Onvermoeibaar kwam ze op voor Israël en streed ze tegen het opkomend antisemitisme. Eind dit jaar neemt Hanna Luden (64) afscheid als directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). „Voor mij is altijd belangrijk dat ik iets doe wat betekenis heeft.”
De huizen in Amsteldorp staan strak in het gelid. Kleine tuinen, fietsen voor de deur, geen hoogbouw. Alles ademt een dorpse sfeer. Slechts de Amstel, die traag langs de rand stroomt, en het nabijgelegen Amstelstation verraden dat het wel degelijk een wijk van Amsterdam is.
Amsteldorp doet denken aan Givatayim, waar Hanna Luden opgroeide. Een dorp met veel ruimte, waar buitenspelen de norm was. Maar wel onder de rook van Tel Aviv, dé metropool van Israël. „Ik kon daar genieten van beide werelden.”
Amsteldorp mag dan lijken op haar geboorteplaats, Luden had nooit gedacht dat ze ergens anders dan in Israël zou wonen. Toch verhuisde ze op 27-jarige leeftijd naar Nederland – en ze is er niet meer weggegaan. „Dat zijn van die onverwachte wendingen en verrassingen van het leven.”
Haar Hebreeuwse accent is gebleven, evenals haar herinnering aan Givatayim. „Ik was behoorlijk sportief: fietsen en voetballen. Maar ik was vooral een fervent lezer, als kind al. Ik zie me nog lopen met een stapel boeken van de bieb naar huis. Soms had ik het eerste boek al uit voor ik thuis was.”
Luden groeide op in een redelijk gemengde omgeving, met mensen van verschillende achtergronden. Maar één ding hadden ze vrijwel allemaal gemeen: het verlies van familieleden door de Holocaust. „Iedereen sjouwde de oorlog met zich mee.”
Welke rol speelde de Tweede Wereldoorlog bij u thuis?
„Veel familieleden van mijn ouders zijn tijdens de oorlog omgebracht. Mijn moeder is als 2-jarige naar Palestina geëmigreerd en was betrokken bij de realisering van de droom van een onafhankelijk Israël. Mijn vader kwam na de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 naar het land.
Er werd thuis veel over de oorlog gesproken. Er was ook wel sprake van een zeker schuldgevoel: waarom hebben wij het wél overleefd? Om die reden zag mijn vader het ook als een opgave om de herinnering aan de Joodse wereld, aan de cultuur die werd vernietigd, levend te houden. Hij vond het heel belangrijk om waarden over te dragen.”
Welke waarden waren dat?
„Verantwoordelijkheid voor elkaar. Het creëren van maatschappelijk bewustzijn. En het doorgeven van de geschiedenis, want dat is belangrijk voor de continuïteit van het Joodse volk. Overigens schreef mijn vader als journalist in het Jiddisch en leerden mijn zusje en ik ook die taal.”
Hoe ging u zelf met die waarden om?
„Wat de herinnering aan de Shoah betreft: ik vind dat we een verantwoordelijkheid hebben tegenover degenen die er niet meer zijn én ten opzichte van degenen die er wél zijn. Als kind kwam ik veel in contact met overlevenden van de kampen. Het was heel normaal als je mensen met een tatoeage op de arm zag. Mijn Nederlandse vriend vroeg eens: Waarom halen ze die niet weg? Toen realiseerde ik me pas hoe groot het stempel van de Holocaust op ons is, en dat dit niet voor de rest van de wereld geldt.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de samenleving heb ik ook sterk meegekregen. Actief deelnemen aan de discussie over welke maatschappij we met elkaar willen voorstaan. Als kind van 14, 15 liep ik al mee in demonstraties.
Mijn militaire diensttijd was in dat opzicht ook heel bijzonder. Ik was commandant van een logistieke eenheid, in een mannenwereld. Je krijgt daar veel verantwoordelijkheid en dat helpt je enorm op weg naar de volwassenheid. Je leert jezelf veel beter kennen.”
Hoe kwam u in Nederland terecht?
„Na mijn studie informatica wilde ik een jaar in het buitenland werken. Via een kennis kwam ik in Nederland terecht. Daar ontmoette ik mijn vriend, die later de vader van mijn twee dochters werd.”
Wat valt u op als u Israël en Nederland vergelijkt?
„Ik heb het grote voordeel dat ik in beide landen zowel onderdeel als toeschouwer ben. Dat is een luxepositie. In Israël kunnen mensen heel onbeschoft en bemoeizuchtig zijn. Tegelijkertijd vormen we daar wel één grote familie, terwijl het in Nederland toch meer ieder voor zich is. In Nederland kunnen we goed plannen en organiseren, maar niet zo goed improviseren.
Er worden in Nederland naar mijn idee monsterlijke wetten aangenomen, waarbij men probeert alle mogelijke mazen en gaten te dichten. In plaats dat men zich afvraagt: Wat willen we nu eigenlijk met deze regelgeving bereiken? In Israël bespeur ik in dat opzicht toch wat meer out of the box-denken.
Beide landen hebben gemeen dat mensen een enorm wantrouwen ten aanzien van de politiek koesteren. Zij voelen zich ver verwijderd van wat er op bestuurlijk niveau gebeurt. Dat vind ik een kwalijke ontwikkeling, die je overigens in een groot deel van Europa ziet. Als je écht invloed wilt hebben, kun je je toch niet afzijdig houden?”
U heeft u zelf ook nooit afzijdig gehouden.
„Nee, voor mij is altijd belangrijk dat ik iets doe wat betekenis heeft. Dat maakt het leven de moeite waard. We doen al genoeg zinloze dingen. Toen ik nog als ICT-consultant werkte, kwam ik zo veel mensen tegen die niet beseften waaróm ze iets deden; ze zagen het grotere geheel niet. Dat maakt voor mij het verschil tussen een weldenkend persoon en een functionaris.”
Hoe heeft u aan die zingeving bij het CIDI invulling gegeven?
„Ik zag het als mijn taak om de diversiteit uit te leggen van alle kwesties die rond Israël en het Jodendom spelen. Juist omdat mensen opvallend snel met hun oordeel klaarstaan als het om Israël gaat. Het is dit of dat, zwart of wit. Ik heb geprobeerd te laten zien dat er een hele wereld achter zit. Juist die complexiteit maakt het zo boeiend.”
Hoe laat u het CIDI achter?
„Als een zelfbewuste organisatie, met nieuwe instrumenten om de veranderende actualiteit het hoofd te bieden. De wereld is veranderd en dus heb je andere tools nodig om daarop in te spelen. Denk aan sociale media. Tegelijkertijd blijft de richting hetzelfde: hoe kunnen we mensen op de beste manier bereiken om evenwichtige informatie over Israël te bieden en op te komen tegen antisemitisme.”
Hoe relevant bent u voor het CIDI geweest?
„Ik heb nog weinig tijd gehad om te evalueren. Toen ik in september 2015 aantrad, was het meteen spitsuur, met het bezoek van de Palestijnse leider Mahmud Abbas aan Nederland. Die snelle start is kenmerkend geweest voor de hele periode dat ik directeur was. Ik hoop dat mijn opvolger de tijd krijgt om terug en vooruit te blikken.”
U hebt informatica gestudeerd. Hoe kon u met die exacte achtergrond met diversiteit omgaan in uw werk als directeur?
„Wij hebben geleerd in de wiskunde dat problemen maar één oplossing hebben. De kunst is ze goed te begrijpen en precies vast te stellen wat het probleem is.
De grote moeilijkheid is echter dat je complexe wereldproblemen niet op een wiskundige manier kunt versimpelen en in een definitie kunt proppen. De wereld werkt toch een beetje anders. Je moet accepteren dat grote levensvragen niet één oplossing kennen.
Ik heb daarom geprobeerd om meer vanuit een filosofische benadering naar de complexiteit van de wereld te kijken. Ik denk dat je veel meer tijd en energie moet investeren in de vraag: Wat is nu eigenlijk het probleem en in welke context speelt het? Lossen we het échte probleem op? Valkuil is dat dit soms te lang kan duren, terwijl zaken om een oplossing schreeuwen. Een andere moeilijkheid is dat we niet de tijd nemen om van onze ervaring te leren. Vóór alles geldt dat je nieuwsgierigheid moet behouden en aan zelfkritiek moet doen.”
Hoe gaat die zelfkritiek u af?
„Soms lastig. Ik vraag me voortdurend af: Hoe kan ik in deze wereld met al zijn beperkingen functioneren? Tegelijkertijd weet ik dat ik fouten maak. Daar moet ik persoonlijk van leren. Het is ook niet erg om te relativeren. Je kunt niet de hele wereld in één klap aan.”
En kritiek op anderen?
„Ik kan slecht tegen hypocrisie en intellectuele luiheid. Als mensen te lui zijn om na te denken of het simpelweg niet willen, dan kan ik onaangenaam worden. Anderzijds merk ik dat ik bij het ouder worden daar minder aandacht aan schenk. In sommige dingen steek ik geen energie meer. Behalve als ik niet serieus genomen word. Dat kan ik niet accepteren, want dat is voor mij een principekwestie.”
Welke principes hanteert u nog meer?
„Oprechtheid, er voor elkaar zijn, elkaar in je waarde laten. En zo met z’n allen proberen de wereld net ietsje beter te maken.”
Waarom bent u niet religieus?
„Waarom wel? Of misschien is dat antwoord te kort door de bocht. Ik heb niet de behoefte om mijn zingeving in de mystiek te zoeken. Ik houd meer van de filosofische en humanistische benadering: waarom zijn we op aarde? Ik geloof niet in iets na de dood. Je moet er nu het beste van maken. Ik spreek wel veel met religieuze mensen en probeer hun religieuze beleving oprecht te begrijpen.
Religie en geloof zijn ook niet hetzelfde. Hoewel in sommige landen van godsdienst een politieke constructie is gemaakt, waarin leiders die proberen op te leggen. Zij bepalen hoe mensen zich kleden en moeten denken.”
U bidt ook niet bij de Klaagmuur in Jeruzalem, zoals zelfs veel seculiere Joden doen?
„Geloof of godsdienst moet abstract blijven. Op het moment dat godsdienst de vorm van hout en steen aanneemt, kan het zelfs gevaarlijk worden en wordt er niet zelden oorlog om gevoerd. Kijk maar naar alle onenigheid over de Klaagmuur en de Tempelberg. Dat kan niet de bedoeling van religie zijn. Dat bedoel ik niet veroordelend. Ik vind de symboliek wel mooi, maar ik heb moeite met het al te zeer stoffelijk maken van het geloof. Misschien is daarom het Bijbelse beeldenverbod wel ingesteld.”
Waarom heeft dan bijvoorbeeld Jeruzalem toch zo’n aantrekkingskracht op gelovigen?
„Doordat je in Jeruzalem de verbinding met de geschiedenis voelt. Maar je moet er geen bedevaart van maken. Ik houd er ook niet van als mensen zich in een Israëlische vlag wikkelen als ze bij de Klaagmuur gaan bidden. Ik snap de diepe emotionele waarde van zo’n vlag, maar voor mij mag het niet geheiligd worden en vervolgens misbruikt worden om elkaar te kwetsen.”
Hoe gaat u met de Bijbel om?
„Ik zeg altijd tegen mijn kinderen: Je kunt de Bijbel niet gewóón lezen. Dat heeft geen zin. Het gaat niet alleen om het verhaal, maar je moet alles in zijn context lezen. In de Joodse traditie gaat het niet eens zozeer om wat er letterlijk staat, maar om de vraag hoe erover wordt gediscussieerd en welke betekenis de woorden voor ons en voor het hier en nu hebben.”
Wat betekent uw Jood-zijn voor u?
„Dit is een zeer belangrijk onderdeel van mijn identiteit. Maar ik wil wel zelf bepalen hoe ik daar invulling aan geef. De discussie wordt kwalijk als mensen elkaar beperkingen opleggen vanuit het idee dat de ander moet veranderen. Laten we altijd eerst naar onszelf kijken. Mijn Jood-zijn helpt me overigens om boven het dagelijks leven uit te stijgen, zoals bij het vieren van de sjabbat. Het leven is meer dan een aaneenrijging van tijd.”
Het Jood-zijn staat juist in deze tijd onder druk door het groeiende antisemitisme. Waarom neemt de Jodenhaat zo toe?
„De huidige opleving is heel zorgelijk en het is onvoorstelbaar hoe diep Jodenhaat is geworteld. In sommige kringen is het zelfs bon ton om antisemitische uitingen te ventileren. Anderzijds is antisemitisme er altijd geweest. Afgezien van vooroordelen komt het ten diepste voort uit het feit dat we maar moeilijk kunnen accepteren dat sommige mensen anders zijn. De Joden waren misschien de eersten die openlijk anders waren. En voor velen is de Jood de ”ultieme ander”. De haatgevoelens appelleren aan vooroordelen en ondefinieerbare angstgevoelens, want veel mensen kénnen niet eens Joden in hun directe omgeving.”
Wat zijn uw plannen voor de nabije toekomst?
„Ik heb nog geen vastomlijnde plannen, maar wel veel ideeën. Ik zal me in elk geval minder intensief met actuele onderwerpen bezighouden, maar meer verdieping zoeken, wellicht op projectbasis. Ik zou het mooi vinden om een reeks verdiepende, kritische essays te schrijven, bijvoorbeeld over Jood-zijn in Nederland. Hoe geef je daar vorm en inhoud aan? Verder zou ik graag een grondige analyse van onlineantisemitisme en de maatschappelijke effecten daarvan willen maken. Daar komt toch weer een beetje mijn oude beroep om de hoek kijken. En ik zal meer naar Israël gaan om mijn moeder te bezoeken. Ook kan ik daar denk ik veel doen om bruggen tussen Nederland en Israël te slaan.”
> rd.nl/hetgesprek