Dankdag in een lege stal
Wie Habakuk zegt, denkt misschien direct aan het laatste stukje van dat kleine Bijbelboekje. Aan dat loflied dat gezongen wordt in een lege stal en bij een olijfboom zonder vruchten.
Maar de boodschap in de drie hoofdstukken die het Bijbelboek Habakuk telt, is er eigenlijk helemaal niet een van een loflied. De profeet zet de bazuin aan de mond om te waarschuwen tegen de ondergang van z’n volk. Een last is het, die profetie. Hij moet het visioen dat hij gezien heeft verder vertellen. En dat valt hem zwaar. ”Heere, hoe lang schreeuw ik en Gij hoort niet?”, zo begint hij zijn profetie.
De oordelen die Habakuk ziet in het visioen dat God hem geeft, grijpen hem zo aan dat hij hoofdstuk 3 opnieuw begint met een gebed. In de toorn gedenk aan Uw ontfermen, zo bidt hij tot God. Toon in het komende tumult Uw mededogen, zegt een andere vertaling. Want wie zou bestaan als God níet zou denken aan Zijn ontferming?
Trouwens, bepaalde stukken van het boekje Habakuk lijken wel geschreven in 2022. Het gaat over epidemische ziekten, over bergen die schudden, over rivieren die overstromen, over bomen die verdorren terwijl ze vruchten zouden moeten geven, over velden waar niets te oogsten is en over stallen die leeg staan.
Het zouden nieuwsberichten kunnen zijn, geschreven tussen Bid- en Dankdag 2022. Overstromingen in Pakistan en andere landen, ernstige droogte in Europa. Corona die maar niet verdwijnen wil en de vogelgriep die zich uitbreidt als een olievlek. Honderdduizenden kippen die ‘vernietigd’ worden, schuren die ontsmet moeten worden.
En dan is er nog de stikstofcrisis. Plannen die honderden boeren de schrik om het hart doet slaan. Hoelang zal het nog duren voordat de stal ontruimd moet worden? De boerderij opgedoekt? Een lange familiegeschiedenis die ineens stopt.
En hoe kun je dan Dankdag houden? Is het niet beter de Dankdag dit jaar maar over te slaan en een extra Biddag te beleggen?
Nee, zegt Habakuk, die zijn profetie afsluit met een lofzang. En wat voor één. Twee woordjes zijn het kantelpunt in de profetie van het grote onheil dat komen zal: alhoewel en nochtans. Alhoewel de vijgenboom niet bloeien zal en er geen vrucht aan de wijnstok en de olijfboom zijn zal, de velden er kaal bij liggen en de stallen leeg zijn, zo zal hij nochtans in de Heere van vreugde opspringen en zich verheugen in de God van zijn heil.
Dat is makkelijk geschreven, denkt een agrariër misschien die zich al maanden zorgen maakt over de toekomst van zijn bedrijf. Papier is geduldig en zelfs Bijbelwoorden kunnen goedkoop overkomen als ze gebruikt worden als loze kalk om de scheur maar snel dicht te smeren.
Maar verkeerd gebruik, maakt de woorden op zich nog niet minder waar. Dankbaar zijn en God lofzingen is niet in de eerste plaats afhankelijk van de omstandigheden, wil Habakuk zeggen.
Het kan als het loflied terugslaat op en voortkomt uit de ontferming van God waarover het gaat in het begin van hoofdstuk 3. God is en blijft immers barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
Alleen daarom kan Habakuk toch zingen in een lege stal en bij een verdorde olijfboom.
Dankdag houden, terwijl alles bij de handen wordt afgebroken.
Nochtans. Tóch.