Al bijna zeven jaar woont Kashika met haar gezin in een asielzoekerscentrum. Kortgeleden kregen de Sri Lankaanse vluchtelingen een verblijfsvergunning. Nu wachten ze in azc Grave in Velp op een huis.
In hun woonunit in azc Grave hebben Kashika, haar man Nitharshan en hun dochters Nijina (10), Jaanuja (5) en Nivisha (2) drie slaapkamers. De vierde kamer is van een andere bewoner, eveneens afkomstig uit Sri Lanka. De keuken, die ook dienstdoet als woonkamer, is voor gezamenlijk gebruik. Hun medebewoner verblijft in de praktijk echter buiten het azc. Hij komt één keer per week om te „stempelen” bij het COA, zegt Kashika. „Dus eigenlijk hebben we deze ruimte voor onszelf.”
In het verleden was dat weleens anders, vertelt de Sri Lankaanse vluchteling –haar man is tijdens het interview niet in het azc– aan de keukentafel. In 2015 vroeg ze met haar man en oudste dochter in Nederland asiel aan omdat ze in hun eigen land „gevaar” liepen. Over de achtergronden wil ze niet uitweiden.
Na aankomst in Nederland verbleef het gezin op veertien opvanglocaties, verspreid over het land. Veelal moesten ze de keuken, het sanitair en de wasmachine delen met –soms veel– andere asielzoekers. De langste tijd –vijf jaar– woonden ze in een azc in Rotterdam. Toen dat anderhalf jaar geleden dicht ging, kwamen ze in azc Grave, gemeente Velp, terecht.
In 2016 wees de IND hun asielaanvraag af. „Toen hebben we een andere advocaat genomen en zijn we tegen de uitspraak in beroep gegaan. We konden nieuw bewijsmateriaal aandragen. Onze zaak was ingewikkeld. Daarom moesten we erg lang wachten. Bijna drie maanden geleden kregen we eindelijk een verblijfsvergunning. Ik was zo blij toen de advocaat belde. Het was heel emotioneel. Ik moest huilen.”
Wat het moeilijkste is van het jarenlange wonen in een azc? Kashika hoeft er niet lang over na te denken. „Wachten, wachten, wachten”, zegt ze direct, in het Engels. „Dat geeft zo veel stress en soms psychische problemen. Ook voor mijn man is het heel zwaar.” Op dit moment wacht het gezin op een woning in Rotterdam. „Dit wachten is niet zo erg. Sinds we een verblijfsvergunning hebben, ben ik relaxed.”
Kapper
In het azc worden diverse activiteiten georganiseerd, onder meer voor vrouwen, en kunnen bewoners vrijwilligerswerk doen. Kashika zegt dat ze daar geen tijd voor heeft. „Ik heb drie kinderen. Daar ben ik de hele dag druk mee.” Sinds ze een verblijfsstatus heeft, gaat ze wel drie keer per week naar Nederlandse les. „De taal is belangrijk. Ik versta wel Nederlands, maar kan het nog niet goed spreken.”
Na de taalstudie wil Kashika werk zoeken. „Het lijkt me leuk om kapper te worden, maar eigenlijk is alles goed. Als ik maar kan werken. Mijn man had in Sri Lanka twee restaurants. Misschien kan hij een restaurant beginnen. Of in huizen klussen, dat kan hij ook goed.”
De twee oudste kinderen zitten op een Nederlandse basisschool in Grave. Nijina trekt zowel met Nederlandse vriendinnen als met kinderen in het azc op. „Mijn buurmeisje komt uit Georgië. Haar gezin is acht jaar in Nederland en heeft ook net een verblijfsstatus gekregen. Haar moeder is een goede vriendin van mijn moeder. En ik heb ook een vriendinnetje uit Egypte.”
Eenzaam
In diverse azc’s nam Nijina deel aan kinderactiviteiten, onder meer georganiseerd door de organisatie De Vrolijkheid. Zo kreeg ze in Rotterdam dansles en nam ze deel aan creatieve activiteiten, zoals schilderen. „In de zomervakantie gingen we met De Vrolijkheid naar een strand. En we hadden ook een keer een uitstapje naar Madurodam. Toen mochten de ouders mee.”
Kashika en haar gezin kijken er naar uit om na bijna zeven jaar in azc’s te verhuizen naar een normale woning. Dat betekent niet dat alle moeilijkheden dan ineens achter de rug zijn. „Ik mis bijvoorbeeld mijn moeder en schoonmoeder en hoop hen op een dag weer te zien. Maar terug naar Sri Lanka kunnen we niet. Dat zou gevaarlijk zijn. Ik voel me hier weleens eenzaam, maar in Nederland zijn we veilig. Dat is het allerbelangrijkste.”