Het leven heeft mooie en lelijke kanten. Dat ervoeren ook Jan Janssens en Henny van Rijk. Beiden lieten een levensboek maken door een vrijwilliger van de Nederlandse Patiëntenvereniging. Bij het opmaken van de balans van hun leven overheerst dankbaarheid. En dat geven ze graag door aan hun kroost.
Van het verlegen ventje van vroeger is niets meer over. Als Jan Janssens (82) uit Haren terugblikt op zijn leven ontstaat het beeld van een succesvol man, die zijn mondje bij zich had. Toch is er een keerzijde: een jeugdtrauma dat bij het ouder worden meer op de voorgrond treedt.
„Niemands leven gaat over rozen”, reageert Katrien Janssens (62). Ze maakte een levensboek voor haar schoonvader. Als vrijwilliger-docent van de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV) geeft ze cursussen aan mensen die zo’n boek voor anderen willen samenstellen. „Terugblikken kan emoties oproepen. Daar moet je mee om kunnen gaan.”
Tijdens het gesprek over het maken van Janssens’ levensboek voeren zijn werk en een traumatische gebeurtenis uit zijn jeugd de boventoon. „We emigreerden in juli 1948 als gezin naar Canada. Op 1 januari 1949 werd mijn vader aangereden door een dronken automobilist en overleed. Mijn moeder bleef achter met drie kinderen van 2, 5 en 8 jaar en besloot terug te keren naar Nederland.”
Janssens kan het zich als oudste nog goed herinneren. „Van studeren kwam helaas niets. Op mijn dertiende moest ik gaan werken, omdat mijn moeder de eindjes niet meer aan elkaar kon knopen. Tijdens mijn werkzame leven verdween de tijd in Canada wat naar de achtergrond, maar sinds mijn pensionering in 2003 houdt het me sterker bezig. Jaren geleden zei een van mijn kinderen: „Oma en u willen nooit over Canada praten.” Toen besloot ik alles op te schrijven voor mijn kinderen.”
Het herbeleven van de heftigste periode uit zijn leven was helend, ervoer Janssens. Hij praatte er veel over met Femmy (82), met wie hij in 1963 trouwde. Het echtpaar kreeg twee dochters en twee zoons. Janssens gaf hun elk een exemplaar van het boekje over zijn tijd in Canada. Dat leidde tot uitvoerige gesprekken. Een samenvatting van het relaas over Canada kreeg een plek in het levensboek.
Visje eten
Bij het opmaken van de balans overheerst verwondering over de zegen van de Heere. „Hij gaf mij de talenten en krachten die nodig waren voor mijn werk. Ik werkte vaak zestig uur per week en was op pad voor onze gemeente, de vrijgemaakt gereformeerde kerk in Haren. Achteraf gezien had het soms best wat minder gekund.”
Maakte hij ook tijd vrij voor zijn kinderen? „Op zaterdag en een tweede feestdag trokken we er vaak op uit. We fietsten langs boerderijen, kochten een ijsje of aten een visje.”
Bij de acht gesprekken voor de totstandkoming van het levensboek kwam ”Mijn leven in kaart” op tafel. Deze uitgave van Reliëf, christelijke vereniging van zorgaanbieders, bevat een handleiding en vijftig kaarten met vragen. De vragen gaan over de thema’s ”relaties”, ”wonen en bezit”, ”opleiding, opvoeding, werk en hobby’s”, ”kijk op het leven” en ”oud worden: gunst of kunst?”. Katrien Janssens: „Dit helpt om in de diepte af te steken.”
Toch liep ze tegen grenzen aan. „Over zijn huwelijk wilde mijn schoonvader alleen kwijt dat het gelukkig is. We hebben het veel over het werk gehad. Achteraf gezien vind ik dat het werk van mijn schoonvader best een prominente plek in het geheel inneemt.” „Zijn werk was zijn leven en moeder zorgde voor het huishouden”, vult Janssens’ vrouw aan. Haar man: „En dat ging subliem.”
Katrien Janssens gaf inmiddels zo’n vijftien cursussen over het maken van een levensboek. „Realiseer je vooraf dat je een traject ingaat dat tijd en energie kost. De ander is eigenaar van het verhaal. Trap dus niet in de valkuil om jouw interpretatie aan zijn herinneringen te geven of soortgelijke ervaringen uit je eigen leven te vertellen. Schroom niet om bij te sturen als er meer verdieping wenselijk is. Tegelijkertijd bepaalt de verteller wat hij wel en niet kwijt wil.”
Haar schoonvader moest wennen aan het werken met ”Mijn leven in kaart”. „Soms had ik er genoeg van dat Katrien bleef doorvragen, maar gaandeweg kreeg ik er steeds meer plezier in. Ik zag dat mijn leven niet beter had kunnen verlopen. Als kind wilde ik graag boer worden. Die wens bleef sluimeren. Pas later realiseerde ik mij dat er geen garantie is dat zo’n onderneming zou slagen.”
Janssens werkte een jaar in een laboratorium. „De muren kwamen op mij af. Ik wilde naar buiten, de boer op.” Die wens ging ruimschoots in vervulling. Hij werkte onder andere als vertegenwoordiger bij een landbouwcoöperatie, als begeleider van rundveebedrijven bij ruilverkavelingen en als verkoopleider bij een grote landbouwcoöperatie. Voor die laatste baan verkaste het gezin naar Haren. „Die verhuizing ervoeren Femmy en ik als een geschenk uit de hemel. We wilden onze kinderen naar het gereformeerd voortgezet onderwijs laten gaan en in het nabijgelegen Groningen was zo’n school.”
Beginnende vertegenwoordigers keken hoog op tegen hun verkoopleider. „Dan vertelde ik hoe ik in mijn begintijd wel kon janken als ik ’s avonds terugblikte op de resultaten. Ik nam mij altijd voor om het de volgende dag nog beter te doen. Die vechtersmentaliteit is onmisbaar.” Janssens’ moeder verbaasde zich over dat laatste: „Zij kende mij ook als het jongetje dat te bleu was om terug te zwaaien naar een buurman die voorbijliep. Gelukkig is dat later veranderd.”
Telefoonboek
Ellen Ruitenbeek (53) en Nel Cornelisse (65) maakten in 2021 een levensboek voor de ouders van Ruitenbeek, Gerard van Rijk (80) en Henny van Rijk-van Bemmel (76) uit Lopik. Het was de vierde keer dat de twee NPV-vrijwilligers zo’n boek maakten. Ze hanteren een vaste opzet. Cornelisse: „We gaan drie keer een ochtend of een middag bij iemand langs. Elke keer komt een deel van het leven langs: vanaf de geboorte tot en met de schooltijd, de verkering, het huwelijk en het werk en ten slotte de periode erna. Vooraf vragen we de betrokkene om na te denken over die tijd en foto’s te selecteren die hij of zij belangrijk vindt. Dat is nodig, want als iemand zijn verhaal wil vertellen aan de hand van een stapel fotoboeken is het eind zoek.”
De twee maken geen gebruik van ”Mijn leven in kaart”. Ruitenbeek: „Ik heb de kaarten van die methode wel doorgenomen tijdens de NPV-cursus over het maken van een levensboek. Maar het zijn er zo veel. Als je ze allemaal aan bod laat komen, bestaat het gevaar dat het verhaal zo dik wordt als een telefoonboek.”
Tijdens de gesprekken vragen Cornelisse en Ruitenbeek niet alleen naar feiten, maar prikkelen ze de ander ook om met bijzonderheden op de proppen te komen. Cornelisse: „Wat raakte iemand? Welke mooie en verdrietige gebeurtenissen kleurden het leven? Wie was de lievelingsjuf of -meester? Daarbij zijn we afhankelijk van de verteller. Als de wagen ondanks doorvragen snel stilstaat, moeten we het daarmee doen.” Ruitenbeek: „Ik ben altijd benieuwd hoe iemand zijn of haar partner leerde kennen en wanneer de eerste kus werd gegeven. Als dat ter sprake komt, gaan de ogen vaak glimmen.”
Hoe zit het ideale levensboek er voor de NPV- vrijwilligers uit? Cornelisse: „Wanneer daarin de balans van iemands leven wordt opgemaakt. Als hoogte- en dieptepunten aan bod komen. En als iemand zelf de laatste pagina van het boek schrijft. Daarmee laat hij echt iets persoonlijks na voor het nageslacht.” Ruitenbeek: „Ik vind het mooi als een van de eigen kinderen zo’n boek maakt. De gesprekken erover scheppen een band. Er kunnen zaken boven water komen die je niet wist. Verder is het leuk om te zien hoe het levensboek wordt gebruikt.”
Eerste vriendje
Henny van Rijk was verrast toen haar dochter, Ellen Ruitenbeek, voorstelde een levensboek over haar ouders te maken. „Ik had nog nooit van zo’n boek gehoord, maar ik vond het een goed idee. Ook omdat in 2019 bij mijn man dementie werd vastgesteld. Het is mooi dat hij zijn leven nog met ons heeft kunnen delen. Hij kijkt elke dag in ons levensboek.”
Na haar trouwdag, 30 juni 1967, zorgde Van Rijk voor het huishouden, was ze er voor hun zoon en drie dochters en deed ze vrijwilligerswerk. Nog altijd is ze in touw voor onder andere de NPV.
Tijdens de gesprekken voor het levensboek kwam veel ter sprake. „Het eerste baantje, mijn eerste vriendje, gevoelige onderwerpen die geen plek in het boek mochten krijgen. Jij weet als buitenstaander nu veel van mijn leven af, Nel.” Cornelisse: „Ik zwijg hoor.” Ruitenbeek: „Iedere NPV-vrijwilliger heeft geheimhoudingsplicht.”
Van Rijk genoot van het traject. „Ik kwam oude foto’s van mijn broers tegen. Ze droegen daarop een overall vol gaten, waarover lappen waren genaaid. Mijn ouders runden een boerderijtje in De Meern met achttien koeien. Ze hadden weinig centjes, overal moesten ze op bezuinigen. Elk kind kreeg een taak in het huishouden. Als we uit school kwamen, moesten we eerst met elkaar een halve emmer aardappels schillen. Mijn ouders waren best streng, maar wat ze ons vooral gaven was liefde, veel liefde. Daar teer ik nog altijd op.”
Juf worden
Rekenen was Van Rijks lievelingsvak. „Ik wilde graag juf worden, maar doorleren mocht niet. Ik was de derde van negen kinderen en moest na twee jaar huishoudschool thuis helpen. Maar ik klaag niet, want ik kijk terug op een fijne jeugd.”
Dankbaarheid overheerst bij Van Rijk voor de vele zegeningen die ze ontving. „Ik zag mijn man Gerard voor het eerst in de hervormde Julianakerk in Utrecht. Het was liefde op het eerste gezicht. We kregen vier kinderen, veertien kleinkinderen en twee achterkleinkinderen.”
Een kleinkind verongelukte in 2003 op vierjarige leeftijd. Het emotioneert Van Rijk als ze erover vertelt. „Ook de ziekte van Gerard valt me soms zwaar. Toch wil ik niet klagen. We hebben thuis een bord hangen met de tekst ”Kijk naar wat je hebt en niet naar wat je mist”.”
Als klein meisje was Van Rijk naar eigen zeggen soms best ondeugend. „Ik trapte bijvoorbeeld vuilnisemmers om op weg naar school. Tegenwoordig haal ik graag een geintje uit bij mijn kleinkinderen. Ze doen gelukkig het nodige terug.”
Kleinkinderen bladeren regelmatig in haar levensboek, ziet Van Rijk. „Ze verbazen zich er soms over hoe het er vroeger aan toe ging. Tijden veranderen. Ik ben niet altijd blij met de keuzes die mijn kinderen en kleinkinderen maken. Tegenwoordig heb ik een sleuteltje op zak om als het ware mijn mond te kunnen sluiten. Zwijgen is vaak het verstandigst. Ach, mijn moeder zal ook regelmatig haar hoofd hebben geschud over de gang van zaken als ze bij ons op bezoek was en kousen zat te stoppen.”