Opinietoegespitst
Platgetreden taalpaden

Taal is iets machtigs. Met een enkel zinnetje kan een wereld van gedachten worden overgedragen van mens tot mens.

„Gebaande taalpaden kunnen platgetreden paden worden. Dan worden uitdrukkingen sleets. Ze worden nog wel veel gebruikt, worden zelfs gemist als iemand ze niet gebruikt, maar verliezen geleidelijk betekenis.” beeld iStock
„Gebaande taalpaden kunnen platgetreden paden worden. Dan worden uitdrukkingen sleets. Ze worden nog wel veel gebruikt, worden zelfs gemist als iemand ze niet gebruikt, maar verliezen geleidelijk betekenis.” beeld iStock

Iedere gemeenschap heeft haar eigen taalcultuur. Die bestaat uit vertrouwde woorden, uitdrukkingen en manieren van formuleren die voor iedereen ongeveer dezelfde betekenis hebben. Zo’n taalcultuur is er ook in de gereformeerde gezindte. Soms wordt in dit verband gesproken van de ”tale Kanaäns”. Hoe behulpzaam is het hebben van zo’n taal?

Gangbare uitdrukkingen zijn als gebaande paden die leiden door de wildernis. Die kunnen heel functioneel zijn. Ze helpen om gemakkelijk ons doel te bereiken: complexe boodschappen met weinig woorden effectief overbrengen. Ze zijn beproefd door veelvuldig gebruik, worden snel begrepen en bevorderen gemeenschapszin.

Maar gebaande taalpaden kunnen platgetreden paden worden. Dan worden uitdrukkingen sleets. Ze worden nog wel veel gebruikt, worden zelfs gemist als iemand ze niet gebruikt, maar verliezen geleidelijk betekenis. Neem een uitdrukking die nogal eens van kansels klinkt als: „het doorbrekende genadewerk wordt gemist.” Wie doorsnee gemeenteleden vraagt wat daar precies mee bedoeld wordt, zal veel verschillende antwoorden krijgen. Zo’n uitdrukking moet dus opnieuw uitgelegd worden –als het ware weer ‘geladen’ worden–, of niet meer gebruikt worden.

Eenzijdigheid

Platgetreden taalpaden kunnen ook ongemerkt leiden tot eenzijdigheid. Denk aan het spreken in wensende versus actieve zin. Bijvoorbeeld: „De Heere mocht u bekeren” in plaats van „Bekeer u.” Achter de eerste formulering schuilt een diepe waarheid die het waard is om steeds weer te benadrukken: God moet het doen; we kunnen onszelf niet bekeren. Maar wie de oproep tot bekering altijd op die manier plaatst, kan lijdelijkheid in de hand werken. Het valt op dat in de Bijbel op beide manieren gesproken wordt. Daar wordt bijvoorbeeld ‘zomaar’ gezegd: „Maakt u een nieuw hart en een nieuwe geest; want waarom zoudt gij sterven o huis Israëls” (Ezechiel 18:31). Elders wordt echter gezegd: „Och, dat zij zulk een hart hadden om mij te vrezen” (Deuteronomium 5:29). Wie Bijbels wil spreken, zal daarom zowel in actieve als lijdelijke vorm spreken.

Overmatig gebruik van platgetreden taalpaden kan ook in de hand werken dat onjuiste beelden ontstaan. Neem de predikant die in zijn gebed vaak dezelfde formulering gebruikt om te vragen of de preek tot bekering mag zijn: „Wilt U geven dat er nog eens een pijl wordt afgeschoten waardoor wordt uitgeroepen: Draag mij uit, want ik ben dodelijk gewond.” Deze uitdrukking is ontleend aan de geschiedenis van koning Josia (2 Kronieken 35:23). Het lijdt geen twijfel dat hiermee een wenselijke uitwerking van de preek omschreven wordt. Daar mag dus om gebeden worden.

Er zijn echter twee problemen. In de eerste plaats heeft deze geschiedenis weinig met bekering van doen. Die kan dus beter niet in dit verband gebruikt worden. Bovendien, als dit altijd de wijze is waarop bekering als vrucht op de preek wordt omschreven, kan bij hoorders ongemerkt de indruk postvatten dat dit de gebruikelijke manier is waarop de Heere iemand stilzet: door een plotselinge krachtige overtuiging van zonde tijdens een kerkdienst, waarbij de betreffende persoon exact weet wat hem op dat moment overkomt. Ongetwijfeld wordt het soms zo ervaren, maar lang niet altijd. De Heere heeft meer pijlen op Zijn boog om mensen te bekeren. Het is daarom wenselijk om te variëren in formuleringen, zoals de Heere dat ook Zelf in Zijn Woord doet.

Iets vergelijkbaars kan gebeuren wanneer een uitdrukking gebruikt wordt als: „De schuld mocht eens recht gevoeld worden.” Op zichzelf genomen is dit een goede omschrijving van een wenselijke toestand. Maar als zo’n zinnetje te pas en te onpas herhaald wordt, kan het gevolg zijn dat iemand die zich schuldig voelt zich vooral gaat afvragen of hij zich wel écht schuldig voelt en daar blijft steken, in plaats van met zijn schuld tot God te vluchten om genade te krijgen.

Nog ernstiger is het wanneer het beeld van God misvormd raakt door eenzijdig gebruik van platgetreden paden. Het is goed om God te omschrijven als de Hoge, de Verhevene, de Heilige, Die met de minste zonde geen gemeenschap kan hebben, Die een verterende Gloed is en een eeuwig Vuur waarbij niemand wonen kan. Maar wanneer dit de vaste en steeds herhaalde aanspraak is in onze gebeden, wordt geen recht gedaan aan wie God is in ál Zijn deugden. Hij is immers ook barmhartig, genadig, goedertieren en groot van weldadigheid en waarheid (zie bijvoorbeeld Exodus 34:6 of Joël 2:13).

Verwrongen Godsbeeld

Door eenzijdig over God te spreken kan een verwrongen beeld van God bij hoorders ontstaan. In zekere zin is dit hoe dan ook onvermijdelijk. We hebben een door de zonde aangetast en eindig verstand. God gaat ons begrip vér te boven. Maar dat neemt niet weg dat in onze woordkeuze recht gedaan moet worden aan hoe Hij Zichzelf in Zijn Woord openbaart, anders zondigen wij tegen het tweede gebod. Hetzelfde geldt overigens omgekeerd als God alleen wordt aangesproken als „lieve Heere” of „Vader.” Dan ontstaat gemakkelijk een ‘lievig’ beeld van God dat tekort doet aan Zijn heiligheid, majesteit en grootheid.

Hinderlijk maar minder ernstig is het wanneer platgetreden paden kromme paden worden. Sommigen hebben bijvoorbeeld de gewoonte om wensende formuleringen te versterken door te pas en te onpas ”komen te” toe te voegen. „De Heere mocht u komen te gedenken.” Anderen gebruiken veelvuldig verkleinwoorden, zoals „een klein weinigje moed krijgen.” Het is allemaal niet on-Bijbels, maar het is krom en schept onnodige afstand.

Beproefde paden

Uiteraard is er ook een keerzijde. Wie steeds origineel probeert te formuleren, gedreven door afkeer van traditionalisme, is als iemand die altijd zelf een pad wil uithouwen door de jungle, en weigert gebruik te maken van gebaande wegen. Dat is niet alleen onverstandig; het is ook overmoedig. Het wekt gemakkelijk vervreemding, zorgt voor misverstaan, en kan leiden tot uitdrukkingen die niet Bijbels zijn. Gebaande taalpaden zijn beproefde paden. Ze zijn veilig. Daarom is het goed ze te gebruiken, maar met mate en wijsheid, en nauw aansluitend op Gods Woord zelf. Bovendien moet terdege rekening gehouden worden met beeldvorming die het gevolg is van veelgebruikte taalpaden die bewandeld worden.

De auteur is ondernemer en op diverse manieren kerkelijk en maatschappelijk actief.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer