„Juist in kerk zou genderdysforie bespreekbaar moeten zijn”
Als meisje houdt Anne van ravotten. Een jurk maakt haar „unhappy”, nu nog. Als ze 25 jaar is, realiseert ze zich dat ze transgendergevoelens heeft. Ze gaat niet in transitie, ook al zegt een arts dat dat de beste oplossing is. „Mijn leven is een succesvolle niet-transitie”, verklaart de nu 28-jarige. „Ik kom uit heel zwaar weer, maar ben er goed uit gekomen.”
„Ik ben de oudste in een gezin met vier kinderen in de Alblasserwaard. Ik was altijd een stoer kind. Klom overal in, speelde nooit met poppen en trok bij kinderen de speen uit de mond. Het was fijn om schooltje te spelen en met vrienden in de natuur te ravotten. Later ging ik op vechtsport en had ik stoere hobby’s. „Sttt”, waarschuwde mijn tante toen een neefje eens tegen me zei: „Je bent net een vent.” Dat mocht hij niet zeggen. Op de reformatorische basisschool kreeg ik de vraag of ik thuis broeken droeg. Ik zat altijd onbewust wijdbeens.
Rond mijn zeventiende voelde ik me opgesloten in de klas. Ik vond het moeilijk om aansluiting te vinden. De meiden waren druk met make-up en andere uiterlijke dingen. Ik had daar niks mee. Inmiddels ging ik naar het Hoornbeeck College in Rotterdam en trok me vaak terug. Nu vraag ik me af waarom geen enkele docent aan me vroeg: „Gaat het wel goed met je?”
Na mijn overstap naar een mbo-opleiding werken en leren bouwde ik langzaam een vriendenkring op. Maar ik gaf mezelf niet aan de ander. Als ik huilde, deed ik dat alleen en betrok niemand bij mijn verdriet. Ik liep steeds meer vast, maar wist niet waarom. Ik wilde graag het leger in, om kwetsbaren met kracht te beschermen. Maar die kracht miste ik als vrouw. Rond die tijd was ik door mijn menstruatie maandelijks één week uitgeteld. Alsof dan een mes door mijn buik ging. Telkens lapte ik mezelf weer op en ging door. Ik wist wel dat dat in het leger niet werkte.
Drie jaar geleden ben ik naar een arts gegaan. Allerlei medische oplossingen volgden, maar ze werkten geen van alle. Ik werd me er steeds meer van bewust dat ik anders ben. Dat ik veel dingen niet kan omdat ik vrouw ben. Het kwartje viel toen ik een keer naar een vechtfilm keek. Toen ik een stoere vent op het scherm zag, moest ik huilen. Zo wilde ik zijn. Als ik man was, zou alles zo veel gemakkelijker zijn.
Verstoorde hormoonhuishouding
Ik realiseerde me dat ik iets met mijn verdriet moest. Zo veel tranen als je een stoere man ziet, dat is niet gezond. Ik wist wel vaag van transgenders, maar koppelde dat niet aan mezelf. Na lang aarzelen zocht ik contact met een transgenderstichting. Ik vroeg om een checklist. Een transman nam alle tijd voor me. Hij leerde me dat een verstoorde hormoonhuishouding in de baarmoeder bij de foetus genderdysforie kan veroorzaken. Dat was een belangrijk moment voor me. Het idee van een biologische verklaring voor mijn gevoelens gaf me ruimte. Een lichamelijke oorzaak is iets tastbaars. Mijn zusje mist sinds haar geboorte een orgaan – en ik heb dit. Alle emoties kwamen eruit, ik had zo veel verdriet. Het lag te gevoelig om er met anderen over te praten. Toen ik mijn ouders wilde informeren, heb ik vooral gehuild.
In mijn reformatorische omgeving neemt niet iedereen dit onderwerp serieus. Je zult het jezelf wel aanpraten, is de gedachte meestal. Ik snap dat het iets is wat je je moeilijk kunt voorstellen. Toch is het opvallend dat juist de seculiere wereld dit onderwerp bespreekbaar maakt. Eigenlijk zou dat in de kerk moeten beginnen.
Ik vond altijd dat ik me niet moest aanstellen en gewoon moest doorgaan. Ik had mijn gevoelens al die jaren onderdrukt en het leek alsof nu een explosie volgde. Het was moeilijk om mezelf in de spiegel te zien of om te douchen. Ik ben geen vrouw met mannelijke eigenschappen, mijn probleem gaat dieper. Als ik vanuit God zou weten dat een geslachtstransitie verantwoord is, dan zou ik dat traject zijn ingegaan. Ik wist alleen niet hoe ik het voor mezelf kloppend kon maken. Ik realiseerde me ook dat een transitie ingrijpend zou zijn. Het was te veel voor dat moment.
Ik merkte tegelijk dat de genderdysforie minder bepalend werd. Er veranderde iets doordat ik de gevoelens erkende, ermee aan de slag ging en het verdriet toeliet. Alleen dat gaf dus al rust. Nu gaat het zo goed dat ik blij ben dat ik niet in transitie ben gegaan. Ik heb een fijn, positief leven. De genderdysforie is er alleen op de achtergrond.
Geen verrassing
Mijn angst was dat mijn vriendinnen me gek zouden vinden. Dat is best hard. Als iemand mij zoiets zou vertellen, dan zou ik dat zelf niet denken. Tot mijn opluchting zeiden ze stuk voor stuk: „Het is geen verrassing, voor mij blijf je gewoon precies dezelfde.” Ze benaderden me niet anders.
De maandelijkse pijn werd intussen steeds intenser. Zodra ik weer op de been kwam, leefde ik met het idee dat de pijn er over drie weken weer zou zijn. Veel dingen kon ik niet meer. Toen ik bij een gynaecoloog kwam, heb ik tijdens het eerste gesprek alleen maar gehuild. Ik had met weinig mensen over mijn genderdysforie gesproken. Ik wilde mijn baarmoeder kwijt. Een kinderwens heb ik nooit gehad en de maandelijkse pijn was te zwaar. De gynaecoloog die een second opinion gaf, luisterde heel goed. Hij was ook degene die me richting een transitie duwde, met het idee dat dat de enige goede oplossing was die hij voor me had. Hij had eerder in de transgenderzorg gewerkt.
Ik heb gezien dat artsen je echt willen helpen. Maar ze horen verhalen selectief: wel van degenen die door hormonen en medische ingrepen zijn opgeknapt, niet van degenen bij wie de gevoelens minder zijn geworden terwijl ze níét in transitie gingen. Over deze laatste groep had ik toen graag gehoord.
Een baarmoederverwijdering is geen kleine ingreep. Ik heb me in de voors en tegens verdiept en ben op advies van een psycholoog mijn gedachten op papier gaan zetten. Medisch gezien was er geen andere optie. Later bleek dat een afwijking in de baarmoeder de pijn veroorzaakte. Het is nu ruim een halfjaar geleden en ik merk dat het leven makkelijker is geworden. Nu pas zie ik hoe zwaar het was.
Niemand heeft mij ooit verteld dat genderdysfore gevoelens minder konden worden. Ik heb ze altijd onderdrukt, maar dat heeft de situatie alleen maar erger gemaakt. Eerst stond de handrem voor 80 procent op mijn leven, alsof ik niet vooruit kon komen. Nu is dat nog maar voor 20 procent. Ik heb diep gezeten. Het heeft lang geduurd voordat ik kon geloven dat ik er gewoon mag zijn, dat de pijn en woede er mogen zijn. Als je je gevoelens onder ogen ziet, is dat helend en worden ze gaandeweg minder.
Keuze
In haar boek ”De keuze” schrijft Edith Eva Eger, overlever van de Holocaust, over omgaan met tegenslagen dat je daarin een keus hebt. Ze zegt dat een probleem je meer kan geven dan wat het je kost als je maar blijft zoeken naar de winst. Dat heeft me geholpen. Ik heb al die pijn gehad, nu wil ik er op een positieve manier wat mee doen. De prijs heb ik al betaald. Wat is de winst?
De dingen in mijn leven ging ik opnieuw bekijken. Ik ben dankbaar dat mijn ouders me met de kerk en het geloof hebben opgevoed. Ik weet dat God bestaat, maar ik heb fases gehad dat ik moeite had om te geloven. Ik had gebalde vuisten, ben verbitterd en teleurgesteld geweest. Waarom ben ik zo geschapen? Ik kon niet door de pijn heen kijken. We praten in christelijke kring weinig met elkaar over deze dingen.
In de samenleving hebben transgenders een label. Ze worden vandaag positief gediscrimineerd. Toch helpt een slachtofferrol niet. Voor mij is het belangrijk geweest dat er openheid en begrip kwamen. Niemand kiest voor zijn probleem, wat dat ook is. Je wordt niet minder waard als je ergens aan lijdt. Er zijn anderen die er voor je zijn en je zien zoals ze elk ander mens zien. Soms leven deze mensen dichter bij je dan je denkt, en anders vind je ze wel. Een probleem lijkt altijd veel groter dan je zelf bent, maar je wordt sterker en uiteindelijk groter dan je probleem als je de confrontatie aangaat.
Wat me hielp was routine inbouwen. Bevrijdend was ook om mijn vragen te veranderen. „Waarom heb ik dit?” wijzigen in: „Hoe kan ik er nu het beste van maken?” Het is belangrijk als je daarbij een levensdoel hebt. Het is mijn ideaal om van betekenis te zijn voor mensen die nu letterlijk moeten vechten om te overleven. Op moeilijke dagen dacht ik aan hen en ging ik door – voor hen.
Ik ben nu 28 en heb de hbo-opleiding psychologie bijna afgerond. Zonder de genderdysforie had ik nu waarschijnlijk in het leger gezeten, maar misschien kan ik met mijn bagage nu meer mensen helpen dan wanneer ik militair zou zijn. Mijn pijn zit nu in mijn rugzak en ik ben weer aan het leven.”
Anne heet in werkelijkheid anders. Haar naam is bij de redactie bekend.