Genderdysforie en transgenderisme staan volop in de belangstelling in de media. Veel kerkelijke gemeenten en organisaties bezinnen zich hierop. Twee publicaties kunnen hierbij behulpzaam zijn.
Genderdysforie betekent dat mensen worstelen met hun aangeboren genderidentiteit; ze ervaren sterke onvrede omdat het biologische geslacht wringt en schuurt met het ervaren gender. Er is sprake van transgenderisme of transseksualiteit als iemand door het leven gaat als een persoon van het andere geslacht of tussen man en vrouw in balanceert.
De bundel ”Transgenderisme in Bijbels perspectief” is een uitgave van Bijbels Beraad M/V. Hij is bedoeld als een eerste aanzet tot denken over transgenderisme vanuit een traditioneel christelijk perspectief. De auteurs willen laten zien dat de verwerping van transgenderisme door orthodoxe christenen niet voortkomt uit intolerantie, maar een gevolg is van een andere mens- en wereldbeschouwing.
Diverse scribenten verleenden aan deze publicatie hun medewerking, onder wie prof. dr. B. A. Zuiddam, prof. A. A. M. Kinneging, ds. C. Sonnevelt en drs. E. van Hoek-Burgerhart. Bijzonder is de medewerking van Laura Perry uit de Verenigde Staten, die zelf de weg van transitie was ingeslagen, maar na zeven jaar daarvan terugkwam toen God in haar leven kwam. Ook leverde een vader van een zoon met transgendergevoelens een bijdrage.
Het boek wil vooral een ontmaskering zijn van de genderideologie. Daarin ligt ook de kracht van het boek. In kort bestek wordt veel relevante informatie en meningsvorming geboden. Transgenderisme is de derde golf van de seksuele revolutie. De eerste twee golven waren de maatschappelijke acceptatie van het feminisme en van homoseksualiteit. Transgenderisme als ideologie trekt diepe sporen in de samenleving, niet het minst vanwege de aantrekkingskracht die het uitoefent op jongeren via de media en het onderwijs.
Prof. Zuiddam laat zien dat de genderideologie iets religieus heeft en plaatst deze ontwikkeling in historisch perspectief. Waar in de loop van de eeuwen de mens steeds meer in het middelpunt van het denken kwam te staan, sloeg de secularisatie toe. De openbaringsboeken van schepping en Schrift als kenbronnen van Gods wil werden in fasen steeds meer gesloten. Dit had grote gevolgen voor het denken over goed en kwaad. Slechts de mens en zijn ervaring tellen.
Radicale vrijheid
Prof. Kinneging maakt duidelijk dat het bij transgenderisme ideologisch gezien gaat om radicale vrijheid en radicale gelijkheid. Vrijheid en gelijkheid zijn de voornaamste beginselen van de Franse Revolutie, die zich liet inspireren door de ideeën van de verlichting en de romantiek. ‘Goed’ is dan de maximale vrijheid om zo veel mogelijk de bevrediging van je begeerten te kunnen nastreven. De gelijkheid volgt daar direct uit. Gelijke vrijheid voor iedereen. Het gaat er dan om dat de transgender of transseksueel, net als ieder ander, zichzelf kan zijn. Dat is het hoogste goed. En de techniek levert daartoe de middelen.
Ds. Sonnevelt en prof. Zuiddam schrijven in een apart hoofdstuk over wat de Bijbel zegt over transgenders. Hoewel de Bijbel niet expliciet spreekt over genderdysforie, spreekt hij wel over zaken die ermee samenhangen, bijvoorbeeld de scheppingsordening, sociale rolverdeling en de reikwijdte van de Tien Geboden. In dit verband wijzen zij erop dat onze identiteit niet alleen verankerd ligt in het seksuele of geslachtelijke, maar ook in veel andere aspecten van ons mens-zijn. Ze eindigen hun bijdrage met een oproep tot bewogenheid en liefde, maar vragen de lezer ook of het wel liefdevol is om een transgender te bevestigen in zijn of haar gevoelens en keuzes.
Van Hoek-Burgerhart schrijft een medisch-ethische reflectie over transgenderisme. Ze beargumenteert dat er tegen een transitie grote bezwaren bestaan. Ze laat ook zien dat de discussie al lang niet meer op zuiver medisch-ethische gronden wordt gevoerd. Er is sprake van een enorme lobby vanuit overheid, onderwijs en activisten.
Intens probleem
Ik kan mij vinden in de grote bezwaren tegen transitie die vanuit het gezichtspunt van de christelijke ethiek worden aangevoerd. Maar ik heb moeite met de suggestie in het boek dat iemand pas christen is als hij transitie afwijst. Is dit niet een verabsolutering van één aspect van de ethiek? In de inleiding van de bundel wordt erkend dat genderdysforie een intens probleem is. Het is ingrijpend als iemand zich niet thuis voelt in zijn of haar eigen lichaam. Toch wordt hieraan geen apart (pastoraal) hoofdstuk gewijd. Als dit wel was gebeurd, was het boek op bepaalde punten minder stellig en rechtlijnig geschreven en was er ook meer gerekend met de gebrokenheid en weerbarstigheid van onze werkelijkheid. Want mijns inziens is het niet mogelijk aan ontmaskering van de genderideologie te doen zonder ook pastorale aandacht te schenken aan de concrete nood van broeders en zusters op het gebied van gender en seksualiteit.
De pastor en de pastorale gemeente laten een broeder of zuster niet los, welke weg deze uiteindelijk ook besluit te gaan. Grondregel in het pastoraat is: zie de ander eerst als mens en open dan het Woord, ook in complexe situaties. Daarbij kun je als pastor geroepen zijn om een ”zacht nee” ter overweging te geven. Toen de ethicus prof. W. H. Velema in de jaren negentig over deze problematiek schreef, bedoelde hij met de term ”het zachte nee” een ”nee” dat van liefde doordrenkt is en dat daarom de ander niet loslaat wanneer die een weg inslaat die tegen dat ”nee” ingaat.
Ik denk aan de Heere Jezus, de grote Pastor bij uitstek. Hij verbindt liefde als geen ander aan het onderwijs in de geboden van Zijn Vader en wijst zo de weg.
Dubbele focus
De wetenschappelijke studie ”Gendergelijkheid” heeft een dubbele focus. Allereerst is er aandacht voor mensen die lijden aan genderdysforie. De zorg voor en veiligheid van deze mensen moet op orde zijn, alsook van goede kwaliteit. Vervolgens laat het boek het bredere perspectief zien van de zogenoemde genderrevolutie, die haar ideeën opdringt aan de samenleving. De ondertitel maakt duidelijk dat transgender personen in dit krachtenveld van compassie en ideologie staan.
Deze nieuwste publicatie van de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappelijke instituut van de SGP, verschijnt op het goede moment omdat het thema transgenderisme volop in de belangstelling staat in de media en ook veel kerkelijke gemeenten en organisaties zich hierop bezinnen.
Na een inleidend hoofdstuk vervolgt het boek met een hoofdstuk over feiten, ontwikkelingen en achtergronden met betrekking tot het gendervraagstuk. Begrippen als geslacht, sekse en gender worden toegelicht en korte portretten van een vijftal transgender personen brengen de thematiek dichtbij.
De cijfers over het aantal transgender personen in Nederland zijn onduidelijk en blijken nogal uiteen te lopen. Op grond van onderzoek van het SCP lijkt het te gaan om een groep van 48.000 personen, wat neerkomt op ongeveer 0,3 procent van de Nederlandse bevolking.
Het aantal personen dat om een geslachtsaanpassende behandeling vraagt, is de afgelopen jaren sterk gestegen. Het aantal intakes per jaar bijvoorbeeld steeg bij het Amsterdam UMC van 34 in 1980 naar 686 in 2015.
Medische aspecten
Vervolgens behandelt de studie de medische aspecten van genderdysforie. Wat is het precies, welke behandelingen worden aangeboden en wat zijn de effecten daarvan?
Genderdysforie gaat gepaard met een diep gevoel van onbehagen en lijden. Er is sprake van een complexe verhouding tussen het lichaam en de geest. Ze zijn in de transgenderzorg dan ook niet van elkaar te scheiden. Het gegeven dat de diagnose van genderdysforie niet gebaseerd is op de gebruikelijke medische diagnose en indicatie, maar op psychische factoren bij de cliënt, noodzaakt tot terughoudendheid bij geslachtsaanpassende ingrepen. Daar komt nog bij dat de effectiviteit van de medische behandelingen onzeker is.
Ten slotte informeert het boek ons over de internationale genderbeweging. Denk aan de opstelling van de Verenigde Naties en de Europese Unie en het overheidsbeleid in landen als Zweden en Canada. Ook de ontwikkelingen met betrekking tot het thema gender in Nederland komen aan de orde, met name op het gebied van overheidsbeleid, onderwijs en media.
De kern van deze studie wordt gevormd door hoofdstuk 6. Hier wordt de gefundeerde conclusie getrokken dat de wereldwijde transgenderbeweging, waarvan de Yogyakarta-beginselen (2006 en 2017) de belichaming vormen, ideologisch van aard is. Er lijkt sprake te zijn van een genderideologie die de individuele autonomie en keuzevrijheid op een absolute manier wil doorvoeren. Uitgebreid wordt ingegaan op de Bijbelse mensvisie en relevante ethische en juridische overwegingen.
Tegelijk komt in dit hoofdstuk veel zorg voor de positie van transgender personen naar voren, zodat voorkomen wordt dat juist zij slachtoffer worden van een ideologische strijd. Ook zij zijn allereerst, net als ieder ander mens, schepsel van God. Er wordt gepleit voor compassie en barmhartigheid in de omgang met hen.
Het geheel van deze studie overziend vind ik die zeer relevant, inhoudsvol en evenwichtig. In kort bestek krijgt de lezer veel informatie over het gendervraagstuk waardoor hij na afloop een goed overalloverzicht heeft gekregen.
Het boek leest prettig door een rustige bladspiegel en niet te lange pagina’s. Allerlei zaken worden op een deskundige en, voor zover mogelijk, objectieve manier beschreven vanuit Bijbels gereformeerd denken. Ik wens het boek in vele handen van beleidsmakers in christelijke organisaties en kerkenraden.
Transgenderisme in Bijbels perspectief. Doordenking voor thuis, op school en in de kerk, dr. B. A. Zuiddam (red.); uitg. De Banier; 173 blz.; € 11,95
Gendergelijkheid. Transgender personen tussen ideologie en compassie, drs. J. A. Schippers (red.); uitg. De Banier; 199 blz.; € 11,95