Onderwijsinspectie hoeft geen nadere wet met leerdoelen voor burgerschapsvorming
De Onderwijsinspectie heeft op dit moment geen behoefte aan een wet die concreet invult welke leerdoelen scholen moeten nastreven bij burgerschapsvorming.
De toezichthouder kan goed uit de voeten met de wet die in augustus vorig jaar in werking trad en waarin de burgerschapsvorming in algemene termen staat omschreven. „Wij zien geen leemtes waardoor we ons werk niet goed kunnen doen,” zegt de inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie, Alida Oppers, woensdag in een interview met het Reformatorisch Dagblad.
Politiek Den Haag heeft juist wel behoefte aan een concretere invulling van het burgerschapsonderwijs. Momenteel is minister Wiersma voor Primair en Voortgezet Onderwijs bezig met het formuleren van uitgebreidere kerndoelen voor burgerschapsvorming.
De inspectie erkent dat de politiek uiteindelijk gaat over de wetgeving. En als die besluit dat er wel uitgebreidere kerndoelen moeten komen, zal de inspectie ook toetsen of scholen zich daaraan houden.
Tot vorig jaar was er weinig geregeld voor het burgerschapsonderwijs. De Onderwijsinspectie heeft toen aangegeven dat er onduidelijkheid bestond over wat scholen moesten doen op het gebied van burgerschap. Toenmalig minister Slob besloot toen een wetsvoorstel in te dienen die de burgerschapsopdracht voor scholen verduidelijkt. Daarin staat onder meer dat scholen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid, persoonlijke autonomie en non-discriminatie, moeten bevorderen.
Vrijheid
Bij orthodoxe scholen en orthodoxe besturenkoepels bestaat de vrees dat door deze wet de vrijheid van scholen om hun eigen visie uit te dragen, vermindert. Met name als de visie schuurt met de opvattingen van de meerderheid, bijvoorbeeld bij huwelijk en seksualiteit. Inspecteur-generaal Oppers zegt dat dat wel degelijk mag. „Er is vrijheid om de eigenheid te benadrukken, mits de leerlingen ook aangereikt krijgen dat er anderen zijn die er anders over denken.”