Nieuwe leerlijn burgerschap wil leerling laten oefenen in samenleven
Doelgericht en samenhangend burgerschapsonderwijs. Dat vraagt de overheid van iedere school. Een nieuwe leerlijn burgerschap voor basisscholen moet het christelijk onderwijsveld houvast bieden bij de uitvoering van die wettelijke opdracht.
Wat moeten leerkrachten hun leerlingen precies aanleren qua kennis, vaardigheden en houding op het gebied van burgerschap? Hoe kan een team samenhang krijgen in alles wat op school rond dit thema gebeurt? Het zijn vragen die Jan Vreeken, projectleider bij de Stichting Leermiddelontwikkeling voor het Reformatorisch Onderwijs (SLRO), vaak hoorde tijdens de bezoeken die hij voor de SLRO aflegde op basisscholen.
Scholen doen het nodige rond burgerschap, constateerde hij tijdens die bezoeken. Maar een groot deel van de schoolleiders en leerkrachten vindt het lastig om structuur aan te brengen in datgene wat ze doen. De aangescherpte wet burgerschap –die in augustus 2021 praktijk werd– vraagt echter van scholen dat ze actief en systematisch burgerschapsonderwijs bedrijven. „De SLRO constateerde dat schoolleiders en leerkrachten graag meer handvatten willen krijgen om dat vorm te geven”, zegt Vreeken.
Om aan die wens tegemoet te komen gaf de stichting in 2021 aan KOC Diensten en Driestar educatief opdracht tot het ontwikkelen van materiaal dat scholen kan helpen om op een gestructureerde manier invulling te geven aan het burgerschapsonderwijs. Dat resulteerde in een leerlijn die sinds dinsdag digitaal te raadplegen is.
Onder anderen Henk Vermeulen, regisseur identiteit en vorming bij Driestar educatief, en Lianne de Baat, onderwijsadviseur bij KOC Diensten en leerkracht op basisschool De Wittenberg in Scherpenzeel, maakten deel uit van de projectgroep die de leerlijn schreef (Zie ”Verder met taal en muziek”). Beiden benadrukken dat de nieuwe leerlijn geen lesmethode is die scholen wil voorschrijven hoe ze het burgerschapsonderwijs concreet moeten vormgeven. De Baat: „Wel maken we duidelijk wat er op het gebied van burgerschap precies van scholen wordt verwacht en hoe scholen vanuit hun christelijke identiteit daaraan invulling kunnen geven.”
Wat is de visie achter deze leerlijn?
Vreeken: „We willen burgerschap inbedden en verbinden met het geheel van het schoolleven. Burgerschap doortrekt dus als het goed is alles wat er in de klas gebeurt.
We hebben onze visie concreet uitgewerkt met behulp van de metafoor van een boom. De wortel is de verhouding tot God. Die is het belangrijkst, want die heeft gevolgen voor het hele leven. Na de wortel volgt de stam: het onderwijs wil eraan bijdragen dat leerlingen antwoord kunnen geven op vragen als: Wie ben ik? en: Welke plaats neem ik in de samenleving in? Bij de takken van de boom komt het eigenlijke burgerschapsonderwijs ter sprake in zes thema’s: samen, verschillen, schepping, digitaal, democratie en wereld. Per thema geven we aan wat van leerlingen aan het einde van hun basisschooltijd qua kennis, vaardigheden en houding wordt gevraagd. Ook hebben we voor de verschillende leerjaren tussendoelen opgesteld.”
Vermeulen: „Burgerschapsonderwijs is waardegedreven onderwijs. Als het goed is werkt de Bijbelse manier van kijken naar zichzelf, naar de ander en naar de samenleving door in al het onderwijs dat wordt gegeven. Bij deze burgerschapslijn vormt daarom niet de Nederlandse wet, maar de Bijbel het uitgangspunt. Dat betekent dat we niet de waarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit als leidend zien, maar de vrucht van de Geest uit Galaten 5. Vanuit dat perspectief komen ook de basiswaarden van de democratische rechtsstaat aan bod.”
De leerlijn biedt scholen handvatten om invulling te geven aan de burgerschapswet, maar gaat ook na waar die raakt aan of schuurt met Bijbelse waarden, aldus een SLRO-flyer over de leerlijn. Wanneer is dat het geval?
De Baat: „Bijvoorbeeld bij het begrip gelijkheid. In de leerlijn benoemen we dat ieder mens voor de wet en als schepsel van God gelijk is. Tegelijkertijd zijn in Bijbels licht niet alle opvattingen gelijkwaardig. Dat is natuurlijk een opvatting die in onze samenleving niet breed wordt gedeeld. Voor het begrip vrijheid geldt hetzelfde. Vrijheid is belangrijk, het is een van de voorwaarden om in een democratie met elkaar te kunnen samenleven. Tegelijkertijd belijden we dat een leven in gehoorzaamheid aan Gods geboden heilzaam is voor ieder mens. Dus Bijbels gezien is het niet zo dat alles kan en mag.”
Vermeulen: „De afgelopen vijftig jaar is de kloof tussen de seculiere en de christelijke levensvisie groter geworden, bijvoorbeeld op het gebied van gender. Daar zit dus een spanningsveld tussen de wettelijke norm en dat wat we als christelijke scholen voorstaan.
Tegelijkertijd is persoonsvorming een belangrijk doel van burgerschapsonderwijs. Daarbij hoort voor onze scholen dat ze leerlingen vanuit een christelijke basishouding naar zichzelf, de ander en de maatschappij leren kijken. Dat is juist wat ons als scholen onderscheidt. De wet biedt overigens ook ruimte voor een eigen, waardegedreven invulling van het burgerschapsonderwijs – zolang dat binnen de kaders van de democratische rechtsstaat blijft.”
Op welke vlakken kan het bijzonder onderwijs nog stappen zetten?
De Baat: „Veel thema’s worden wel overgedragen als kennis, maar we vinden het moeilijk om leerlingen daarmee te laten oefenen. Idealiter zijn scholen echter oefenplaatsen waar kinderen in de praktijk leren hoe ze burger moeten zijn. Hoe gaan ze om met de ander? Hoe voeren ze gesprekken met mensen die anders in het leven staan dan zijzelf? Burgerschap moet dus vooral praktisch worden gemaakt.”
Vermeulen: „Ook op het gebied van diversiteit kan het christelijk onderwijs nog een slag maken. Vaak staan deze scholen in een redelijk uniforme maatschappelijke context. Dan is het allereerst nodig om leerlingen te leren omgaan met onderlinge verschillen, want dat is in de gereformeerde gezindte vaak al moeilijk genoeg. Daarnaast moeten scholen in kaart brengen hoe ze leerlingen in aanraking willen laten komen met andersdenkenden en dat vervolgens in praktijk brengen.
Juist reformatorische scholen werken vanuit een sterke, stevige basis. De wet vraagt deze basis te doordenken en duidelijk aan te tonen hoe die terugkomt in het burgerschapsonderwijs. Laten we dat als christelijke scholen zien als kans om onze identiteit nog sterker terug te laten komen. Burgerschap gaat immers niet alleen om wat je als school en als leerkracht doet, maar juist om wie je als school en als leerkracht bent en welke houding je kinderen aanleert.”