OpinieCommentaar
Hoop van christen niet gebaseerd op kerkelijke betrokkenheid van jongere
Zou het werkelijk zo zijn dat we het dieptepunt van de krimp in de kerken gehad hebben? Een aantal onderzoeken naar de staat van religie in Nederland lijkt een wolkje te tonen als eens mans hand. Maar de christelijke hoop richt zich ten diepste niet op de cijfers, maar op de Koning van Pasen.

In het twee weken geleden verschenen jaarlijkse rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar de staat van religie in Nederland lijkt het alsof er een voorzichtige kentering is te zien als het gaat om de betrokkenheid van Nederlanders bij de kerk. Eind vorige week was dat ook al de voorzichtige conclusie van het rapport ”God in Nederland”, dat eens in de tien jaar verschijnt. Twee rapporten direct na elkaar waarin meer betrokkenheid bij het christendom werd geconstateerd van vooral de jongste generatie ondervraagden.
Onderzoeken naar kerkelijke betrokkenheid waren de afgelopen tijd vrijwel altijd een koude douche. Jaar na jaar keerden meer mensen de kerk de rug toe. De aanwas van jongeren nam af en de vergrijzing werkte verder door. Er zijn zelfs wel statistici die menen te kunnen voorspellen dat over enkele decennia de laatste kerkleden in dit land definitief het licht uit doen.
Nederland ontkerkelijkt, maar Alexander en Carmijn vinden God juist
In de Nederlandse Bijbelgordel lijkt van neergang overigens nog niets te zien. Of is de groei van de kerkelijke gemeenten in die veilige plaatsen juist een teken aan de wand? Een teken dat zij, die naar het woord van Jezus het zout van de aarde behoren te zijn, zich steeds meer terugtrekken in comfortabele zoutvaatjes waar ook reformatorische voorzieningen als scholen op loop- of fietsafstand te vinden zijn?
Dit jaar was de douche van de onderzoeken iets minder koud dan andere jaren. De jongste generatie heeft weer iets meer betrekking op het christelijk geloof, zo klinkt het. Andere berichten repten van het feit dat er in de Rooms-Katholieke Kerk in buurlanden veel meer mensen gedoopt werden met Pasen dan voorgaande jaren.
Natuurlijk is het niet moeilijk om al die cijfers met een theologische zwaai van tafel te vegen. Het is immers niet alles Israël wat zich Israël noemt. Ook is er kritiek te leveren op het feit dat uit een minieme stijging van betrokkenheid onder jongeren soms te grote conclusies worden getrokken. Tegelijk waarschuwt de Bijbel ook dat de dag der kleine dingen niet veracht mag worden.
De hoop van de christelijke gemeente is ten diepste nooit gericht op cijfers en statistieken. Met Pasen vierden christenen dat de Heere Jezus opstond uit de dood. Hij brengt leven waar de dood de dienst lijkt uit te maken. Zou Hij dan niet bij machte zijn om ook die kerken die soms op sterven na dood lijken, weer tot leven te wekken?