We gaan tot de voorste gelederen behoren. Dat stellen we niet alleen vast als we rouwadvertenties lezen, we ervaren het ook van nabij.
Binnen een jaar stonden we zes keer op een kerkhof. Om een zwager, twee halfzussen van mijn vrouw, een schoonzus, een vrouw voor wie we mantelzorger waren en mijn moeder te begraven.
De gang naar het graf blijft treurig. Toch voel ik me op een begraafplaats vaak meer thuis dan op een receptie. Zeker als de overledene het lijden werkelijk voorbij is. Los daarvan is het kerkhof een plek zonder franje. Rijk en arm, gelovig en ongelovig worden er geconfronteerd met de realiteit van de sterfelijkheid in deze bedeling. En geroepen tot het heil in Christus, als de Bijbel opengaat tenminste.
Het sterkst ervoer ik dat bij de begrafenis van Charlotte, de hoogbejaarde vrouw die we leerden kennen door evangelisatiewerk vanuit onze gemeente. Een even klein als bont gezelschap was bijeengekomen voor haar begrafenis. Drie atheïstische neven en een echtgenote, een ietsistische verpleegkundige die Charlotte bezocht vanuit de thuiszorg, een charismatische buurvrouw en tien leden van onze gemeente. De oudste neef, emeritus hoogleraar Nederlands aan de Sorbonne Universiteit in Parijs, had dagenlang aan het sterfbed van tante gezeten. Het was zijn wens dat ze zou worden begraven in een stijl die bij haar paste. Daarom begon de rouwsamenkomst met een muzikale bewerking van Psalm 23.
Na een in memoriam door de atheïstische neerlandicus en een muzikaal intermezzo uit een geluidsbox, ”Jesus bleibet meine Freude” van Bach, werd mij het woord gegeven. Ik heb iets gezegd over een opmerkelijk woord van Paulus. „Het loon van de zonde is de dood, maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Heere.” Aansluitend zongen we als echtparen die Charlotte op zondag bij toerbeurt ophaalden een van haar lievelingsliederen: ”Vaste rots van mijn behoud”. Een muzikale jurist in ons midden verzorgde de begeleiding. Met een accordeon.
Het was allemaal wat anders dan bij een doorsnee reformatorische uitvaart, maar wat mij betreft niet minder. Het onvergankelijke Woord klonk voor charismatischen, calvinisten, ietsisten en atheïsten, allemaal van dezelfde lap gescheurd. Dat besef dempt muren en doorbreekt grenzen.
Bij de open groeve beleden we het christelijk geloof en baden we het Onze Vader. Er brak zowaar enig schijnsel door het grijze dek boven ons, als een sacrament van het Licht Dat in de duisternis neerdaalde. Voor hoeren, honden, tollenaars. Ja, ook voor mij.