Dankbaar zijn is zowel gave als opdracht
Op deze eerste woensdag van november houden we in christelijke kring traditioneel de dankdag voor gewas en arbeid. En eigenlijk zijn er ieder jaar wel omstandigheden die het danken voor veel mensen moeilijk of bijna onmogelijk maken.
Zo was er verleden jaar de coronapandemie. Met alle verdriet en pijn en beperkende gevolgen van dien. Ook beperkingen voor de kerken.
Dit jaar is er de oorlog in Oekraïne. Doden, gewonden, bombardementen, verwoesting. Grote vluchtelingenstromen van mensen die alles achter moeten laten om elders veiligheid te zoeken.
Dichterbij is er onder andere de inflatie- en energiecrisis. Honderdduizenden huishoudens die de prijsstijgingen op vrijwel alle gebieden niet meer bij kunnen houden en bij de voedselbank boodschappen moeten doen. Terwijl ze hopen op een zachte winter omdat ze anders letterlijk in de kou komen te zitten.
Boeren zitten al maanden in extreme onzekerheid over de plannen van de overheid in verband met de stikstofcrisis. Is er nog wel een toekomst op de plaats waar ze misschien al vele geslachten het boerenbedrijf uitoefenden?
Nog dichterbij: wat als er tussen bid- en dankdag geliefden zijn ontvallen? Als een ernstige ziekte zich openbaarde?
Dankdag houden, is nooit een vanzelfsprekendheid. En niet zelden is het maar goed dat de gang van het jaar z’n eigen kerkelijke ritme heeft. Want als het van het gevoel afhangt, was er misschien wel nooit tijd of behoefte om God te danken voor alles wat er het afgelopen seizoen wél was. Voedsel, onderdak, kleding. En al die andere dingen die we secundaire of zelfs tertiaire levensbehoeften noemen omdat het eigenlijk geen behoeften zijn maar luxe. God komt er de dank voor toe. Voor gewas dat groeien mocht en de arbeid die verricht mocht worden. Hem komt de dank toe voor de voorzieningen die er zijn als we niet werken kúnnen. Voor hulp van familie, vrienden en gemeenteleden als het financieel echt niet meer ging. Of als het huishouden te zwaar werd voor een alleenstaande ouder of een hulpbehoevende oudere.
Dankbaarheid is een gave van Gods Geest. Dat is zeker waar. Maar Paulus schrijft in de brief aan de gemeente van Kolosse niet voor niets: „Wees dankbaar”. Dankbaarheid is ook een opdracht. „Zingende de Heere met aangenaamheid in uw hart”, voegt hij daar nog aan toe. En de Statenvertalers zeggen in de kanttekeningen dat je dat woord ”aangenaamheid” ook mag vertalen met ”dankbaarheid”. Dankbaar zingen dus. Omdat dankbaar zijn niet alleen een gave is, maar ook een opdracht.
En wie het loflied niet over de lippen kan krijgen, die is in de christelijke gemeente op de goede plek. Hij of zij mag zich in gebed en zang laten dragen door de gemeente. Omdat ook op de dankdag de kerk geen etalage voor heiligen is, maar een verzorgingstehuis voor zondaren.