„Scherpzinnig, fel, deskundig en gedreven.” Als zelfs het partijblad van de SGP, De Banier, dit schrijft over het GroenLinks-kamerlid Femke Halsema, dan zal het waar zijn.
Bij de SGP kunnen ze het weten. Want Halsema heeft zowel met Van der Vlies als met Van der Staaij fundamenteel de degens gekruist. Dat was ondermeer tijdens de debatten over de afschaffing van het bordeelverbod, het zogenaamde homohuwelijk en de euthanasiewet. SGP en GroenLinks redeneerden vanuit hun eigen, totaal verschillende principes.
Toch hebben die debatten bij Halsema, die zelf niet religieus is, wat uitgewerkt. In het vrouwenmagazine Eva zegt het GroenLinks-kamerlid dat daardoor haar respect voor het christendom is vergroot: „Sinds ik in de Kamer zit, ben ik wel anders over het christendom gaan denken. De ontmoetingen die ik heb met de vertegenwoordigers van de kleine christelijke partijen, Bas van der Vlies en Kees van der Staaij, maken dat ik meer respect heb gekregen voor het christendom en het beter ben gaan begrijpen.”
Halsema (36) groeide op in een gezin van „klassieke socialisten. Jarenzeventigsocialisten. Niet dat ze zich overgaven aan The Ice Storm, de losbandigheid. Ze waren best behoudend en keurig, maar hadden duidelijke opvattingen over de maatschappij.”
Het grootste deel van haar jeugd bracht ze door in Enschede, waar moeder Halsema wethouder was, maar Femke voelde zich nooit echt thuis in Twente. Ze bewaart wel goede herinneringen aan haar buurvrouw, Winnie Sorgdrager, die tijdens het eerste kabinet-Kok minister van Justitie was. Haar maidenspeech hield Halsema in 1998 over een justitieel onderwerp.
Zelf minister worden ziet ze niet zitten. „O nee, ik wil echt geen minister worden. Dat lijkt me niks, ik ben geen bestuurder. Ik ben een echte parlementariër, ik houd van het debat. De komende vier jaar blijf ik nog in de Tweede Kamer, daarna ga ik wat anders doen”, zo zei ze een halfjaar geleden.
Femke werd vroeger op school veel gepest vanwege haar donkere uiterlijk. Ze werd uitgescholden voor Turk. „Mijn moeder heet Fles, dat is een Joodse naam uit de Achterhoek. Waarschijnlijk zijn mijn voorouders geassimileerde Joden. De broers van mijn opa heetten Abraham en Izaäk, kleermakers te Rotterdam.”
Overigens is dat pesten hard aangekomen. „Er was een vaste kring van meisjes. Ik ken alle namen nog. Soms, als ik een klein succesje boek, denk ik nog wel eens: Ik hoop dat Jolien dit leest.”
Op haar twaalfde ging er een wissel om. Ze besloot toen haar opponenten met gelijke munt terug te betalen. En zo is ze nog. Ze komt bescheiden over, maar ze kan keihard zijn.
Zelf zegt ze erover: „Vroeger dacht ik dat ik onopvallend en timide was. Ik heb geleidelijk geleerd dat ik mensen bang kan maken. Ik ben zeer dominant en daarbij ook nog eens heel erg expressief. Die combinatie van eigenschappen maakt mij in de omgang af en toe tiranniek. Ik kan heel venijnig zijn, mensen intimideren. Ik denk dat ik in werkelijkheid zachter ben dan mensen denken. Kan gemakkelijk gekwetst zijn, terwijl mijn eigen houding mensen kan verleiden mij niet te ontzien. Ik zou nog wel wat milder willen worden, dat verbale geweld wat af willen leren. Diep in mij zit nog steeds een gezagsgetrouw, braaf kind.”
Femke zelf en ook haar ouders dachten dat er nooit iets van de jongedame terecht zou komen. Ze wilde eigenlijk alleen naar de toneelschool. Pas op haar 23e ging de knop om. Toen sloeg ze aan het studeren en rondde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam haar doctoraal sociologie af.
Over haar privé-leven is Halsema zeer terughoudend. Ze woont in de nok van een oud pand in Amsterdam-Oud-West. Ze heeft sinds vijf jaar een relatie met een vriend, maar woont niet met hem samen.
Tolerantie staat hoog in haar vaandel. „Uiteindelijk ben ik heel liberaal. Niet op sociaal-economisch vlak, maar verder vind ik dat de staat zich zo min mogelijk met het afwijkende gedrag van de burger moet bemoeien. Het privé-leven van mensen moet heel groot kunnen zijn. Ik ben van mening dat er veel gekte mag zijn.”
Halsema ging na haar studie en enkele kleine baantjes aan de slag bij de Wiardi Beckmanstichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. „Ik merkte echter dat mijn blik steeds vaker naar links werd getrokken.” Na diverse persoonlijke gesprekken met GroenLinks-leider Rosenmöller wisselde ze halverwege de jaren negentig het lidmaatschap van de PvdA in voor dat van GroenLinks. In 1998 kwam ze in de Tweede Kamer voor deze partij.