Een christen hoeft niet te vertrekken uit de Randstad
De Randstad is geen aantrekkelijke plek om te wonen. Dat is de eerste indruk bij de cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vrijdag publiceerde. Al voor het achtste jaar op rij is er sprake van een trek naar het platteland. Tegelijkertijd verhuizen er steeds minder mensen richting de grote stad. Zo raakte de Randstad in 2021 in totaal 22.000 inwoners kwijt.
Ook al is dat niet veel op 7 miljoen inwoners, toch is er sprake van een opvallende verandering. Mensen willen meer ruimte en vinden in de randgemeenten of in de provincie grotere huizen tegen lagere prijzen. Ze zijn de files beu en hebben in de coronaperiode gemerkt dat een deel van het werk ook op afstand kan gebeuren.
Op de lange termijn kan zo’n ontwikkeling ingrijpende gevolgen hebben. Vaak zijn het dertigplussers die het zich kunnen veroorloven om weg te trekken, meestal met hun jonge kinderen. Maar het komt de leefbaarheid van de stad in de regel niet ten goede als die vooral twintigers en zestigplussers bevat. Daar staat tegenover dat de randgemeenten en het platteland wel baat hebben bij nieuwkomers, omdat ze daardoor hun voorzieningen beter in stand kunnen houden.
De ontwikkeling die het CBS beschrijft, leidt ertoe dat de grenzen van de grote steden geleidelijk vervagen en er een randstedelijk gebied ontstaat dat uitwaaiert over het hele land. Een gunstige bijwerking van deze trend is dat de kloof tussen stad en platteland daardoor kleiner wordt. De boerenprotesten van de laatste maanden illustreren hoe diep die kloof is.
Maar er is ook een keerzijde aan deze ontwikkeling. Vanouds heeft de stad niet zo’n beste naam. Het is er druk, armoedig, mensen kijken niet naar elkaar om, de criminaliteit is hoog en je raakt er snel op het verkeerde pad.
Dat beeld is natuurlijk eenzijdig. Toch spreekt de Bijbel inderdaad niet erg positief over de stad. De eerste stedenbouwer was Kaïn; de torenbouw van Babel begon met de bouw van een stad. De hervormde theoloog dr. W. Aalders typeerde de stedeling als tegenstander van de tentbewoner. Een christen behoort als pelgrim en vreemdeling door de woestijn van deze aarde te trekken. „Wie in de stad blijft, zal sterven; maar wie er uitgaat, zal leven”, zo citeerde Aalders –enigszins vrij– de profeet Jeremia.
De zorgen en de waarschuwing van Aalders zijn terecht, maar daarmee is dit sombere beeld niet zomaar toe te passen op het stadsleven in het algemeen. God gebruikt zelfs de vergelijking met een stad als Hij spreekt over de hemel als het nieuwe Jeruzalem. En Hij spoort bij monde van diezelfde Jeremia de Joden aan om de vrede, de welvaart en de voorspoed te zoeken voor de stad en ervoor te bidden. Een christen laat de stad dus niet zomaar achter zich. Ze betalen een hoge prijs als ze omwille van gemak en gerief of vermeende veiligheid het platteland opzoeken: ze laten een lege plaats achter in de stad.