Opinie
Geef school ruimte voor onderwijs

„Vanuit het perspectief van vrijheid vóór onderwijs kijken naar de vrijheid ván onderwijs.” Dat was het pleidooi van CU-fractieleider Gert-Jan Segers op het ROV-congres in Gouda (10-11). De vrijheid van onderwijs kennen we. Maar wat is nu de vrijheid voor onderwijs? En hoe bereik je die?

Gerdien Lassche
De ROV organiseerde op 10 november een congres met als thema “Samen de toekomst in”. beeld rtcmedia.nl
De ROV organiseerde op 10 november een congres met als thema “Samen de toekomst in”. beeld rtcmedia.nl

De vrijheid voor onderwijs is de vrijheid van de school om alle ruimte te hebben en te nemen voor datgene waar de school voor is: het geven van goed onderwijs. Dus zo weinig mogelijk verplichtingen en taken die weinig of niets met onderwijs te maken hebben. De vrijheid voor onderwijs bevrijdt de school van overbodige regeldruk en maakt een einde aan allerlei formele verplichtingen die te maken hebben met verantwoordingsplichten en toezichtsystemen. Dit zijn immers processen die een eigen leven zijn gaan leiden, voortkomen uit wantrouwen en waarin ook nog eens veel kostbaar belastinggeld rondgaat ten koste van het eigenlijke onderwijs.

De vrijheid voor onderwijs biedt docenten de ruimte, de tijd en de gelegenheid om het verschil te kunnen maken. Zij haalt een stuk werkdruk en regeldruk bij docenten weg, zodat die oog kunnen hebben voor iedere leerling, met zijn of haar specifieke behoeften. De vrijheid voor onderwijs geeft ouders alle ruimte om betrokken te worden en te zijn op het onderwijsproces van hun kind. De vrijheid voor onderwijs biedt ruimte aan diversiteit: diversiteit van scholen, van docenten, van ouders en van leerlingen.

Vrijheid voor onderwijs verdraagt zich niet met een overheid die de school met allerlei verplichtingen opzadelt, allerhande taken bij de school neerlegt om maatschappelijke, sociale gaten mee te vullen. Een overheid die voor de vrijheid voor onderwijs gaat, biedt de school alle ruimte en vrijheid om het maximale te doen om goed onderwijs te geven en daarin ieder kind tot zijn of haar recht te laten komen.

Zelfontplooiing

De samenleving kan alleen tot bloei komen wanneer iedereen tot bloei komt. Minderheden hebben evenveel rechten en plichten als meerderheden. Kinderen met onderwijsbehoeften hebben evenveel recht als de kinderen met de succesverhalen. En dat geldt ook voor hun ouders. Segers citeerde hierbij uit het boek ”De tweede berg” van David Brooks. De zogenaamde eerste berg is vooral gericht op zelfontplooiing, op het maakbare. Succes wordt gepresenteerd als een keuze of een logisch gevolg van je eigen handelen en inzet. In werkelijkheid ben je aan jezelf overgeleverd en als je faalt, is dat je eigen schuld.

Verbinding

De tweede berg geeft aan dat we kleine mensen zijn en elkaar nodig hebben. Dit maakt het leven betekenisvol. Die tweede berg leert ons hoe belangrijk het is te weten dat we niet op onszelf hoeven te staan, maar onderdeel zijn van een gemeenschap rondom ons. Religie en levensovertuiging kunnen in dit betekenisvolle leven een plaats hebben. In dit verband citeerde Segers twee Bijbelwoorden van Jezus. De eerste: „Wie met Mij niet is, die is tegen Mij.” (Lukas 11:23) Dit laat zien dat je óf in Hem gelooft óf niet. Dat is heel radicaal. De tweede is dat Jezus zegt: „Wie tegen ons niet is, die is voor ons.” (Markus 9:40) Dat geeft ruimte om vanuit de eigen overtuiging met anderen de verbinding te zoeken, zonder verlies van je overtuiging en geloof.

Huisvader

Dit sloot goed aan bij de lezing van Bart Jan Spruyt tijdens de morgenbijeenkomst van het ROV-congres, waarbij het vraagstuk ”Van wie is het kind?” centraal stond. Is de staat/gemeenschap verantwoordelijk voor de opvoeding of zijn dit de ouders? Hij benaderde dit vanuit het christelijke en vanuit het sociaalliberale perspectief. In de ”Institutie” schrijft Calvijn dat God Zich in de doop bekendmaakt als een zorgzame huisvader. Daarom mag er geen geremdheid zijn om onze kinderen op te voeden tot een vroom leven. God gebruikt de opvoeding door de ouders en het onderwijs van hen en op school om onze kinderen toe te laten groeien naar het begrip van hun doop, opdat ze Hem leren kennen en dienen.

In de christelijke geschiedenis is altijd grote waarde gehecht aan christelijke opvoeding en onderwijs. Met de Franse Revolutie kwam hierin een omslag. Toen in de 19e eeuw de moderne Nederlandse staat werd vormgegeven, kreeg deze in navolging van de Franse Revolutie gelijkheid en neutraliteit als grondslag. De overheid wenste met de onderwijswet van 1878 deze moderne levensbeschouwing ook onder het volk verspreiden. We mogen dankbaar zijn dat veertig jaar laten ook artikel 23 in de Grondwet is opgenomen. Daarin wordt de vrijheid van onderwijs vastgelegd, maar ook dat alle scholen onder toezicht van de overheid staan.

Laten we onze ogen er niet voor sluiten: die agenda van gelijkheid en neutraliteit wordt tot op de dag van vandaag onverminderd afgewerkt! Wetten om artikel 23 heen zorgen voor steeds meer begrenzingen en beperkingen, met als resultaat dat de staat zich steeds meer opwerpt als opvoeder van onze kinderen, waarbij ouders worden ontvoogd. Dit is een clash die op ons afkomt.

Toekomst

De vrijheid voor onderwijs schept ook ruimte voor de vrijheid van onderwijs. In die vrijheid kunnen ouders en docent vanuit hun ”betekenisvol” willen zijn als christen, de kinderen geven wat zij nodig hebben. De noties van Calvijn over opvoeding en onderwijs zijn daarin mooi en handzaam gereedschap.

De auteur is beleidsmedewerker bij de Reformatorische Oudervereniging (ROV).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer