was een van Van Rulers punten. G. Boer: „We zullen professor Van Ruler moeten bijvallen, wanneer hij erop wijst, dat de Reformatie vooral doorbrak op het punt van de zekerheid des geloofs.” „De verborgen ketterij is altijd veel gevaarlijker dan de openbare”, zei Van Ruler. Nochtans wierp hij met het kind van de ketterij, het badwater van de gereformeerde orthodoxie niet weg. Integendeel! Ook dit was Van Ruler.”
Dr. ir. J. van der Graaf, voormalig algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond
Visionair en soms onnavolgbaar
„De Utrechtse theologiestudenten waren onder de indruk van de visionaire wijze waarop Van Ruler zijn colleges gaf. Zijn boek ”Waarom ga ik naar de kerk” was een eyeopener, een voorloper van de erna volgende aandacht voor eigentijdse apologetiek. In vroege CSFR-discussies over het ambt van de overheid en over theocratie was Van Ruler een inspiratiebron die resulteerde in diverse hoge overheidsfuncties van mensen uit de gereformeerde gezindte.
Binnen de Gereformeerde Gemeenten heeft ds. A. Vergunst gereageerd op het befaamde artikel ”Ultragereformeerd en vrijzinnig” op een manier die ik zie als een voorbeeld van deelname aan een publiek debat. Ds. Vergunst stelde tegenover Van Rulers kritiek op de ”predestinatie-idee” dat „er vanuit de eeuwige verkiezing op zulke wijze geredeneerd kan worden, dat er geen plaats meer over blijft voor de waarachtigheid van de roeping Gods en voor de ernst van de boodschap van het goddelijk Evangelie.” De prediking van de verkiezing en de verwerping moest zijns inziens in het kader van het geopenbaarde Evangelie staan.
Wanneer Van Ruler schrijft dat hij wezenlijk in de heiliging vindt te genieten van Ajax en Feyenoord, noemt ds. Vergunst dit onomwonden een vreugde aan de wereld die de ware christen vreemd is. De aanwijsbare ontsporingen in de gereformeerde gezindte mogen geen grond zijn voor algemene beschuldigingen, ook al heeft Van Ruler uit liefde geschreven met vele waarheidselementen. Voor het vertekende beeld mag ook weer geen reden gegeven worden. Zo kan kennisname van het oorspronkelijke artikel winstgevend zijn.”
Dr. G. van der Hoek, oud-voorzitter centrale directie Driestar College
Meest veelzijdige theoloog
„Van Ruler is de meest veelzijdige theoloog die Nederland in de twintigste eeuw heeft gekend. Er zijn nog maar twee van de zeven delen van zijn verzameld werk verschenen. Reeds daarin toont zich de ongeëvenaarde breedte van zijn theologie. Ik typeer Van Ruler als theocraat en pneumatoloog. Van Rulers theocratische benadering van de werkelijkheid gaat uit van de belijdenis dat God de Schepper is van onze werkelijkheid en daarover heerschappij voert. Daarnaast is Van Rulers theologie doortrokken van aandacht voor het werk van de Heilige Geest, in de schepping en vooral ook in de verlossing door Christus.
In het werk van de Heilige Geest is er veel aandacht voor de persoonlijke beleving ervan. Zijn pneumatologie raakt zowel de schepping als de verlossing. Een ongekend breed spectrum van de geschapen werkelijkheid en in het bijzonder van ons mensenbestaan in zijn verlorenheid en in zijn door Christus gered zijn, ontvouwt zich.
Van Ruler heeft aan de tweeslag van theocratie en pneumatologie -mijns inziens een oergereformeerde notie- een eigenaardige invulling gegeven. Die krijgt men in het oog als we hem de term ”messiaans intermezzo” horen gebruiken. Met deze uitdrukking wil hij zeggen dat er in de uiteindelijke heerlijkheid geen plaats meer zal zijn voor Christus als het Lam. Het verlossingswerk van Christus is een -onmisbaar- tussenstation op weg naar de eeuwige heerlijkheid. Van Ruler leert een volkomen, verheerlijkte theocratie waarin het Lam afwezig is. Op de vraag wat we dan moeten met de teksten in Openbaring, waarin het Lam een wezenlijke plaats inneemt, is hij het antwoord schuldig gebleven. Hoe de theocratie en de pneumatologie er in de voleinding uit zullen zien, blijft bij Van Ruler een opengebleven vraag.”
Dr. W. H. Velema, emeritus hoogleraar Christelijke Gereformeerde Kerken